21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 509 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 november 2020

Bijgevoegd vindt u het verslag van de Raad voor Concurrentievermogen van 23 oktober 2020. Vanwege het kort voor de Raad beschikbaar komen van stukken bent u niet via een geannoteerde agenda geïnformeerd over de inzet van het kabinet. Via het verslag informeer ik u alsnog over de Nederlandse inbreng en het verloop van de Raad.

Tijdens de Raad is gesproken over het witboek buitenlandse subsidies en over maatregelen om investeringen in innovatie te stimuleren. Ook wisselden de lidstaten van gedachten over de sleuteltechnologieën van de toekomst.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

Verslag informele virtuele Raad voor Concurrentievermogen over buitenlandse subsidies en investeringen in innovatie op 23 oktober 2020

Tijdens de Raad hebben de lidstaten gesproken over het witboek buitenlandse subsidies en wisselden ze van gedachten over eventueel benodigde maatregelen om investeringen in innovatie te stimuleren. Ook is gesproken over sleuteltechnologieën.

Het Duitse voorzitterschap benadrukte het belang van een goed werkende en veerkrachtige interne markt voor een spoedig economisch herstel van de Coronacrisis en gaf aan dat hiervoor een gelijk speelveld gewaarborgd dient te worden. Alle lidstaten steunden dit. Commissaris Breton benadrukte het belang van open grenzen voor een goed werkende interne markt. Hij waarschuwde dat de Coronacrisis geen reden mag zijn om bijvoorbeeld via het sluiten van grenzen te tornen aan de fundamenten van de interne markt. Commissaris Breton gaf aan verdere integratie van dienstensector binnen de interne markt als verbeterpunt te zien. Commissaris Vestager onderstreepte de noodzaak voor eerlijke en uniforme regels voor alle bedrijven die actief zijn op de interne markt, op het gebied van staatssteun. Zij bedankte de lidstaten voor de reeds ontvangen commentaren op het witboek buitenlandse subsidies op de interne markt1.

Vrijwel alle lidstaten, waaronder Nederland, gaven aan de ontwikkeling van een instrument tegen buitenlandse subsidies te steunen. Nederland heeft in lijn met de kabinetsappreciatie aangegeven in het bijzonder voorstander te zijn van de voorgestelde modules één en drie. Lidstaten plaatsten de volgende kanttekeningen bij het witboek: (1) het instrument moet niet onnodig protectionistisch zijn en verenigbaar met internationale wetgeving zoals regels van de Wereldhandelsorganisatie (WTO); (2) de negatieve economische impact moet zoveel mogelijk beperkt worden en buitenlandse directe investeringen moeten zo min mogelijk afgeschrikt worden; (3) de administratieve lasten voor bedrijven moeten geminimaliseerd worden; en (4) er mag geen sprake zijn van onnodige regeldruk. Veel lidstaten gaven aan dat de derde module van het witboek, die ingaat op publieke aanbestedingen voor een onwenselijke toename van administratieve lasten voor bedrijven zal zorgen.

De Commissie heeft op zes oktober een inception impact assessment gepubliceerd en voert momenteel een impact assessment uit om de lastendruk waar mogelijk te kwantificeren. In reactie op de interventies van de lidstaten en de uitkomst van de consultaties, gaf Commissaris Vestager aan dat de focus vooral op module één en twee van het witboek zal liggen, terwijl er nog wordt nagedacht over de beste vorm voor module drie, omdat daar meer discussie over was. Commissaris Vestager is het met de lidstaten eens dat qua publieke aanbestedingen, eerlijke concurrentie belangrijker is dan een zo laag mogelijke prijs.

Enkele lidstaten gaven aan de noodzaak van het instrument tegen buitenlandse subsidies niet te delen of het in de huidige vorm te protectionistisch te vinden. Sommige lidstaten stelden een compensatie-instrument voor om eventuele schade, veroorzaakt door het voorgestelde instrument, voor Europese bedrijven te vergoeden.

De lidstaten spraken ook over maatregelen om investeringen in innovatie te stimuleren. Nederland gaf aan een voorstander te zijn van de ontwikkeling van Industrie-Allianties, om ons concurrentievermogen in strategische ecosystemen en waardeketens te waarborgen. Waar knelpunten worden geïdentificeerd, bijvoorbeeld op het gebied van financiering, kunnen er beschikbare instrumenten worden ingezet. Veel lidstaten gingen in hun interventie in op het IPCEI-instrument (Important Project of Common European Interest). Nederland heeft aangegeven dat het instrument niet te lichtzinnig ingezet moet worden. De noodzaak tot het inzetten van een IPCEI moet onderbouwd worden met robuuste analyse die marktfalen aantoont. Een deel van de lidstaten deelde deze lijn. Andere lidstaten gaven aan voorstander te zijn van een uitgebreider gebruik van het instrument. Veel lidstaten gaven aan dat zij mee willen doen met de op te richten IPCEI voor waterstof. Er was ook een brede oproep om het proces rondom de totstandkoming van IPCEIs transparanter en toegankelijker te maken, met name voor kleine lidstaten en het mkb. Een aantal landen onderstreepte het belang van duurzaamheid in innovatiebeleid.

De meeste lidstaten gaven aan dat kunstmatige intelligentie (AI) de belangrijkste sleuteltechnologie is voor de toekomst, met toegang tot data als grote uitdaging. Sommige lidstaten riepen op om een IPCEI voor AI op te richten. Lidstaten noemden verder waterstof, batterijen, cybersecurity, kwantum, smart health, digital innovation hubs en circulaire economie als belangrijke technologieën die nodig zijn om in de toekomst concurrerend te blijven. Europese samenwerking op deze terreinen is gewenst om zo optimaal gebruik te maken van schaalvoordelen. Nederland heeft aangegeven dat ook kwantum en photonics belangrijk sleuteltechnologieën zijn om op in te zetten. Sommige lidstaten noemden expliciet de automobielsector als innovatieve sector die nu steun nodig zou hebben. Deze lidstaten pleitten ook voor het inzetten op behoud van verwerking van kritieke grondstoffen in de EU om eenzijdige afhankelijkheid van derde landen te voorkomen. Voor het creëren van gunstige voorwaarden voor innovatie op deze terreinen werd er gepleit voor het versoepelen van staatssteunregels voor deze initiatieven, gunstige belastingregels en was er een oproep tot mogelijke soepele wetgeving voor innovatie (o.a. via Regulatory Sandboxes). Veel lidstaten gaven ook aan dat er binnen de EU een probleem is met commercialisering van nieuwe producten. Zo komen initiatieven niet uit de onderzoeksfase en verkrijgen Europese bedrijven uiteindelijk geen marktaandeel. Hiernaast riepen meerdere lidstaten op tot verder investeren in human capital en skills. Dit is belangrijk voor innovatie.

Meerdere malen werd er door lidstaten ook een oproep gedaan tot verdere modernisering van de mededingingswetgeving om te voorkomen dat de EU achter de feiten aanloopt. Dit is ook noodzakelijk om een weerbare en toekomstbestendige Europese economie te behouden en tegenwicht te kunnen bieden aan de VS en China. Commissaris Vestager en voorzitter Altmaier onderschreven deze oproep. Lidstaten noemden verder carbon leakage als groot horizontaal probleem en benadrukten de belangrijke rol van het CBAM (carbon border adjustment mechanism) in het creëren van een eerlijk internationaal speelveld. Commissaris Vestager onderschreef dit.

Het Duitse voorzitterschap sloot af met de positieve boodschap dat er veel gemeenschappelijke standpunten zijn gewisseld. Het benadrukte de noodzaak om als overheid bedrijven te helpen te excelleren en samen te zorgen dat Europa haar levensstandaard behoudt binnen de aan verandering onderhevige geopolitieke en economische verhoudingen.


X Noot
1

Kabinetsappreciatie Witboek buitenlandse subsidies op de interne markt, Kamerstuk 22 112, nr. 2902.

Naar boven