21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 474 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 februari 2020

Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), de agenda aan voor de formele Raad voor Concurrentievermogen van 27 en 28 februari 2020. Namens Nederland zal de Minister van OCW het onderdeel onderzoek bijwonen en de plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger de onderdelen interne markt en industrie.

Tijdens het onderdeel interne markt en industrie zal worden gesproken over de European Green Deal – a transition to climate neutral and circular economy, zullen mogelijk Raadsconclusies worden aangenomen over betere regelgeving en zal worden gesproken over het Europees Semester – Single Market Performance Report. Onder de diversenpunten zal worden gesproken over het werkprogramma van de Commissie 2020 (interne markt en industrie) en zal Tsjechië een terugkoppeling geven over een conferentie over de interne markt. Tijdens de informele lunch zal worden gesproken over artificial intelligence.

Tijdens het onderdeel onderzoek zal worden gesproken over een mogelijke gedeeltelijke algemene oriëntatie die zal worden bereikt over de Strategic Innovation Agenda of the European Institute of Innovation and Technology (EIT) en zal er een beleidsdebat plaatsvinden over een Strategic approach to international cooperation in R&D. Tijdens de informele lunch zal worden gesproken over het belang van onderzoek en innovatie voor de Green Deal.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

GEANNOTEERDE AGENDA

INTERNE MARKT EN INDUSTRIE

Europese Green Deal – een transitie naar een klimaatneutraal en circulaire Europese industrie

Gedachtenwisseling

Het agendapunt over de European Green Deal richt zich op de transitie naar een klimaatneutrale en circulaire Europese industrie. De Green Deal betreft een set integrale voorstellen van de Commissie op vele terreinen. Tijdens de Raad voor Concurrentievermogen (RvC) wordt het verband gelegd met de Europese industriestrategie en het circulaire actieplan die beide op 10 maart a.s. zullen worden uitgebracht. Het debat zal ingaan op hoe de doelen uit de Green Deal kunnen worden bereikt terwijl tegelijkertijd de concurrentiekracht wordt vergroot. Ook zal er worden ingegaan op de rol van de energie-intensieve industrie binnen de Green Deal.

Het kabinet verwelkomt de geïntegreerde aanpak van de Green Deal: alle sectoren moeten worden betrokken om een ambitieuze en effectieve aanpak op zowel klimaat als duurzaamheid te realiseren. Het vaststellen van concrete doelstellingen biedt langetermijnzekerheid en is een goede eerste stap. De industriestrategie en het circulaire actieplan moeten bouwstenen bevatten om te komen tot een competitieve en duurzame industrie in lijn met het bereiken van klimaatneutraliteit in 2050. In het BNC-fiche Green Deal (Kamerstuk 35 377, nr. 1) vindt u de Nederlandse inzet op de Green Deal. Hierin is onder meer het belang van de link tussen de Green Deal en de industriestrategie en het circulaire actieplan opgenomen.

De Europese Green Deal wordt over het algemeen goed ontvangen. Wel bestaat er op de onderliggende thema’s nog verdeeldheid onder de gewenste mate van ambitie van klimaat- en milieubeleid en hoe de industrie geholpen kan worden om de doelen te behalen, zonder te zorgen voor een ongelijk speelveld of weglekeffecten.

Betere regelgeving

Aannemen Raadsconclusies

Naar verwachting zullen op 27 februari Raadsconclusies worden aangenomen over Betere Regelgeving. Deze conclusies zijn vooral gericht op versterking van het beleid van de Commissie en gaan breed in op diverse aspecten, zoals impact assessments, consultaties, evaluaties, het innovatieprincipe, aandacht voor het mkb en de opvolger van het REFIT-platform, het zogenaamde Fit-for-future-platform. Ook wordt bijvoorbeeld het belang onderstreept van handhaving en implementatie en aandacht voor actuele thema’s als milieu (Green Deal-aanpak) en wordt gewezen op de eigen verantwoordelijkheid van de Raad als het gaat om het maken van impact assessments van substantiële amendementen.

De conclusies bouwen voort op eerdere Raadsconclusies – ook de conclusies die in 2016 onder Nederlands voorzitterschap zijn aangenomen. De tekst die momenteel op tafel ligt kan naar verwachting door een grote meerderheid van lidstaten worden gesteund. De discussie in de onderhandelingen spitst zich toe op twee onderwerpen: in de eerste plaats de door de Commissie aangekondigde invoering van een OIOO-systeem en in de tweede plaats de rol en positie van de RSB.

Het OIOO-systeem houdt volgens de Commissie in dat elke voorgestelde maatregel die voor een bepaalde toename van de regeldruk zorgt op het zelfde beleidsterrein door de Commissie zal worden gecompenseerd met een voorgestelde maatregel die zorgt voor een overeenkomstige vermindering van regeldruk. Het is nog niet geheel bekend hoe de Commissie OIOO zal vormgeven, wanneer de Commissie dit zal bekend maken en of er dan nog ruimte is voor lidstaten om invloed te hebben. Nederland heeft er succesvol voor gepleit om op te nemen dat OIOO hand in hand moet gaan met een kwalitatieve aanpak, gericht op dialoog met belanghebbenden en maatregelen die merkbaar effect hebben.

De conclusies gaan ook in op de rol van de Regulatory Scrutiny Board en sluiten aan bij de Nederlandse inzet. De Raad roept de Commissie op om de onafhankelijkheid van de RSB te versterken en om het mandaat van de RSB te vergroten. Daarbij wordt ook verwezen naar de bevindingen van de Europese Rekenkamer1.

Europees semester – interne markt prestatierapport

Gedachtewisseling

Op de agenda staat een debat over het Single Market Performance Report. Omdat de interne markt steeds belangrijker onderdeel van het Europees Semester wordt is er voor gekozen om de interne markt een apart rapport te geven en de interne markt meer aandacht te geven in de landspecifieke aanbevelingen.

Het rapport onderscheidt het economische belang van de interne markt. Hiernaast legt het rapport de nadruk op het belang van mededinging, duurzaamheid en digitalisering voor de interne markt. Dit zijn prioriteiten van de Europese Commissie (EC) en worden door het rapport ook aan de interne markt gelinkt. De EC markeert de relatie tussen mededinging en interne markt en het belang van effectieve concurrentie. Het thema duurzaamheid in relatie tot de interne markt is relatief nieuw. De EC heeft daar nog niet uitgebreid naar gekeken, maar wil dat wel doen de komende tijd. Digitaal is een belangrijk onderdeel van het rapport, omdat het essentieel is voor de «performance» van de interne markt.

Het Performance Report is onderdeel van een breder pakket aan studies en aanbevelingen dat dit jaar zal worden gepresenteerd, en waarin de interne markt een meer prominente rol zal spelen. Zo zullen de landspecifieke aanbevelingen dit voorjaar specifiek aandacht hebben voor de interne markt.

Nederland zet zich actief in voor zowel het versterken van de interne markt, als het effectiever maken van het Europees Semester. Vanuit de interne markt wordt het rapport dan ook verwelkomd, maar wordt wel de kanttekening geplaatst dat er meer nodig is om er daadwerkelijk voor te zorgen dat belemmeringen op de interne markt worden aangepakt. Dit rapport, en de vervolgrapporten hierop, zullen dus concreter moeten worden in het analyseren van de aanwezige belemmeringen en aan te bevelen beleidsopties.

Diversenpunten

Onder de diversenpunten zal worden gesproken over het werkprogramma van de Commissie in relatie tot de interne markt en industrie en zal Tsjechië een terugkoppeling geven over een conferentie over de interne markt die onlangs in Tsjechië heeft plaatsgevonden.

ONDERZOEK

Europees Instituut voor Innovatie en Technologie

Gedeeltelijke algemene oriëntatie/voortgangsrapportage

Het voorzitterschap beoogt in de Raad tot een deelakkoord te komen over de strategische innovatieagenda (SIA) van het Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT), voor de periode 2021–2027. Over de EIT-verordening (herschikking) is in november 2019 reeds een deelakkoord bereikt. De SIA is een concretere uitwerking van de verordening, vooral op strategisch en budgettair gebied.

Veel lidstaten spreken zich positief uit over de toegevoegde waarde van de EIT en de Kennis- en Innovatiegemeenschappen (KIG’s) voor het versterken van het innovatief vermogen van Europa. Er is echter een aantal punten waar de lidstaten niet op een lijn zitten. Ten eerste zullen de EU-13 landen, en enkele andere lidstaten die nu beperkt meedoen in de KIG’s, aansturen op het oormerken van middelen ten behoeve van het verbreden van de deelname van deze landen aan de KIG’s. Andere lidstaten hebben zich juist ingezet voor het verminderen van geoormerkte budgetten. Ten tweede zal de economische verduurzaming van de KIGs ter discussie staan; na 15 jaar stopt de basisfinanciering van de KIG. Enkele lidstaten willen dat het mogelijk is voor de KIG’s om in competitie middelen te verwerven voor specifieke activiteiten. Andere lidstaten willen dat de financiering na 15 jaar volledig stopt. Ten derde stelt de Commissie een nieuw instrument voor om de innovatiecapaciteit van hoger onderwijsinstellingen te vergroten. Omdat de onderbouwing van dit instrument nog onvoldoende uitgewerkt is, zetten enkele landen in op een pilot met een klein budget. Tot slot is er geen overeenstemming over de invulling en startdatum van twee nieuwe KIG’s. In het huidige voorstel voor de SIA start een nieuwe, negende, KIG in 2023, op het thema «Cultuur en Creatieve Sector». In 2026 zou een tiende KIG moeten starten op het thema «Water, Marine en Maritiem». Veel lidstaten maken bij de tiende KIG een voorbehoud totdat er meer duidelijkheid is over het budget voor het EIT onder Horizon Europe.

Nederland steunt de grondgedachte achter de oprichting van het EIT en stelt zich in de onderhandelingen over het EIT-voorstel derhalve constructief op, langs de lijnen van het BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 2821). Wat betreft de bovengenoemde discussiepunten vindt Nederland dat bij het toekennen van middelen binnen Horizon Europe excellentie en impact de leidende criteria dienen te zijn en dat de autonomie van het EIT niet in het geding mag komen. Ten tweede vindt Nederland het belangrijk dat de KIG’s na 15 jaar in competitie financiering kunnen verwerven voor niet-marktconforme activiteiten, zoals onderwijs. Ten derde steunt Nederland het door de Commissie voorgestelde instrument voor het versterken van de innovatiecapaciteit van hoger onderwijsinstellingen, maar is van mening dat een kleine pilot beter past, waarna bij succes kan worden uitgebreid. Tot slot is Nederland in principe voorstander van nieuwe KIG’s, in het bijzonder de te starten KIG in 2023 op het terrein van «Cultuur en Creatieve Sector». Deze sector is van belang voor het kennis- en innovatievermogen van Nederland. Ook komt uit de impactstudie van de Europese Commissie naar voren dat er duidelijk een Europese toegevoegde waarde is om een KIG op dit thema te starten. Nederland heeft zich in de discussies niet expliciet uitgesproken over het thema voor een tweede nieuwe KIG, omdat er nog onduidelijkheid is over de beschikbare budgetten. Nederland kan er wel mee akkoord gaan als de KIG «Water, Marine en Maritiem» onderdeel uitmaakt van het deelakkoord, omdat dit aansluit op de Nederlandse expertise en ook bijdraagt aan de maatschappelijke uitdagingen op dit vlak.

Strategische benadering voor internationale samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie

Beleidsdebat

De Raad zal debatteren over internationale samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie. Dit beleidsdebat biedt de mogelijkheid aan lidstaten om van gedachten te wisselen over hoe de EU zou moeten samenwerken met derde landen. Het geeft ook richting aan de nog te starten onderhandelingen over internationale samenwerking in de verordening van Horizon Europe. Ten tijde van het schrijven van deze agenda heeft het voorzitterschap nog geen discussiestuk gedeeld.

Nederland zal interveniëren langs de lijn dat het in beginsel positief tegenover samenwerking vanuit de EU met derde landen staat en goede ervaringen heeft met het betrekken van excellente partijen buiten de Europese Unie in de samenwerking binnen Horizon 2020 en haar voorgangers. Zeker in het kader van het oplossen van mondiale maatschappelijke uitdagingen is internationale samenwerking belangrijk. Nederland is wel van mening dat samenwerking moet plaatsvinden op basis van wederkerigheid, excellentie en impact. Hierbij dient er ook een goede balans te zijn tussen onder andere openheid versus veiligheidsoverwegingen en overwegingen met betrekking tot concurrentievermogen.

De meeste lidstaten moeten, met betrekking tot Horizon Europe, hun positie over internationale samenwerking nog bepalen. Dit beleidsdebat biedt naar verwachting ook meer inzicht in dit krachtenveld. Wel is al duidelijk dat de EU13-lidstaten, met betrekking tot Horizon Europe, van mening zijn dat de aandacht eerst moet gaan naar het dichten van de innovatiekloof binnen Europa in plaats van naar internationale samenwerking en daarmee de associatie van derde landen bij Horizon Europe.

Naar boven