21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 376 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 mei 2016

Hierbij stuur ik uw Kamer, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de geannoteerde agenda voor de Raad voor Concurrentievermogen (RvC) die 26 en 27 mei aanstaande plaatsvindt in Brussel. De Raad bestaat uit een deel over de interne markt en industrie, een deel over ruimtevaart (beide 26 mei in de middag en avond) en een deel over onderzoek (27 mei).

De informele lunch op 26 mei staat in het teken van de digitale interne markt, waarbij ook de telecomministers zullen worden uitgenodigd. Deze lunch zal kort worden teruggekoppeld in de Raad in het kader van het «mainstreamen» van het concurrentievermogen.

Tijdens het deel over de interne markt en industrie op 26 mei hoopt de Raad tot een algemene oriëntatie te komen over portabiliteit. De Commissie zal voorts de «check-up» van het concurrentievermogen presenteren, waarna de Raad hierover van gedachten zal wisselen. De Raad voert een debat over betere regelgeving en is tevens voornemens conclusies over dit onderwerp aan te nemen. Op verzoek van een aantal lidstaten zal de stand van zaken over de herziening van de detacheringsrichtlijn worden geagendeerd.

Onder het agendapunt diversen zal de Commissie de Raad mogelijk informeren over het E-Commerce pakket, wat zij waarschijnlijk de dag voor de Raad presenteert. Daarnaast informeert het voorzitterschap de Raad kort over de kwantum Europe conferentie, die op 17 en 18 mei in het kader van het voorzitterschap wordt georganiseerd. Op verzoek van een aantal lidstaten zal de Raad worden geïnformeerd over een gezamenlijk project van die lidstaten over High Performance Computing. Tevens zal Polen kort stil staan bij de Friends of the Industry-bijeenkomst in april van dit jaar.

Het ruimtevaartdeel van de Raad zal op 26 mei van gedachten wisselen over het stimuleren van het gebruik van ruimtevaartdata.

Tijdens het onderzoeksdeel op 27 mei is de Raad voornemens op drie thema’s conclusies aan te nemen over het Zevende Kaderprogramma en een blik op de toekomst: (1) investeringen in onderzoek en innovatie voor groei, banen en het oplossen van maatschappelijke uitdagingen, (2) onderzoeks- en innovatievriendelijke regelgeving en (3) de transitie naar een open science systeem. Over dat laatste onderwerp zal de Raad ook een debat voeren.

Onder het agendapunt diversen zal gesproken worden over de update van de ESFRI Roadmap en de European Innovation Council. Het Nederlandse voorzitterschap organiseert geen lunchdiscussie tijdens het onderzoeksdeel van de Raad en de Commissie maakt van die gelegenheid gebruik om een ministeriële bijeenkomst te organiseren over de Europese Onderzoeksruimte.1

Tijdens de Raad zal het aankomende Slowaakse voorzitterschap de Raad informeren over de prioriteiten in de tweede helft van 2016.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

INTERNE MARKT EN INDUSTRIE

Verordening Portabiliteit

Algemene oriëntatie

De Raad is voornemens tot een algemene oriëntatie te komen over het voorstel voor een Verordening betreffende de grensoverschrijdende portabiliteit van online-inhoudsdiensten in de interne markt (hierna: Verordening Portabiliteit).2

Op 9 december 2015 heeft de Commissie een Mededeling getiteld «Naar een modern, meer Europees auteursrecht kader» vastgesteld. Uw Kamer heeft hierover een BNC fiche ontvangen.3 De Commissie stelt in deze Mededeling een geleidelijke aanpak voor om belemmeringen weg te nemen voor grensoverschrijdende verspreiding van (en toegang tot) online content. Deze Mededeling betreft één van de onderdelen van de Digitale Interne Markt Strategie. Als eerste stap heeft de Commissie ook op 9 december jl. in dit kader een voorstel voor een Verordening Portabiliteit voorgelegd aan de lidstaten. Dit voorstel zorgt ervoor dat consumenten, die zich hebben geabonneerd op online content diensten of deze hebben aangeschaft, ook toegang tot deze diensten hebben wanneer zij tijdelijk in een andere lidstaat verblijven. Dit maakt het bijvoorbeeld mogelijk dat Nederlandse abonnees van Netflix in België toegang kunnen krijgen tot de Nederlandse Netflix-catalogus.

De onderhandelingen over dit voorstel zijn onder Nederlands voorzitterschap aangevangen en verlopen tot dusverre voorspoedig. De onderhandelingen spitsten zich toe op een verdere verduidelijking van de term «lidstaat van gewoonlijk verblijf» van de consument en de verificatie daarvan door de dienstverlener.

Het compromisvoorstel van het Nederlands voorzitterschap voor een portabiliteitsverordening zal worden besproken. Naar het zich laat aanzien zal de verdere discussie zich toespitsen op de vraag of de notie «tijdelijk verblijf in een andere lidstaat» ook nog nader moet worden ingekleurd. Een klein aantal lidstaten stelt zich op het standpunt dat nadere inkleuring inderdaad nodig is en dat men daarvoor, ten nadele van de praktische toepasbaarheid door dienstverleners en het gebruiksgemak van consumenten, zelfs op limitering door middel van een gefixeerd aantal dagen is aangewezen. Het Europees Parlement moet zijn positie nog bepalen.

Competitiveness check-up

Gedachtewisseling

Sinds oktober 2015 is de zogenaamde «check-up» van het concurrentievermogen een vast agendapunt op de Raad. Hier schetst de Commissie een beeld van de ontwikkeling van het Europese concurrentievermogen op basis van een aantal indicatoren. De Commissie heeft in voorgaande Raden voorafgaand aan de Raad geen, of slechts zeer kort van te voren inhoudelijke informatie over de presentatie verstrekt, om daarmee een spontaan en interactief debat te stimuleren. Voor de aankomende Raad heeft de Commissie aangegeven het thema productiviteit van diensten te willen bespreken, maar daar nog geen verdere toelichting op gegeven.4

Mainstreaming Competitiveness

Presentatie van het voorzitterschap

De informele lunchdiscussie op 26 mei staat in het teken van de digitale interne markt, waarbij ook de Telecomministers zullen worden uitgenodigd. Deze lunch zal kort worden teruggekoppeld in de Raad in het kader van het «mainstreamen» van het concurrentievermogen. Er zal ook kort worden stil gestaan bij de in Coreper reeds afgestemde Raadsconclusies over het pakket «digitale eengemaakte markttechnologieën en modernisering van overheidsdiensten».

Betere regelgeving

Het voorzitterschap wil een jaar na het verschijnen van de Commissiemededeling «Betere regelgeving voor betere resultaten» met de Raad – in aanwezigheid van eerste vicevoorzitter van de Commissie Timmermans – een debat voeren over wat inmiddels is bereikt en welke uitdagingen er nog liggen op het terrein van betere regelgeving. Daarbij zal de Raad in dit debat stil staan bij het thema toekomstbestendige en innovatievriendelijke regelgeving.

Nederland heeft de Commissiemededeling van 19 mei 2015 verwelkomd als een ambitieuze en vernieuwende bijdrage aan de Europese agenda voor betere regelgeving. De Commissie wil hiermee onder andere komen tot versterking van evaluaties en effectbeoordelingen gedurende het gehele wetgevingsproces, meer aandacht voor de positie van het mkb en een betere consultatie van belanghebbenden. Sinds het uitkomen van de mededeling zijn de eerste resultaten zichtbaar. Zo is het zogenaamde REFIT platform ingesteld, waarin stakeholders en lidstaten vertegenwoordigd zijn en dat concrete suggesties voor het verbeteren van regelgeving aanreikt aan de Commissie. Ook is de Regulatory Scrutiny Board ingesteld, die de impact assessments van de Commissie kwalitatief toetst. Een ander belangrijk voorstel uit het pakket, een Interinstitutioneel Akkoord Betere Wetgeving (IIA)5, is op 13 april 2016 door Raad, Commissie en Europees Parlement getekend. In het IIA staan afspraken over programmering, instrumenten voor betere regelgeving, gedelegeerde handelingen en vereenvoudiging van regelgeving. Het is nu aan de Europese instellingen om deze afspraken te implementeren.

Het Nederlandse standpunt over de eerder genoemde Commissiemededeling is verwoord in het BNC-fiche.6 Nederland heeft hierin aangegeven veel waarde te hechten aan toekomstbestendige regelgeving, waarbij rekening wordt gehouden met de effecten op het Europese concurrentievermogen, innovatievermogen en de (digitale) interne markt, juist om de interne markt te laten profiteren van economische en maatschappelijke kansen die nieuwe techniek biedt.

Naast het beleidsdebat is de Raad voornemens conclusies over betere regelgeving aan te nemen. Zo worden Commissie en lidstaten opgeroepen concrete stappen te verkennen ten aanzien van toekomstbestendige en innovatievriendelijke regelgeving, bijvoorbeeld door gebruik te maken van digitale hulpmiddelen en experimenteerruimte. Ook wordt de Commissie gevraagd in de eerste helft van 2017 de resultaten van kwantificering van de vermindering van de regeldruk van de maatregelen in het REFIT programma te presenteren. Daarnaast wordt de Commissie opgeroepen om het voorwerk te doen om invoering in 2017 van reductiedoelstellingen in specifieke sectoren of op specifieke terreinen, bijvoorbeeld relevant voor het mkb en/of voor innovatie, mogelijk te maken. Tot slot benadrukken de concept-conclusies het belang van het consistent meenemen van de impact van wetgeving op het mkb in de effectbeoordeling (think small first-principe).

Nederland neemt met enkele andere lidstaten het voortouw in het betere regelgevingsdossier. Dit zijn met name het Verenigd Koninkrijk en Duitsland, maar ook wordt vaak samengewerkt met landen als Litouwen, Polen, Slovenië, Tsjechië, Denemarken, Zweden, Finland, Slowakije, Ierland, Italië en Kroatië.

Herziening detacheringsrichtlijn

Toelichting stand van zaken door het voorzitterschap

Het voorzitterschap zal de Raad informeren over de stand van zaken met betrekking tot de herziening van de detacheringsrichtlijn 96/71/EC. Om de werking van de detacheringsrichtlijn te verbeteren is in 2014 de handhavingsrichtlijn 2014/67/EU aangenomen. Op 8 maart heeft de Commissie een voorstel gepubliceerd om de detacheringsrichtlijn te herzien.7 Het voorstel heeft als doel het vrij verkeer van diensten te bevorderen door onduidelijkheid over de toepasselijke arbeidsvoorwaarden weg te nemen, een gelijk speelveld te creëren en oneigenlijke verdringing (verdringing van binnenlands arbeidsaanbod puur op basis van loonkostenverschillen) tegen te gaan. Op een competitieve interne markt moet volgens de Commissie voornamelijk geconcurreerd worden op basis van de kwaliteit van dienstverlening, productiviteit en innovatie. Door concurrentie op loonkosten te beperken, volgens het principe gelijk loon voor gelijk werk op dezelfde plaats, wil de Commissie dit bevorderen.

De Poolse en Hongaarse delegatie, gesteund door een klein aantal andere lidstaten, hebben om behandeling van het richtlijnvoorstel op de Raad gevraagd. Zij zijn van mening dat de huidige handhavingsrichtlijn voldoende mogelijkheden biedt om oneigenlijk gebruik en misbruik van het vrij verkeer van diensten tegen te gaan. De implementatieperiode van de handhavingsrichtlijn (van deze detacheringsrichtlijn) loopt op 18 juni 2016 af. Samen met een aantal andere lidstaten vrezen Polen en Hongarije dat de beperking van concurrentie op loonkosten hun concurrentiepositie benadeelt. Andere landen daarentegen, waaronder Nederland, steunen het voorstel omdat het oneigenlijk gebruik van het vrij verkeer van diensten tegen gaat.

Nederland steunt het voorstel voor de herziening van de detacheringsrichtlijn en ziet arbeidsmobiliteit binnen Europa als een essentieel onderdeel van de Europese integratie. Nederland vindt het daarom van belang dat dit in goede banen wordt geleid. Het kabinet juicht toe dat het voorstel verduidelijkt welke beloningselementen in detacheringsituaties van toepassing zijn en een gelijk speelveld voor bedrijven bevordert. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is eerstverantwoordelijk en heeft uw Kamer eerder over het kabinetsstandpunt middels een BNC-fiche geïnformeerd.8 De EPSCO-raad is de vakraad waarin over dit voorstel onderhandeld wordt.

RUIMTEVAART

Het stimuleren van het gebruik van ruimtevaartdata

Gedachtewisseling

De Raad zal tijdens het ruimtevaartdeel van gedachten wisselen over het stimuleren van het gebruik van ruimtevaartdata. Het doel hiervan is tweeledig. Enerzijds is het bedoeld om het gebruik van ruimtevaartdata, met name afkomstig van de Europese Ruimtevaartprogramma’s Copernicus (aardobservatie) en Galileo (satellietnavigatie), te stimuleren en daarbij eventuele barrières die daarvoor nog in de weg staan te identificeren. Dit leidt mede tot bewustwording van de mogelijkheden bij lidstaten die nog weinig gebruik maken van satellietdata.

Anderzijds wil Nederland met dit debat politieke richting geven aan de Europese ruimtevaartstrategie waar de Commissie op dit moment aan werkt en waarvan de verwachting is dat deze in de tweede helft van 2016 wordt uitgebracht.

Het onderwerp betere benutting van satellietdata wordt met de (verdere) operationalisering van Copernicus en Galileo steeds belangrijker, maar blijkt in de praktijk niet vanzelf te gaan. De Commissie vindt dit ook een belangrijk onderwerp om in Raadskader te bespreken, zeker met het oog op de door hen aangekondigde Europese ruimtevaartstrategie. Verder sluit het onderwerp goed aan bij het Nederlandse Ruimtevaartbeleid zoals geformuleerd in de Nota Ruimtevaartbeleid 2014–2020.9

Nederland is van mening dat een optimale benutting van de (op korte termijn) beschikbare ruimtevaartdata zal leiden tot meer economisch en maatschappelijke rendement op gedane investeringen in de ruimtevaart. Daarnaast zal het meerwaarde hebben voor de gehele EU, bijvoorbeeld op het gebied van dienstverlening door overheden, alsmede bij het voldoen aan monitorings- en inspectieverplichtingen.

In het voortraject van de Raad bleek dat vrijwel alle lidstaten dit voorzitterschaps- initiatief expliciet omarmen en dat het beter benutten van ruimtevaartdata een specifieke toepassing is binnen het Ruimtevaartbeleid die ook voor kleinere lidstaten, die niet op alle facetten van het ruimtevaartbeleid specifiek beleid voeren, grote meerwaarde heeft. Tijdens de Raad wordt er verder een boekje gepresenteerd met door de lidstaten zelf aangedragen initiatieven op het gebied van de betere benutting van satellietdata.

ONDERZOEK

Het Zevende Kaderprogramma en een blik op de toekomst: investeringen in onderzoek en innovatie voor groei, banen en het oplossen van maatschappelijke uitdagingen

Aanname Raadsconclusies

De Raad is voornemens conclusies aan te nemen over het belang van investeren in onderzoek en innovatie, aan de hand van de ex post evaluatie van het Zevende EU-Kaderprogramma.10 Deze conclusies zijn een vervolg op het debat dat hierover heeft plaatsgevonden tijdens de informele bijeenkomst van onderzoeks- en innovatieministers in Amsterdam, op 27 januari jl.11

De concept-conclusies bevestigen grensoverschrijdende samenwerking, excellentie en impact als de belangrijkste uitgangspunten van EU-Kaderprogramma’s. Er wordt opgeroepen om gezamenlijk te werken aan kwantitatieve en kwalitatieve methodes om de impact van investeringen in onderzoek en innovatie op economische groei en maatschappelijke vooruitgang te kunnen meten. Daarnaast wordt in de conclusies opgeroepen de synergie tussen Horizon 2020 en andere Europese fondsen en beleidsterreinen te bevorderen en daarmee EU-meerwaarde te maximaliseren. Ook wordt de verdere vereenvoudiging van EU-Kaderprogramma’s aangemoedigd en wordt de nieuwe roadmap van het Europese Strategie Forum voor Grootschalige Onderzoeksfaciliteiten (ESFRI) verwelkomd.

De Raad onderstreept met deze conclusies dat het EU-Kaderprogramma voor onderzoek en innovatie een belangrijk instrument is om de Europese Onderzoeksruimte te realiseren en impact te hebben op wetenschap, samenleving en de economie. Daarnaast is op verzoek van een groot aantal lidstaten in de tekst aandacht voor een goede balans tussen grote en kleine projecten in EU-Kaderprogramma’s en tussen onderzoeksubsidies en financiële instrumenten, zoals leningen. De verwachting is dat onder de lidstaten consensus zal zijn over de conclusies.

Onderzoeks- en innovatievriendelijke wet- en regelgeving

Aanname Raadsconclusies

De Raad beoogt conclusies aan te nemen over onderzoeks- en innovatie- vriendelijke wet- en regelgeving voor een goed investerings- en- vestigingsklimaat. Wet- en regelgeving die onderzoek en innovatie bevordert, is essentieel in de context van snelle technologische en digitale ontwikkelingen en het oplossen van maatschappelijke uitdagingen. Europa moet aantrekkelijk zijn en blijven voor onderzoekers, innovatieve bedrijven en investeerders om te zorgen voor maximale impact van investeringen in onderzoek en innovatie.

De concept-conclusies zijn een vervolg op het debat dat tijdens de informele bijeenkomst van Ministers van onderzoek en innovatie op 27 januari jl. gevoerd is. Aan de basis van de discussie stond het in december 2015 verschenen Staff Working Document van de Europese Commissie «Better regulations for innovation-driven investment at EU level».12 De concept-conclusies benadrukken het belang van toekomstbestendige wet- en regelgeving en roepen Europa op om bij toekomstig beleid en regelgeving meer rekening te houden met de impact op onderzoek en innovatie. Daarnaast roepen zij op om belemmeringen voor innovatie in bestaande regelgeving aan te pakken middels de door de Commissie voorgestelde Innovation Deals. Deze zijn geïnspireerd door de Nederlandse Green Deal aanpak. Tot slot volgt de uitnodiging om te verkennen of een Europees start-up visum van Europese toegevoegde waarde kan zijn voor een beter Europees vestigingsklimaat.

Het doel van de concept-conclusies is om nieuwe ontwikkelingen vanuit innovatieve bedrijven, inclusief het mkb, en onderzoeksinstellingen te bevorderen en daarmee ook bij te dragen aan groei, banen en het oplossen van maatschappelijke uitdagingen. De concept-conclusies vormen hiermee een nadrukkelijk bijdrage aan de «Better Regulation»-agenda van eerste vicevoorzitter van de Europese Commissie Frans Timmermans. De lidstaten steunen de agendering en maatregelen om dit onderwerp op Europees en lidstaten niveau een stap verder te brengen. Hierbij benadrukten lidstaten onder andere dat wet- en regelgeving technologieneutraal moet zijn. Er is onder de lidstaten naar verwachting overeenstemming over de concept-conclusies.

De transitie naar een open science systeem

Aanname Raadsconclusies en beleidsdebat

De Raad beoogt conclusies aan te nemen over de transitie naar een open science-systeem. Aansluitend hierop zal de Raad discussiëren over de concrete stappen die genomen moeten worden om die transitie te laten slagen.

Open science is de verzamelterm voor de grote veranderingen in onderzoek en wetenschap, waaronder het steeds opener worden van deze terreinen. Dit gebeurt als gevolg van de snelle groei van de hoeveelheid data, de steeds verdere digitalisering, de globalisering van de wetenschappelijke gemeenschap en de steeds grotere vraag vanuit de samenleving om concreet bij te dragen aan oplossingen voor de maatschappelijke uitdagingen van onze tijd. Open science verandert de manier waarop onderzoekers werken, en de manier waarop we wetenschap moeten organiseren.

Voor Nederland is een goede bijdrage aan de transitie naar open science belangrijk, waarbij met name Open Access voor wetenschappelijke publicaties en optimaal hergebruik van onderzoeksdata prioriteiten zijn. De voorliggende concept-conclusies zijn gebaseerd op onder andere de resultaten van begin 2015 van een publieke consultatie van de Commissie over dit onderwerp, en op de resultaten van de begin april 2016 in Amsterdam gehouden voorzitterschapsconferentie «Open Science – From Vision to Action». In de concept-conclusies, waar naar verwachting consensus over zal bestaan, stellen de lidstaten hun gezamenlijke politieke doelen en bijdragen daaraan vast. Daarnaast roepen de conclusies op tot een gezamenlijke aanpak van stakeholders, Commissie en lidstaten en wordt afgesproken op gezette tijden gezamenlijk vinger aan de pols te houden.

Het beleidsdebat zal zich vervolgens richten op de uitwerking van deze gezamenlijke aanpak en het verder brengen van de gestelde doelen. De Commissie zal de oprichting aankondigen van een Open Science Policy Platform, waarin de stakeholders hun aanpak kunnen gaan coördineren en waarin tevens de acties uit de «Amsterdam Call for Action» die de voorzitterschapsconferentie heeft opgeleverd en eerdere internationale initiatieven concreet zullen worden uitgewerkt. Er zal tijdens het debat onder andere gesproken worden over de betrokkenheid van de lidstaten bij dit platform. Op verzoek van een aantal lidstaten is deze betrokkenheid ook in de Raadsconclusies gewaarborgd. Ook zullen de lidstaten uitgedaagd worden om in te brengen wat voor hen de belangrijkste punten zijn om de transitie te ondersteunen. De inzet van Nederland daarbij is om zo veel mogelijk het politiek momentum en de brede consensus om te zetten in concrete acties door stakeholders, Commissie en lidstaten voor het bereiken van de afgesproken doelen.


X Noot
2

COM (2015) 627

X Noot
3

Kamerstuk 22 112, nr. 2054

X Noot
4

Voor de goede orde meld ik, dat wanneer het Europees Parlement (vooralsnog) geen rol heeft op een agenda onderwerp, het Europees Parlement niet apart wordt benoemd in deze geannoteerde agenda.

X Noot
5

Kamerstuk 22 112, nr. 1984

X Noot
6

Kamerstuk 22 112, nr. 1983

X Noot
7

COM/2016/128

X Noot
8

Kamerstuk 34 439, nr. 2

X Noot
9

Kamerstuk 24 446, nr. 55

X Noot
10

Doc. 5475/16 + ADD 1–5

X Noot
11

Kamerstuk 21 501, nr.370

X Noot
12

SWD (2015) 298 final

Naar boven