21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 309 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 mei 2013

Hierbij stuur ik u, mede namens de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het verslag van de informele Raad voor Concurrentievermogen die op 2 en 3 mei plaatsvond in Dublin. De Raad bestond uit een onderzoeksdeel (2 mei) en een deel over interne markt en industrie (3 mei).

Vanwege het informele karakter van deze Raad heeft een vrije gedachtewisseling plaatsgevonden zonder besluitvorming.

Het overkoepelende thema van de Raad was «Innovatieve wegen naar banen en groei». Tijdens het onderzoeksdeel wisselde de Raad van gedachten over de wijze waarop investeringen in onderzoek kunnen bijdragen aan werkgelegenheid, economische groei en de maatschappij in het algemeen. Tijdens het onderdeel over de interne markt en industrie boog de Raad zich over het belang van het midden- en kleinbedrijf (mkb) voor het Europese concurrentievermogen. De Raad heeft ook informeel van gedachten gewisseld over de lidstaatcontracten in het kader van het Europees Semester.

Het lunchonderwerp van het onderzoeksdeel was optimalisering van het innovatie-ecosysteem. Tijdens de lunch van het deel over interne markt en industrie werd gesproken over de uitdagingen voor auteursrecht in het digitale tijdperk.

De minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

ONDERZOEK

Bijdrage van onderzoeksinvesteringen aan werkgelegenheid, economische groei en de maatschappij in het algemeen

Voorafgaand aan de bijeenkomst was er een informele lunch. Deze was gewijd aan optimalisatie van het innovatie-ecosysteem. Er was een presentatie van de conclusies van een tijdelijke «High Level Group on Innovation Policy Management», die tijdens de Raad van 6 december 2011 is aangekondigd door het toenmalige Poolse voorzitterschap. Deze groep bestond uit diverse afgevaardigden uit het bedrijfsleven en de wetenschap. In de korte discussie die volgde kwam onder andere het langetermijnbelang aan de orde van investeringen in onderzoek en innovatie. Deze moeten op peil blijven. Onderzoek dat overheden financieren, van fundamenteel tot toegepast onderzoek, dient bovendien van hoge kwaliteit te zijn.

In de plenaire sessie over de optimalisatie van het innovatie-ecosysteem benadrukte de Ierse minister Sherlock namens het voorzitterschap het belang van innovatie voor groei, werkgelegenheid en welvaart. Ook stelde hij voor de informele Raad te benutten om te komen tot een akkoord over «Horizon 2020».Hij verwelkomde vervolgens de gastsprekers die ieder hun visie presenteerden op de positieve effecten van investeringen in onderzoek op werkgelegenheid, economische groei en de maatschappij in het algemeen.

Eurocommissaris voor Onderzoek en Innovatie Máire Geoghegan-Quinn sprak over haar ambitie om het nieuwe Europese onderzoek- en innovatieprogramma «Horizon 2020» maximale impact te laten hebben. Het programma moet gaan over de volle breedte van het onderzoeks- en innovatielandschap, van fundamenteel tot toegepast onderzoek. Daarvoor moet het programma wel eenvoudiger worden. Er dienen scherpere keuzes te worden gemaakt en er moet meer interdisciplinair gewerkt worden. Ook is het van belang dat het mkb beter wordt betrokken. De Commissaris riep op tot tijdige besluitvorming, zodat het programma begin 2014 van start kan.

Vanuit het perspectief van een onderzoeksorganisatie benadrukte Fergus Shanahan van University College Cork het belang van multidisciplinaire onderzoeksteams. Dergelijke vormen van samenwerking hebben een positieve impact op de ontwikkeling van sociaal, menselijk en economisch kapitaal. Martin Curley, directeur van Intel Labs Europe, beschreef de ontwikkeling van «open innovatie 2.0» waarbij organisaties in een netwerkecosysteem met elkaar samenwerken. Door met het hele netwerk, inclusief de gebruikers, samen te werken, kunnen ideeën ook echt geïmplementeerd en door de markt overgenomen worden. Als laatste gastspreker benoemde Kai Engel van het bedrijf A.T. Kearney het belang van een duidelijke innovatiestrategie binnen organisaties, die ervoor zorgt dat investeringen in onderzoek en ontwikkeling ook daadwerkelijk tot resultaat leiden. Met name bij het mkb ontbreekt de capaciteit daarvoor en zou de overheid volgens hem een rol moeten spelen.

Vervolgens werd in parallelle sessies gesproken over drie aspecten van het innovatie-ecosysteem, waarvan de resultaten plenair werden teruggekoppeld.

Nederland nam deel aan de sessie over optimalisatie van de rol en de bijdrage van fundamenteel onderzoek aan het Europese concurrentievermogen en de maatschappij in het algemeen. Daarin werd door alle aanwezigen geconcludeerd dat de hoge kwaliteit van onderzoek voorop moet staan, zowel bij nieuwsgierigheidgedreven als doelgericht onderzoek. Onderzoek kent veelal doelen op de langere termijn, snelle resultaten zijn er niet altijd. Impact is ook niet altijd goed meetbaar en daardoor soms lastig op waarde te schatten. Om impact te maximaliseren moeten goede verbindingen worden gelegd tussen verschillende velden, zoals onderzoek, bedrijfsleven en onderwijs, waarbij communicatie tussen de partijen van belang is. Ook open access van wetenschappelijke publicaties heeft daarin een belangrijke rol. Deze inbreng van Nederland werd breed gedeeld. De aanwezigen waren het er voorts over eens dat universiteiten autonoom moeten kunnen opereren. Overheden moeten niet te veel bepalen op welke onderzoeksthema’s zij zich richten. Extra nadruk werd gelegd op het via onderwijs stimuleren van kritisch denken.

In de terugkoppeling van de sessie over behoud van het mondiale concurrentievermogen van de Europese industrie, onder andere door de ontwikkeling en toepassing van de sleuteltechnologieën, werd vooral het belang van samenwerking tussen universiteiten, onderzoeksinstellingen en industrie als factor geïdentificeerd.

De terugkoppeling van de derde sessie bevestigde het belang van versterking van het innovatievermogen van het mkb. Tegelijkertijd werd vastgesteld dat het mkb zeer divers is en er daarom maatwerk nodig is. De Europese Commissie kan helpen door de uitwisseling van best practices te stimuleren en hulpmiddelen in te zetten zoals vouchers en een programma als «small business innovation research».

INTERNE MARKT EN INDUSTRIE

Mkb-beleid in Europa

Centrale thema tijdens dit deel van de Raad was het mkb als drijvende kracht achter Europese groei. Het voorzitterschap, bij monde van minister Bruton, onderstreepte het belang van de dynamiek die het mkb brengt voor economische groei en het creëren van banen. Voor financiering zijn bedrijven in de Europese Unie grotendeels gericht op de banken, terwijl juist dit kanaal momenteel onder druk staat. Het voorzitterschap achtte daarom een discussie over alternatieve vormen van financiering cruciaal. Daarnaast gaf het voorzitterschap aan dat 90 procent van de mondiale groei buiten Europa plaatsvindt. Met name het mkb grijpt echter nog onvoldoende kansen op snel groeiende markten buiten de Unie.

Tenslotte wees het voorzitterschap op de rol van clusters van bedrijven en kennisinstellingen. Zij lijken in sommige gevallen een belangrijke factor in het succes van regio’s. Voor de drie genoemde thema’s had het voorzitterschap drie sprekers uitgenodigd.

Vicevoorzitter Tajani wees namens de Commissie eveneens op de belangrijke rol van het mkb bij het creëren van banen. De Europese Unie heeft die dynamiek nodig in deze tijd van werkloosheid en stagnerende groei. Voor financiering verwees hij naar het actieplan voor financiering dat de Commissie in het najaar van 2012 heeft uitgebracht en de recent genomen maatregelen op dit gebied. Zo worden in het nieuwe meerjarig financieel kader de huidige succesvolle instrumenten voor verbetering van de toegang tot financiering voortgezet, vereenvoudigd en uitgebreid. In het recente akkoord over de implementatie van Basel III in de EU is vastgelegd dat de kapitaalsvereisten van banken voor kredietrisico's op het MKB worden verlaagd ten opzichte van eerdere voornemens, waardoor de eventuele negatieve effecten deels worden gemitigeerd. Ook wees de Vicevoorzitter op de meerwaarde van het EU-paspoort voor risicokapitaalfondsen en de implementatie van de richtlijn late betalingen. Voor de internationalisering van het mkb wees Tajani op het belang van de missies voor groei die onder zijn leiding plaatsvinden. Deze missies zijn gericht op versterking van de samenwerking op industriegebied en moeten bedrijven mogelijkheden geven om contacten te leggen. Ten aanzien van clusters wees Tajani op het belang van versteviging van de banden tussen universiteiten en bedrijfsleven. Het programma Horizon 2020 zet hier terecht op in. Horizon 2020 levert tevens een positieve bijdrage door toegepast onderzoek te stimuleren, bijvoorbeeld in het kader van de sleuteltechnologieën.

Josh Lerner, professor investment banking aan de Harvard Business school, onderstreepte het belang van toegang tot financiering. Bij bevordering van de toegang tot financiering is het van belang dat de overheid een integrale benadering kiest waarbij ook belastingstelsels en andere wetgeving die ondernemingen raakt worden meegenomen. Overheidsfinanciering zou altijd moeten geschieden in de vorm van matching van private middelen.

Liam Shanahan, president van de Ierse exportorganisatie, onderstreepte dat internationaal opererende bedrijven succesvoller zijn dan bedrijven die alleen op de thuismarkt zijn gericht. Hij benadrukte dat de Europese Unie die thuismarkt is en dat een goede werking van de interne markt dus van groot belang is. Vanuit eigen ervaring gaf hij aan dat goed onderwijs, talenkennis en internationale ervaring van groot belang zijn voor succesvol internationaal ondernemen. Daarnaast kan de overheid ondersteuning bieden met (markt)informatie en ondersteuning bij betreding van buitenlandse markten.

Professor Thomas Cooney van het Dublin Institute of Technology gaf een presentatie over het clusterbeleid. Kern daarbij vormt een gezamenlijke visie van bedrijfsleven, overheid en onderwijs en onderzoek.

Nederland nam deel aan de parallelle sessie over internationalisering. Nederland heeft daarin benadrukt dat voor ondernemerschap in het algemeen en ook voor internationalisering geldt dat dit in eerste instantie een nationale aangelegenheid is. Dit werd gesteund door enkele andere deelnemers. Hoewel de discussie met name gericht was op markten buiten de EU heeft Nederland aandacht gevraagd voor versterking van de interne markt. Voor veel mkb’ers is dit de belangrijkste buitenlandse markt en zowel op Europees als ook nationaal niveau moet stevig worden gewerkt aan de versterking daarvan. Een paar lidstaten onderstreepten dit eveneens.

Lidstaatcontracten voor concurrentievermogen en groei

Tijdens de Raad hebben de lidstaten informeel van gedachten gewisseld over de mogelijkheid van contracten tussen lidstaten en EU-instellingen voor concurrentievermogen en groei. Het idee van een «instrument voor convergentie en concurrentievermogen» (CCI) wordt beschreven in de mededeling van de Commissie over de versterking van de Economische en Monetaire Unie (EMU). Het CCI combineert een contractuele afspraak over hervormingen met financiële ondersteuning ten behoeve van de implementatie van de opgestelde contractuele afspraak. Uw Kamer is in een brief van 22 april 2013 over de Nederlandse inzet ten aanzien van ex-ante coördinatie van hervormingen en CCI geïnformeerd.

Het voorzitterschap, bij monde van minister Bruton, gaf aan dat de gedachtewisseling voortvloeit uit de bespreking tijdens de Europese Raad van 13 en 14 december 2012 over de toekomst van de Economische en Monetaire Unie. Daarbij is onder andere verzocht om de mogelijkheid van contracten tussen lidstaten en EU-instellingen te verkennen, mogelijk gecombineerd met solidariteitsmechanismen die de inspanningen van lidstaten in het kader van de contracten versterken. De Europese Raad heeft voorzitter Van Rompuy verzocht om samen met Commissievoorzitter Barroso consultaties met lidstaten te houden en aan de Europese Raad van 27 en 28 juni 2013 mogelijke vervolgvoorstellen met een tijdgebonden routekaart te presenteren. De gedachtewisseling maakt onderdeel uit van de consultaties met de lidstaten.

Vicevoorzitter Tajani onderstreepte namens de Commissie het belang van ex-ante evaluatie bij de versterking van het concurrentievermogen. Overlap met bestaande instrumenten moet daarbij worden voorkomen. Naast de macro-economische aspecten dient hierbij ook oog te zijn voor micro-economische aspecten van groei. De Raad voor Concurrentievermogen zou hierbij een centrale rol moeten krijgen.

Een groot aantal lidstaten, waaronder Nederland, gaf aan nog vragen te hebben bij de contractuele afspraken over hervormingen en de mogelijke koppeling met financiële ondersteuning. Deze lidstaten onderstreepten dat de contracten nauw moeten aansluiten bij de al bestaande afspraken van het Europees semester en de macro-economische onevenwichtigheden procedure (MEOP). De prioriteit zou moeten liggen bij implementatie en naleving van deze reeds gemaakte afspraken. Ook zou, aldus diverse lidstaten waaronder Nederland, een eventuele contractuele afspraak per definitie alleen tot stand moeten komen met wederzijdse overeenstemming en met vroegtijdige betrokkenheid van nationale parlementen en sociale partners. Daarbij is ruimte nodig voor een individuele aanpak, waarbij Nederland onderstreepte dat contracten tussentijds gewijzigd of opgezegd moeten kunnen worden. Niet-eurolanden zouden op vrijwillige basis kunnen deelnemen. Ten aanzien van de financiering benadrukten veel lidstaten, waaronder Nederland, dat het (financieel) belang van de lidstaten zit in de uitkomst van de hervormingen die worden doorgevoerd. Bovendien kan de financiële prikkel er toe leiden dat lidstaten structurele hervormingen uitstellen totdat er een financiële compensatie tegenover staat. Diverse lidstaten, waaronder Nederland, gaven daarom aan kritisch te staan tegenover het voorstel voor een koppeling tussen financiële ondersteuning en contractuele afspraken. Nederland onderstreepte daarbij zeker geen voorstander te zijn van afdrachten bovenop de al afgesproken plafonds van het Meerjarig Financieel Kader. Enkele lidstaten onderstrepen daarentegen het belang van de contracten, inclusief een koppeling aan een financieel instrument. Deze lidstaten achten dit instrument een goede aanvulling op de bestaande afspraken en menen dat dit nodig is om concurrentievermogen en groei te stimuleren.

Minister Bruton gaf namens het voorzitterschap aan dat hij een brief aan Van Rompuy zal sturen met daarin de verschillende visies van de lidstaten.

Lunchdiscussie over auteursrecht in het digitale tijdperk

Het voorzitterschap, bij monde van minister Bruton, onderstreepte het belang van de sectoren met een intensieve auteursrechtelijke component. Modernisering van het auteursrecht is dan ook een belangrijk onderdeel van de versterking van de digitale markt en daarmee één van de pijlers van de digitale agenda die de Commissie in mei 2010 heeft uitgebracht. De Europese Raad van juni 2012 heeft ook opgeroepen tot een snelle voortgang. Daarbij is in de conclusie van de Raad ook verwezen naar het belang van «het moderniseren van het Europese auteursrecht en het faciliteren van licentiëring met het zekerstellen van een hoog niveau van bescherming van intellectueel eigendom en de culturele diversiteit».

Vicevoorzitter Tajani onderstreepte eveneens het belang van modernisering van het auteursrecht. Hij wees op de recente mededeling van de Commissie daarover waarin voor 2013 concrete stappen worden aangekondigd, onder andere voor grensoverschrijdende toegang tot online aanbod.

Ook heeft de Commissie aangekondigd dat in 2014 wordt besloten of het Europese regelgevend kader aangepast moet worden. De Commissie verzekerde dat de stakeholders hierbij nauw worden betrokken.

Alle lidstaten benadrukten het belang van een goed werkend systeem voor auteursrechten voor innovatie en concurrentievermogen. Hierbij moet een goede balans worden gevonden tussen ruimte voor flexibiliteit en nieuwe technologische ontwikkelingen enerzijds en zekerstelling van een hoog beschermingsniveau anderzijds. Nederland gaf aan de richtlijn over collectief beheer en multiterritoriale licentiëring van juli 2012 te verwelkomen. Tevens wees Nederland op het belang van toekomstbestendige en technologieneutrale uitzonderingen en beperkingen voor auteursrechten. Dit om te voorkomen dat nieuwe technologieën leiden tot juridische onzekerheid.

Het voorzitterschap sloot af met de opmerking dat deze discussie zal worden voortgezet tijdens de formele Raad voor Concurrentievermogen op 29 en 30 mei 2013.

Naar boven