21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 282 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 maart 2012

Hierbij bied ik u, mede namens de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), het verslag aan van de Raad voor Concurrentievermogen van 20 en 21 februari 2012.

Tijdens het Algemeen Overleg van 15 februari jl. met uw Kamer heeft de staatssecretaris van OCW toegezegd terug te zullen komen op de vraag van het lid Bouwmeester over pensioenen van onderzoekers. Om te komen tot één Europese onderzoeksruimte (ERA) is de internationale mobiliteit van onderzoekers cruciaal. Burgers, en dus ook onderzoekers, zijn in toenemende mate afhankelijk van aanvullende pensioenregelingen om te voorzien in hun pensioen. Onderzoekers worden echter steeds vaker geconfronteerd met ongunstige voorwaarden voor de opbouw, het behoud en de overdracht van deze rechten wanneer ze internationaal mobiel zijn. De overdraagbaarheid van secundaire pensioenrechten vormt daarmee een belemmering voor de verdere ontwikkeling van de ERA.

De Europese Commissie heeft daarom in 2010 een haalbaarheidsstudie laten uitvoeren naar het oprichten van een Pan-Europees pensioenfonds voor onderzoekers. Uit de haalbaarheidsstudie is in 2011 gebleken dat het mogelijk is een dergelijk pensioenfonds op te richten. De Europese Commissie is vervolgens een driejarig project gestart om de werkgevers van onderzoekers de mogelijkheid te bieden te onderzoeken of zij willen deelnemen aan een dergelijk pensioenfonds. Het kabinet kijkt uit naar de uitkomsten van dit project.

Naast deze specifieke activiteiten voor onderzoekers heeft de Commissie medio februari van dit jaar een Witboek over pensioenen uitgebracht. Daarin is gemeld dat de Commissie samen met de Raad en het Europees Parlement de werkzaamheden zal hervatten voor een richtlijn inzake de meeneembaarheid van pensioenen, waarin minimumnormen worden vastgesteld voor de verwerving en het behoud van aanvullende pensioenrechten. Tevens zal de Commissie in het kader van de bevordering van de grensoverschrijdende pensioenmobiliteit voor alle beroepen ook de lopende werkzaamheden met betrekking tot een pan-Europees pensioenfonds voor onderzoekers voortzetten. Er wordt met betrekking tot de internationale onderzoekers in dit Witboek dus geen specifieke wetgeving aangekondigd. De kabinetsreactie op dit Witboek zal, zoals gebruikelijk, ter voorhang aan uw Kamer worden gestuurd.

Recent publiceerde de Commissie mededeling COM (2011) 900 Services of General interest in Europe. Deze mededeling bevat een opsomming van diverse beleidsterreinen, maar geen (aankondiging van) nieuw beleid. Om die reden is over deze mededeling zelf geen BNC-fiche geschreven. Over de wetgevingsvoorstellen op het gebied van verschillende onderwerpen genoemd in deze mededeling zijn of worden separate BNC-fiches geschreven (waaronder aanbestedingsrichtlijnen en concessiecontracten).

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M. J. M. Verhagen

VERSLAG RAAD VOOR CONCURRENTIEVERMOGEN 20-21 FEBRUARI 2012

Annual Growth Survey

De Raad wisselde zowel tijdens het industrie- als tijdens het onderzoeksdeel van gedachten over de Annual Growth Survey 2012, die de Europese Commissie op 23 november 2011 publiceerde. Het voorzitterschap gaf aan dat deze gedachtewisseling, samen met gedachtewisselingen in andere vakraden, input vormt voor de Voorjaarsraad van 1 en 2 maart. Het voorzitterschap onderstreepte de vijf prioriteiten voor 2012 van deze jaarlijkse groeianalyse van de Commissie: streven naar begrotingsconsolidatie, kredietverschaffing normaliseren, bevorderen van groei en concurrentievermogen, tegengaan werkloosheid en de sociale consequenties van de crisis en moderniseren van overheden. Het voorzitterschap benadrukte het belang van een ambitieuze Europese groeiagenda en voldoende investeringen in innovatie en onderzoek. De conclusies van de Europese Raad van 30 januari jl. hebben de urgentie van groei herbevestigd.

De Commissie, bij monde van de Commissarissen Tajani, Barnier en Geoghegan-Quinn, lichtte deze jaarlijkse analyse van prioriteiten voor groeiversterking in de EU toe. De Commissie legt bij het stellen van prioriteiten de nadruk op het doorvoeren en nakomen van reeds gemaakte afspraken van lidstaten en de EU. De Annual Growth Survey wordt dit jaar gepubliceerd in de context van sterk afzwakkend economisch herstel in de EU. Mede gezien het feit dat lidstaten zeer beperkte financiële ruimte hebben voor maatregelen die de economie stimuleren, moet volgens de Commissie binnen de budgettaire kaders voorrang gegeven worden aan het nemen van groei- en concurrentievermogenversterkende structurele hervormingen. De commissarissen benadrukten bij het versterken van groei en concurrentievermogen een driesporenaanpak: meer halen uit wat is overeengekomen; snel goedkeuren wat «in de pijplijn» zit; en toekomstige voorstellen sneller afwikkelen. Tevens onderstreepte de Commissie het belang van investeringen in onderzoek en innovatie en de sterke correlatie tussen deze investeringen en economische groei. De Commissie gaf daarbij aan dat de nationale doelen voor investeringen in onderzoek en ontwikkeling van sommige lidstaten niet ambitieus genoeg te achtten. De gezamenlijke ambities tellen nog niet op tot de afgesproken doelstelling van 3% investeringen in onderzoek en ontwikkeling in de gehele Unie. Ook op Europees niveau zijn nog belangrijke stappen te zetten bij het vervolmaken van de Europese Onderzoeksruimte. Zowel Horizon 2020 als de structuurfondsen moeten een belangrijke bijdrage leveren aan het versterken van de investeringen in onderzoek en innovatie. Hierbij is het van belang ook te kijken naar het terugdringen van regelgeving en het inzetten van vraaggerichte instrumenten zoals precommercieel aanbesteden.

De interventie van Nederland en diverse andere lidstaten tijdens het industriedeel was gebaseerd op de brieven die eerder verstuurd zijn aan de Europese Commissie, de voorzitter van de Europese Raad en het Voorzitterschap van de EU. Het merendeel van de lidstaten, waaronder Nederland, onderstreepte dan ook de analyse en steunde de prioriteiten van de Commissie. Ook was er een grote mate van overeenstemming over het feit dat gemaakte afspraken zowel op nationaal als op EU-niveau moeten worden geïmplementeerd en besluitvorming moet worden versneld. De lidstaten onderstreepten het belang van maatregelen die de economische groei kunnen bevorderen. Veel lidstaten lichtten hierbij nationale maatregelen toe. Op EU-niveau zijn de lidstaten het eens dat versterking van het groeivermogen nadrukkelijke aandacht behoeft.

Wat betreft Europese maatregelen gaat het dan om het leveren van concrete resultaten op het terrein van de digitale interne markt en de interne markt voor diensten, het helpen van Europese bedrijven bij hun externe handel en het vergemakkelijken van de toegang tot financiering voor Europese bedrijven, onder andere door instrumenten als garantiestellingen en durfkapitaal investeringen. Ook noemden lidstaten het belang van modernisering van overheden door de vereenvoudiging van regelgeving en door elektronische overheidsinitiatieven. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, benoemde hierbij ook het belang van een spoedig akkoord ten aanzien van het unitair octrooi en octrooirechtspraak.

Ook tijdens het onderzoeksdeel onderstreepten diverse lidstaten, waaronder Nederland, het belang van groeiversterkende maatregelen op Europees niveau. Een spoedig akkoord over het octrooi, verbeteren van de digitale interne markt, terugdringen van administratieve lasten en verbetering van toegang tot kapitaal zijn ook cruciale elementen voor onderzoek en innovatie. Daarnaast wezen diverse lidstaten, inclusief Nederland, op het belang van investeren in het versterken van de kennisbasis en innovatie, onder andere door het versterken van de Europese Onderzoeksraad (ERC) en door het verbeteren van bedrijfsdeelname aan Horizon 2020. Een aantal lidstaten verwees naar het belang van versterking van de Europese onderzoeksruimte (ERA) en naar het belang om via precommercieel aanbesteden innovatie te stimuleren. Tenslotte verwezen diverse lidstaten, waaronder Nederland, naar het belang om ook op nationaal niveau te zorgen voor groeiversterkende maatregelen en hervormingen.

Het voorzitterschap sloot af met de opmerking dat deze discussie zou worden meegenomen in de voorbereiding van de Europese Raad van 1–2 maart.

Richtlijn overheidsopdrachten

De Raad sprak over het voorstel voor een nieuwe richtlijn voor het gunnen van overheidsopdrachten. Het voorzitterschap had twee vragen opgesteld. De eerste vraag ging over de ruimte die het voorstel biedt voor het gebruik van de zogenaamde «mededingingsprocedure met onderhandelingen» (voorheen de «onderhandelingsprocedure met voorafgaande bekendmaking»). De tweede vraag was gericht op het voorgestelde verlichte regime voor sociale diensten en de benodigde balans tussen efficiëntie en mededinging enerzijds en lastenvermindering anderzijds.

De Commissie, bij monde van Commissaris Barnier, gaf aan dat dit een belangrijk voorstel uit de interne markt akte is en het van belang te achten dit jaar een akkoord te bereiken. De Commissie gaf aan een evenwichtig voorstel te hebben neergelegd dat moet bijdragen aan stimulering van de interne markt, groei en werkgelegenheid. Aanbestedingen maken 19% uit van het totale BNP van de EU. De transactiekosten voor het midden- en kleinbedrijf zijn momenteel nog te hoog. Het is daarom belangrijk dat het voorstel tot vereenvoudiging leidt. De Commissie vindt ook de externe dimensie van belang. De Commissie wees hierbij op de belangrijke stappen die in december gezet zijn voor een hernieuwde Governement Procurement Agreement (GPA) in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WTO). De Commissaris had goede hoop dit akkoord te kunnen finaliseren. Dat zou betekenen dat er een verdere wederzijdse openstelling van overheidsopdrachten komt tussen onder andere de Verenigde Staten, Japan, Zuid-Korea en de EU.

De meeste lidstaten, waaronder Nederland, onderstreepten het belang van het verbeteren van de regels voor overheidsaanbestedingen om het groeivermogen te versterken door de interne markt te versterken en door de doeltreffendheid en efficiëntie van overheidsaanbestedingen te verbeteren. Deze lidstaten gaven aan het voorstel van de Commissie op hoofdlijnen te kunnen steunen. Diverse lidstaten, waaronder Nederland, onderstreepten dat met name het mkb meer toegang tot overheidopdrachten moet kunnen krijgen. Nederland sprak hierbij steun uit voor de invoering van een eigen verklaring en vroeg, als enige, aandacht voor het ophogen van de Europese drempelwaarden.

Voor het gebruik van de «mededingingsprocedure met onderhandelingen» wil het merendeel van de lidstaten, waaronder Nederland, de toegang tot deze procedure verruimen. Dit moet meer vereenvoudiging voor aanbestedende diensten mogelijk maken. Nederland onderstreepte daarbij het belang om tegelijkertijd de waarborgen voor transparantie en een eerlijk verloop van de procedure te versterken. Een paar lidstaten gaven aan het gebruik nog verder te willen verruimen door deze procedure als standaardmogelijkheid op te nemen. Enkele andere lidstaten pleitten echter tegen verdere verruiming van het gebruik van deze procedure om de gelijke behandeling van bedrijven op de interne markt te waarborgen.

Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, zijn tegen het opheffen van het onderscheid tussen prioritaire diensten (de zogenaamde 2A-diensten, waarvoor een procedure met Europese aankondiging van de opdracht geldt) en niet-prioritaire diensten (de zogenaamde 2B-diensten, waarvoor een procedure zonder verplichte Europese aankondiging geldt). Deze lidstaten zijn niet overtuigd van het grensoverschrijdend effect van deze diensten. Nederland en enkele andere lidstaten gaven daarbij aan ook twijfels te hebben bij de voorgestelde verzwaring van het voorgestelde regime voor maatschappelijke diensten ten opzichte van het regime dat nu geldt voor 2B-diensten. Diverse lidstaten vinden het nieuwe verlichte regime acceptabel, maar geven aan wel meer dat er meer diensten onder dit regime moeten vallen, zoals bepaalde juridische activiteiten en horecadiensten.

In een reactie gaf de Commissie aan een brede steun te zien voor verdere verruiming van het gebruik van de «mededingingsprocedure met onderhandelingen». Deze procedure kan wat betreft de Commissie niet onbeperkt worden verruimd en dit moet ook in samenhang gezien worden met de op te richten nationale toezichtsorganen. Indien er meer flexibiliteit komt moet er ook meer toezicht komen om gelijke behandeling te borgen. Het door enkele lidstaten gewenste instellen als standaardprocedure zou in strijd zijn met artikel 114 van het EU-Verdrag inzake de werking van de interne markt. Tevens gaf de Commissie aan een brede steun te zien voor het opheffen van het onderscheid tussen prioritaire diensten en niet-prioritaire diensten. Dit onderscheid zou ook ingesteld zijn als een tijdelijke maatregel en vormt een onnodige belemmering voor het functioneren van de interne markt. De Commissie constateerde veel steun voor het voorgestelde lichte regime voor sociale, zorg, culturele en onderwijsdiensten. Voor de andere voormalige niet-prioritaire diensten ziet de Commissie een duidelijk grensoverschrijdend potentieel en is er geen rechtvaardiging meer voor een onderscheidend regime.

Samenvattend geeft het voorzitterschap met betrekking tot de mededingingsprocedure met onderhandelingen aan dat een helder beeld is ontstaan van de wensen van de lidstaten. Het merendeel van de lidstaten wenst een verruiming van de procedure zonder er een standaardprocedure van te maken. Tegelijkertijd werd er verzocht om extra waarborgen om transparantie en gelijke behandeling te kunnen blijven verzekeren. Met betrekking tot het verlichte regime voor bepaalde diensten geeft het voorzitterschap aan dat het noodzaak is een goed evenwicht te vinden tussen vereenvoudiging en gelijke behandeling. Er is steun bij de lidstaten voor een verlicht regime voor sociale, zorg, culturele en onderwijsdiensten. Het voorzitterschap wil met de lidstaten bezien welke andere diensten ook onder het verlichte regime zouden moeten vallen. Daarnaast moet ten aanzien van de voorgestelde verzwaring van het regime een balans gevonden worden tussen lasten en juridische zekerheden om gelijke behandeling te waarborgen.

Richtlijn jaarlijkse financiële rapportage van ondernemingen

De Raad sprak zowel tijdens de informele lunch als tijdens de plenaire vergadering van de raad over het richtlijnvoorstel over de jaarlijkse financiële rapportage van ondernemingen. Het betrof een oriënterend debat. Op voorstel van het voorzitterschap spitste het debat zich toe op het verslag van betalingen aan overheden (country-by-country reporting). Het voorzitterschap, bij monde van de Deense minister Ole Sohn, gaf aan de onderhandelingen over het richtlijnvoorstel af te willen ronden tijdens het Deense voorzitterschap. Voorts wees het voorzitterschap erop dat zowel bestrijding van corruptie een doel is van het voorstel, als ook administratieve lastenverlichting.

De Commissie, bij monde van Commissaris Barnier, sloot zich hierbij aan en gaf een toelichting op het voorstel. Het voorstel beoogt een vereenvoudiging van de huidige regels voor de jaarrekening en daardoor administratieve lastenverlichting, met name voor kleine ondernemingen. Verder benadrukte Commissaris Barnier het belang van een nieuwe rapportageplicht over betalingen aan overheden door grote ondernemingen die actief zijn in de mijnbouw (winning van olie, gas en mineralen) en de houtkap van oerbossen. Hij gaf aan een zo breed mogelijke reikwijdte van de rapportageplicht over betalingen aan overheden te wensen. Hij onderschreef ten slotte het belang van een eerlijk speelveld voor Europese bedrijven en gaf aan oog te hebben voor de relatie met andere bestaande initiatieven over de openbaarmaking van betalingen aan overheden.

De lidstaten onderschreven de doelen van het voorstel. Er was een grote mate van overeenstemming tussen de lidstaten over de noodzaak van het vinden van de juiste balans tussen transparantie enerzijds en beperking van de administratieve lasten anderzijds. Het merendeel van de lidstaten, waaronder Nederland, vroeg aandacht voor een eerlijk speelveld voor Europese bedrijven en voor het zoveel mogelijk beperken van de administratieve lasten voor rapporterende ondernemingen. Het concurrentievermogen van het Europese bedrijfsleven moet goed in de gaten worden gehouden. Daarnaast wezen lidstaten op de relatie met andere bestaande initiatieven over de openbaarmaking van betalingen aan overheden. Hierbij werd expliciet verwezen naar de Amerikaanse Dodd-Frank Act die betrekking heeft op mijnbouwondernemingen met een beursnotering in de VS en het zogenaamde Extractive Industry Transparancy Initiative (EITI) van een aantal overheden samen met de mijnbouwindustrie.

Het merendeel van de lidstaten, waaronder Nederland, was voorstander van verslaglegging van betalingen aan overheden («country-by-country reporting»). Nederland gaf hierbij aan dat duidelijke en simpele basisregels nodig zijn. De meeste lidstaten, waaronder Nederland, pleitten voor opname van een drempelwaarde van betalingen in de richtlijn zelf. Over de toepassing van de rapportagebepalingen op houtkap van oerbossen moet nog verder gesproken worden.

Verordeningen over fondsen voor risicokapitaal en sociaal ondernemerschap

Namens het voorzitterschap onderstreepte de minister van Economische Zaken, Ole Sohn, het belang van de verordeningen voor fondsen voor risicokapitaal en sociaal ondernemerschap voor het verbeteren van de toegang tot financiering voor met name starters en snelle groeiers. Hij wees daarbij op de conclusies van de informele Europese Raad van januari jongstleden waarin werd opgeroepen om uiterlijk juni dit jaar tot overeenstemming te komen over deze verordeningen.

De Commissie, bij monde van Commissaris Barnier, onderstreepte het belang van deze voorstellen voor het verbeteren van de werking van de interne markt. Hij gaf aan dat maatregelen nodig zijn om te zorgen dat bedrijven voldoende toegang tot financiering behouden. Het voorliggende voorstel vormt een aanvulling op het AIFMD (Alternative Investment Fund Managers Directive) waarbij de ondergrens op € 500 miljoen EUR ligt. Dit voorstel is bedoeld om het voor fondsen die een vermogen beheren dat onder dat bedrag ligt makkelijker te maken om kapitaal over de grenzen aan te trekken. Hij riep op om het kader daarom niet te complex te maken.

Alle lidstaten onderstreepten het belang van deze verordeningen voor de toegang tot financiering en het verbeteren van de werking van de risicokapitaalmarkt. Diverse lidstaten, waaronder Nederland, onderstreepte het belang van dit voorstel voor het versterken van het groeivermogen van de EU. Nederland vroeg daarbij aandacht voor het verbereden van de reikwijdte zodat alle fondsen die investeren in het mkb volledig gebruik kunnen maken van dit paspoort en niet alleen fondsen gericht op startende ondernemers of snelle groeiers. Een paar lidstaten gaven aan dat verdere discussie nodig is met name over de afstemming met de Alternative Investment Fund Managers Directive. Ook vroeg een aantal lidstaten aandacht voor de gebruikte definitie voor sociale ondernemingen in de verordening daarover.

Het voorzitterschap concludeerde dat er grote overeenstemming bestaat over doel en hoofdlijnen van de verordeningen. Komende periode zal verder worden gewerkt aan technische details. Het voorzitterschap sprak de hoop uit dat in juni dit jaar overeenstemming kan worden bereikt.

Slimmere Regelgeving

Het voorzitterschap, bij monde van de Deense minister Ole Sohn, gaf een korte toelichting op de conceptraadsconclusies over de toekomstige agenda inzake slimme regelgeving. Het voorzitterschap benadrukte daarbij het belang van het verder verminderen van de regeldruk voor het concurrentievermogen van Europese ondernemingen en vroeg bijzondere aandacht hierbij voor het mkb en micro-ondernemingen. De Raad nam vervolgens zonder discussie de conclusies aan.

Global Monitoring for Environment and Security (GMES)

De Deense minister voor Wetenschap, Innovatie en Hoger Onderwijs, Morten Østergaard, leidde namens het voorzitterschap de gedachtewisseling over GMES in. Hij onderstreepte het belang van een gedachtewisseling over GMES en benadrukte dat het feit dat er geen Raadsconclusies overeengekomen konden worden niet betekent dat de Raad instemt met voorstel van de Commissie om GMES buiten het EU Meerjarig Financieel Kader (MFK) te plaatsen.

Commissaris en vicepresident Tajani presenteerde de stand van zaken van GMES namens de Commissie. GMES zal dit jaar in de operationaliseringfase komen. Hij benadrukte het belang van GMES voor het groeivermogen van de Europese economie en de rol die het speelt bij het creëren van werkgelegenheid. Gezien de beperkingen aan de EU-begroting stelt de Commissie voor GMES in de periode 2014–2020 buiten het EU Meerjarig Financieel Kader te financieren. Commissaris Tajani lichtte toe dat de Commissie pleit voor het oprichten van een specifiek intergouvernementeel GMES-fonds, buiten de EU-begroting om, met financiële bijdragen van alle 27 EU-lidstaten gebaseerd op hun bruto nationaal inkomen (BNI). Tajani onderstreepte het belang van spoedige voortgang en hoopte dat de discussie zich niet enkel richt op het financieringsvraagstuk.

Een aanzienlijk aantal lidstaten, waaronder Nederland, gaf aan tegen het voorstel van de Commissie te zijn om GMES buiten het EU Meerjarig Financieel Kader (MFK) te plaatsen. Het binnen het MFK plaatsen van GMES bevordert de transparantie en horizontale belangenafweging en voorkomt dat prikkels tot begrotingsdiscipline worden afgezwakt. GMES is als EU-programma en een van de vlaggenschepen belangrijk voor de Europese economie en haar concurrentievermogen. Onduidelijkheid over financiering leidt tot onzekerheid bij deelnemers en overige investeerders. Intergouvernementele financiering door middel van een fonds is geen oplossing, zeker niet in tijden waarin lidstaten worden geconfronteerd met begrotingsconsolidatie. Nederland verzocht de Commissie te komen met een voorstel voor een GMES programma dat continuïteit biedt en dat naar behoren is ingebed in de Europese regelgeving. Enkele lidstaten gaven aan dat de financieringsdiscussie niet in deze Raad behoort te worden gevoerd maar moet worden meegenomen in de besprekingen over het Meerjarig Financieel Kader. Tegelijkertijd gaven deze lidstaten wel aan dat zij het voorstel van de Commissie voor de financiering buiten het MFK steunen.

Commissaris Tajani zegde toe Commissievoorzitter Barroso, te informeren over de uitkomst van de gedachtewisseling. Verder gaf hij aan om samen met het voorzitterschap te willen werken aan een goede oplossing.

Het voorzitterschap sloot de gedachtewisseling af door te concluderen dat een aanzienlijk aantal lidstaten GMES binnen het MFK wil. Verder benadrukte het voorzitterschap dat er zo snel mogelijk duidelijkheid dient te komen voor wat betreft de toekomst van GMES en de financiering.

Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT)

Namens de Commissie presenteerde Commissaris Vassiliou de voorstellen voor de toekomst van het Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT). Zij gaf aan dat de eerste resultaten van de KIC’s veelbelovend zijn. Zo zijn de Kennis- en Innovatiegemeenschappen (KIC’s) echt geworteld in de regio’s, waar zij spin-off bedrijven creëren, via onderwijsprogramma’s mensen beter opleiden synergie bereiken tussen Europese, nationale en regionale programma’s. De betrokkenheid van het bedrijfsleven is behoorlijk: 20 van 36 leden van de Raad van Bestuur komen uit het bedrijfsleven en 20% van de deelnemers uit het mkb.

De Commissie heeft in het voorgestelde budget voor Horizon 2020 aangegeven een deel voor het EIT te reserveren. Het grootste deel van het EIT budget zal ten goede komen aan de verdere uitbouw van de drie bestaande KIC’s op het gebied van ict, energie en klimaat. De bedoeling van de Commissie is om in 2014 drie nieuwe KIC’s op te richten rond de thema’s gezondheid, grondstoffen en voedsel. Een volgende tranche met nog drie KIC’s kan in 2018 volgen, afhankelijk van de resultaten van een daarvoor te organiseren evaluatie. Een klein deel van het EIT-budget zal voor disseminatie- en outreach-activiteiten worden uitgetrokken. Commissaris Vassiliou sloot af met de opmerking dat het EIT nu in een beslissende fase is, waarin het nodig was een stap vooruit te zetten.

Er was geen discussie voorzien. Eén lidstaat greep de gelegenheid aan om steun voor het EIT uit te spreken. Een andere lidstaat vroeg nog om blijvende aandacht voor de betrokkenheid van private partijen en het belang van de impact die de KIC’s kunnen hebben. Commissaris Vassiliou bevestigde het belang van deze punten. Namens het voorzitterschap gaf minister Østergaard aan dat de Raad in mei weer over het EIT zal spreken.

Horizon 2020: het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie

Namens het voorzitterschap leidde de Deens minister Morten Østergaard de gedachtewisseling over Horizon 2020 in. Hij refereerde daarbij aan de discussie tijdens de informele Raad voor Concurrentievermogen op 1 en 2 februari jongstleden in Kopenhagen waarbij brede steun voor de structuur van Horizon 2020 werd uitgesproken. Om de discussie in de Raad te structureren heeft het Deens voorzitterschap twee vragen geformuleerd. De eerste vraag had betrekking op hoe verzekerd kan worden dat issues zoals internationale samenwerking en sociale en geesteswetenschappen effectief dwarsdoorsnijdend in Horizon 2020 een plek krijgen. De tweede vraag richtte zich op wat lidstaten kunnen doen om de mkb-deelname in Horizon 2020 te bevorderen.

Commissaris Geoghegan-Quinn benadrukte namens de Commissie dat Horizon 2020 multidisciplinaire samenwerking zal stimuleren onder ander door multidisciplinaire projecten te ondersteunen en door op een flexibele manier financiering uit verschillende onderdelen van Horizon 2020 voor bepaalde projecten vrij te maken. De sociale en geesteswetenschappen, diensten innovatie en sociale innovatie zullen volgens de Commissaris volledig geïntegreerd worden in de maatschappelijke uitdagingen. Daarnaast is er expliciet aandacht voor sociale en geesteswetenschappen onder de maatschappelijke uitdaging «een inclusieve, innovatieve en veilige maatschappij». Ook binnen de onderdelen met een bottom-up benadering, zoals de Europese Onderzoeksraad (ERC) en de Marie Sklodowska-Curie beurzen, zijn er mogelijkheden voor onderzoekers uit de sociale en geesteswetenschappen. Horizon 2020 zal volledig openstaan voor samenwerking met derde landen, waarbij tegelijkertijd ook rekening gehouden moet worden met wederkerigheid. De Commissaris zal medio 2012 een mededeling uitbrengen over internationale samenwerking. Voor de ondersteuning van innovatie binnen het mkb verwees de Commissaris allereerst naar de nationale en regionale programma’s die in sommige gevallen worden ondersteund door de structuurfondsen. Daarnaast zijn ook in het Commissievoorstel voor Horizon 2020 diverse elementen opgenomen. Hieronder vallen het mkb-specifieke instrument, het Eurostars artikel 185-initiatief, acties voor het coachen en mentoren van mkb-bedrijven en de nadruk op mkb binnen de kapitaalmarktinstrumenten.

In reactie op de eerste vraag van het voorzitterschap benadrukten vrijwel alle lidstaten, inclusief Nederland, het belang van een multidisciplinaire aanpak voor de grote maatschappelijke uitdagingen. De sociale en geesteswetenschappen dienen daarom integraal onderdeel uit te maken van de programma’s gericht op de maatschappelijke uitdagingen. Meerdere lidstaten, waaronder ook Nederland, gaven aan dat daarnaast ook het eigenstandig karakter van sociale en geesteswetenschappen in Horizon 2020 tot uiting moet komen. Volgens enkele lidstaten is het daarom noodzakelijk de maatschappelijke uitdaging «een inclusieve, innovatieve en veilige maatschappij» te splitsen in een apart thema voor de sociale en geesteswetenschappen en een apart thema voor veiligheidsonderzoek. Nederland benadrukte het belang van vraagsturing voor het vormgeven van een multidisciplinaire aanpak. Overheid, onderzoekers, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties dienen vanuit diverse disciplines en sectoren in een proces van vraagarticulatie aan te geven voor welke uitdagingen er behoefte is aan nieuwe kennis. Deze behoefte zou leidend moeten zijn voor de jaarlijkse werkprogramma’s van Horizon 2020. Verder noemden enkele lidstaten het belang van samenwerking met derde landen. Horizon 2020 moet hiertoe mogelijkheden bieden.

Vrijwel alle lidstaten benadrukten het belang van deelname van het mkb aan Horizon 2020. Het mkb-specifieke instrument dat de Commissie heeft voorgesteld voor Horizon 2020 en de sterke focus op mkb in de kapitaalmarktinstrumenten werden door de meeste lidstaten verwelkomd. Diverse lidstaten benadrukten ook het belang van Eurostars als instrument om grensoverschrijdende samenwerking tussen mkb te bevorderen. Ook het verlichten van de administratieve lasten werd door vele lidstaten genoemd als een methode om de mkb-deelname te verbeteren. Enkele lidstaten waaronder Nederland benadrukten ook het belang van goede nationale ondersteuning van het, onder andere via de zogenaamde nationale contactpunten voor het kaderprogramma. In Nederland is dit nationale contactpunt ondergebracht bij Agentschap NL.

Commissaris Geoghegan-Quinn onderstreepte nogmaals het belang om sociale en geesteswetenschappen integraal mee te nemen bij alle uidagingen. Ook onderstreepte zij het belang van deelname van het mkb aan Horizon 2020. Ze wees daarbij ook op de noodzaak van de beoogde vereenvoudiging van de regels voor deelname van Horizon 2020. De Commissaris benadrukte wel dat zij graag een overzichtelijk programma behoudt en zodoende de huidige zes maatschappelijke thema's in stand wil houden.

Het voorzitterschap concludeerde dat er ten aanzien van sociale en geesteswetenschappen steun was voor het integraal meenemen hiervan bij alle maatschappelijke uidagingen. Over de wens of er een aparte uitdaging moet komen verschillen de meningen. Er is brede steun dat aandacht voor deelname van mkb van belang is. De maatregelen die de Commissie neemt om mkb-deelname te verbeteren worden over het algemeen verwelkomd.

Diversen

Unitair octrooi

Het voorzitterschap gaf een stand van zaken ten aanzien van het unitair octrooi en octrooirechtspraak. Het huidige voorzitterschap geeft hoge prioriteit aan afronding van de besluitvorming op dit dossier. Er rest nog een laatste openstaande punt, namelijk de huisvesting van de zetel van de centrale divisie van het octrooigerecht (gerecht van eerste aanleg). De conclusies van de informele Europese Raad van 30 januari jl. geven aan dat de regeringsleiders vastberaden zijn uiterlijk in juni dit jaar een oplossing te vinden. Voorzitterschap gaf aan een sterke wil te proeven bij de betrokken lidstaten om eruit te komen. Daarnaast toont het Europees Parlement zich bereid te stemmen en de verordening aan te nemen zodra de Raad een oplossing voor de zetel heeft gevonden. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, verzocht om een spoedig akkoord. Deze lidstaten gaven aan dat dit van groot belang is voor het versterken van het concurrentievermogen en dat een langere vertraging vanwege een discussie over huisvesting van een zetelkwestie de geloofwaardigheid van de EU niet ten goede komt. De Europese Commissie onderstreepte de urgentie van een akkoord. Spanje gaf als enige lidstaat aan het oordeel van het Hof van Justitie over het versterkte samenwerkingsbesluit af te willen wachten.

Biobased economy

De Commissie lichtte de recente mededeling over de biobased economy in de EU toe. Tevens was er tijdens de lunch een informele gedachtewisseling voorzien. Op verzoek van het voorzitterschap gaf Nederland tijdens de lunch een introductie over de Nederlandse aanpak. Nederland benadrukte daarbij het belang van een integrale benadering waarbij ook wordt gekeken naar het creëren van netwerken, diverse beleidsontwikkelingen en botsende regelgeving. Ook benadrukte Nederland het belang van een goede betrokkenheid van de stakeholders bij het bepalen en uitvoeren van de biobased-agenda. Diverse landen, waaronder Nederland spraken waardering uit voor de aanpak van de Commissie zoals opgenomen in de mededeling. Van belang is op biobased economy integraal mee te nemen in het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, Horizon 2020. Een aantal landen, waaronder Nederland, wezen op het belang van het ontwikkelen van standaarden. Ook wezen enkele lidstaten, waaronder Nederland op belang om te kijken naar de effecten van regelgeving op de ontwikkeling van de biobased economy. Diverse lidstaten onderstreepte het belang van de biobased economy voor de ontwikkeling van sommige regio’s. De structuurfondsen zouden hierbij goede ondersteuning kunnen bieden. Een paar lidstaten wees op het belang van een goede dialoog met de samenleving gezien het controversiële karakter van biotechnologie. Commissaris Geoghegan-Quinn concludeerde dat zij grote steun zag voor de mededeling. Zij benadrukte het belang van goede afstemming tussen nationale activiteiten en de Europese agenda. De Commissie zal een intern panel opzetten en een Bioeconomy Observatory, dat de ontwikkeling op dit terrein in kaart moet brengen en regionale strategieën monitoren. Daarnaast gaat zij een jaarlijkse bijeenkomst over de biobased economy organiseren.

Kader voor de Europese onderzoeksruimte (ERA)

Commissaris Geoghegan-Quinn informeerde de Raad over de uitkomsten van de publieke consultatie over de Europese Onderzoeksruimte (ERA) die in het najaar van 2011 werd gehouden. Belangrijke aandachtspunten zijn mobiliteit en internationale carrièreperspectieven van onderzoekers, grensoverschrijdende onderzoekssamenwerking en een betere toegang tot onderzoeksresultaten. Ook noemde de Commissaris het tegengaan van fragmentatie en versnippering en het investeren in nieuwe en bestaande onderzoeksinfrastructuur, inclusief makkelijke toegang voor onderzoekers.

De Commissie zal medio 2012 een mededeling uitbrengen met acties om de Europese onderzoeksruimte te versterken. Ze rekent op brede steun en medewerking van de lidstaten en de onderzoeksorganisaties bij de verdere ontwikkeling van de Europese onderzoeksruimte.

ITER

Na een korte inleiding over ITER door Commissaris Geoghegan-Quinn gaven verschillende lidstaten een reactie. Een aantal lidstaten, waaronder ook Nederland, gaf net als bij GMES aan dat ze tegen het voorstel van de Commissie zijn om ITER in de volgende EU-begrotingsperiode 2014–2018 buiten het Meerjarig Financieel Kader (MFK) te plaatsen. Opname binnen het MFK bevordert de transparantie en begrotingsdiscipline en brengt de financiering niet in gevaar. Er is goede vooruitgang met betrekking tot het verbeteren van de governance en het voorkomen van kostenoverschrijdingen en vertragingen in de toekomst. Ook is de Europese financiering voor 2012 en 2013 eind vorig jaar net zeker is gesteld. Het buiten het MFK plaatsten kan door de internationale partners weer als gebrek aan committment van de EU worden gezien. Enkele lidstaten gaven daarentegen aan dat de financieringsdiscussie niet in deze Raad behoort te worden gevoerd maar moet worden meegenomen in de besprekingen over het Meerjarig Financieel Kader. Tegelijkertijd gaven deze lidstaten wel aan dat zij het voorstel van de Commissie voor de financiering buiten het MFK steunen.

Commissaris Geoghegan-Quinn verklaarde dat de keuze van de Commissie om voor te stellen ITER buiten het MFK te plaatsen zou zorgen voor een grotere betrokkenheid van de lidstaten bij het project en de financiën. Tenslotte gaf zij aan de door de lidstaten opgebrachte opmerkingen door te geven aan Commissaris Oettinger, onder wiens verantwoordelijkheid ITER sinds kort valt.

Naar boven