Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 oktober 2011
Hierbij bied ik u het verslag aan van de informele Ministeriële bijeenkomst over toerisme, 6 oktober jl. te Kraków (Polen).
Vanwege het informele karakter van de bijeenkomst heeft een vrije gedachtewisseling plaatsgevonden zonder besluitvorming.
De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
H. Bleker
Verslag informele Ministeriële bijeenkomst voor toerisme, 6 oktober 2011 in Kraków, Polen
De informele Ministeriële bijeenkomst over toerisme stond in het teken van de implementatie van het Europese beleidsplan voor
toerisme uit 2010, «Europa als nr. 1 toeristische bestemming».
Daarbij werd specifiek ingegaan op de internationale promotie van Europa in derde markten, zoals Noord-Amerika en de BRIC-landen.
Het voorzitterschap, bij monde van onderstaatssecretaris Katarzyna Sobierajska, leidde de vergadering in. Daarbij verwees
Sobierajska naar het Verdrag van Lissabon, waarin het economische belang van toerisme wordt erkend.
Sobierajska gaf aan dat zij het een prioriteit vindt om acties ter verbetering van het concurrentievermogen van deze sector
vast te stellen. Ook gaf zij aan dat de internationale toeristische promotie van Europa op een efficiëntere manier dient te
geschieden. Zij nodigde de lidstaten uit om hun visie te geven op de implementatie van de acties uit «Europa als nr. 1 toeristische
bestemming».
De Europese Commissie, bij monde van commissaris Antonio Tajani, benadrukte het belang om de concurrentiekracht van de toeristische
sector in Europa te versterken. Hij onderstreepte daarbij dat de Commissie zich wil richten op acties die aanvullend zijn
ten opzichte van het beleid van de lidstaten en toegevoegde waarde hebben. Als voorbeelden noemde hij de ontwikkeling van
duurzame toerismestrategieën voor Europese regio’s (bijvoorbeeld de Baltische Zee) en de ontwikkeling en promotie van grensoverschrijdend
toerisme (bijvoorbeeld culturele routes, fietsroutes). Ook benoemde Tajani het belang van goede visumverstrekking, bijvoorbeeld
aan Russische en Chinese toeristen.
Tajani gaf aan dat in het voorstel van de Commissie voor het Meerjarig Financieel Kader een geconsolideerd budget voor toerisme
is voorzien van 2,4 miljoen euro per jaar, en gaf aan dat dit in vergelijking met andere beleidsterreinen een beperkt budget
is.
In de discussie benadrukten de lidstaten het belang van subsidiariteit van de acties, die voortvloeien uit het Europees toerismebeleid.
Daarbij was er verschil van inzicht tussen lidstaten over de betekenis daarvan in de praktijk. Met name landen als Nederland,
Duitsland en het Verenigd Koninkrijk bepleitten terughoudendheid van acties op EU-niveau, waar Midden-, Oost- en Zuid-Europese
landen daar juist voorstander van zijn.
Nederland heeft in de discussie benadrukt dat het toerismebeleid primair als een nationale verantwoordelijkheid ziet. Nederland
vindt het met name van belang dat de Europese Unie goede randvoorwaarden voor het bedrijfsleven schept (o.a. het versterken
van de interne markt, verminderen van regeldruk en het verbeteren van de toegang tot kapitaal), en ondersteunt acties die
daarop gericht zijn.
Nederland heeft aangegeven dat het toeristische promotie voornamelijk ziet als de verantwoordelijkheid van de lidstaten zelf.
Nederland heeft de Commissie gevraagd om de meerwaarde van specifieke acties op communautair niveau met betrekking tot toerisme
te onderzoeken en hierover de lidstaten te consulteren, voorafgaand aan implementatie. Nederland heeft er daarnaast op gewezen
dat het terughoudend staat tegenover de inzet van financiële middelen voor het Europese toerismebeleid, en dat deze binnen
de kaders van de EU-begroting moeten worden gevonden.