21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 259 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 juni 2011

In uw brief van 1 juni 2011 (2011Z11483/2011D28877) vraagt u mij om een reactie op de recente problemen rondom protectionisme in de scheepvaart, en om daarbij tevens in te gaan op de brief inzake de Spaanse Tax Lease, die de European Shipbuilding Association op 13 juli 2010 heeft verzonden aan Europees Commissaris Almunia.

Voor wat betreft mijn reactie op de recente problemen rondom protectionisme verwijs ik naar de antwoorden op de door het lid Schaart gestelde vragen ter zake van dit onderwerp. Deze antwoorden zullen op korte termijn worden aangeboden aan uw Kamer. In deze brief zal ik reageren op de brief inzake de Spaanse Tax Lease. Ik zal eerst kort ingaan op de voorgeschiedenis en de recente ontwikkelingen.

Op 19 mei 2009 heeft het lid Ortega-Martijn vragen gesteld over mogelijk oneerlijke concurrentie tussen scheepswerven door de fiscale regelgeving in Spanje. Ten behoeve van de beantwoording van die vragen heb ik het International Bureau of Fiscal Documentation (IBFD) onderzoek laten doen naar de relevante Spaanse fiscale regelgeving. In mijn antwoorden van 9 november 2009 (Aanhangsel Handelingen 2009/10, nr. 601) heb ik aangegeven dat Europese lidstaten autonoom zijn waar het de belastingheffing over winst betreft. Zowel uit de onderzoeksresultaten van het IBFD als uit de publiekelijke bevestiging van de Spaanse regering over de toegankelijkheid van de regeling, is niet gebleken dat de Spaanse regeling niet voldoet aan de eisen van de Europese wet- en regelgeving. Een belangrijke reden daarvoor is dat de regeling ook open staat voor niet-Spaanse investeerders. Waar het schip gebouwd wordt, is daarbij niet relevant. Ook schepen van niet-Spaanse werven komen voor deze regeling in aanmerking.

Gelet op het voorgaande heeft de Europese Commissie, voor zover de Nederlandse autoriteiten bekend, geen reden gezien om verder actie te ondernemen. Derhalve achtte ik het niet zinvol deze zaak aan de Europese Commissie voor te leggen. Ik heb overigens wel aangegeven dat ondernemingen ook zelf een klacht bij de Europese Commissie kunnen indienen, als zij menen dat sprake is van een concurrentienadeel.

Op basis van het rapport van het IBFD heeft daarop de sector de kwestie opnieuw voorgelegd aan de Europese Commissie. In de brief van 13 juli 2010 wordt Europees Commissaris Almunia gevraagd actie te ondernemen opdat een einde komt aan de Spaanse regeling waarbij een tax lease structuur wordt gecombineerd met het tonnageregime.

Vanuit de sector heb ik begrepen dat Commissaris Almunia notie heeft genomen van de door de sector geuite bezwaren en voorts dat – mede op basis van genoemd rapport – nader onderzoek zal worden verricht naar de Spaanse regeling. Tot het moment waarop een formeel standpunt wordt ingenomen, is de Spaanse regering gewezen op de zogenoemde «standstill-bepaling» van artikel 108 van het EU-Werkingsverdrag. Dit betekent dat, hangende het onderzoek, geen toestemming mag worden verleend voor nieuwe gevallen waarin de regeling kan worden toegepast.

Vanuit het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie is de Europese Commissie de afgelopen maanden regelmatig gevraagd naar de resultaten van het onderzoek. De laatste reactie van de Commissie is dat men verwacht voor de zomer een besluit te zullen nemen. Gelet op het voorgaande wacht ik de uitkomsten van het onderzoek en de beslissing van de Europese Commissie in dezen af.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen

Naar boven