21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 252 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 maart 2011

De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft verzocht om namens het kabinet nadere informatie te geven over het revitaliseren van de Bolkesteinrichtlijn, waarvan melding is gemaakt in het krantenartikel «Bolkestein richtlijn herleeft door Rutte» in de Telegraaf van 1 februari 2011. Hierbij bied ik u, mede namens de minister-president en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de gevraagde informatie aan.

De dienstensector is van cruciaal belang als groeimotor voor de Nederlandse en Europese economie. Een vitale dienstensector is bij uitstek het instrument om economische groei en werkgelegenheid te stimuleren. Onze ambitie stopt dan ook niet bij de implementatie van de huidige dienstenrichtlijn, maar is gericht op verdere versterking van de dienstenmarkt.

Het kabinet zet zich in voor een adequaat vervolg op de huidige dienstenrichtlijn om ondernemers en burgers in staat te stellen optimaal de vruchten te plukken van één Europese markt waarop zij diensten kunnen aanbieden respectievelijk betrekken. Gezonde en verantwoorde concurrentie op de interne markt draagt bovendien bij aan de concurrentiekracht van het Europese bedrijfsleven, ook in de concurrentie op de wereldmarkt, en daarmee aan onze welvaart.

De toenmalige Commissaris Bolkestein beoogde met zijn voorstel voor de dienstenrichtlijn korte metten te maken met de diverse nog bestaande barrières op de interne markt voor diensten. Uit onderzoek en analyse van rechtszaken was namelijk gebleken dat de wet- en regelgeving van de lidstaten nog steeds ongerechtvaardigde belemmeringen behelsden, in strijd met de beginselen van vrijheid van vestiging en vrij verkeer van diensten. Met het in 2006 moeizaam bereikte politieke compromis is weliswaar vooruitgang geboekt op de interne dienstenmarkt, maar daarmee is het werk zeker nog niet af.

Uit de toekomstige evaluatie van de richtlijn (2011–2012) zal moeten blijken in welke mate de doelstellingen zijn gerealiseerd en welke maatregelen verder nodig zijn om de interne markt voor diensten daadwerkelijk te verwezenlijken. Het instrument van versterkte samenwerking is pas opportuun als alle andere mogelijkheden zijn uitgeput en op dit moment dan ook niet aan de orde. De inzet van Nederland is gericht op het bereiken van consensus in de EU. Uw Kamer zal separaat geïnformeerd worden over de mededeling die de Europese Commissie op 27 januari jl. heeft uitgebracht «naar een beter werkende interne markt voor diensten» (Kamerstuk 22 112, nr. 1148). In deze mededeling presenteert de Commissie de belangrijkste resultaten van het proces van wederzijdse beoordeling, dat op grond van de dienstenrichtlijn heeft plaatsgevonden op basis van de screening van nationale wet- en regelgeving, en stelt zij op basis daarvan nadere acties voor om de interne markt voor diensten verder te versterken.

De dienstenrichtlijn gaat over zelfstandige dienstverleners die zich vestigen in een andere lidstaat of daar tijdelijk hun diensten aanbieden. Het betreft hier geen werknemers die in dienstverband te werk zijn gesteld. Onderwerpen als arbeidsrecht, arbeidsomstandigheden, arbeidsverhoudingen en het minimumloon vallen uitdrukkelijk niet onder de werking van de dienstenrichtlijn. Voor werknemers geldt de detacheringsrichtlijn, die onder meer garandeert dat in de lidstaat van ontvangst het wettelijk minimumloon moet worden nageleefd. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid draagt zorg voor het toezicht op de naleving van het minimumloon. Bij zijn inzet op dit gebied zal het kabinet rekening houden met de zorgen over oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen

Naar boven