21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 247 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 december 2010

Mede namens de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bied ik u hierbij het verslag aan van de Raad voor Concurrentievermogen en de gezamenlijke Ruimtevaartraad van 25 en 26 november jongstleden. In de bijlage treft u per onderwerp een nadere toelichting.

Tijdens het industriedeel is van gedachten gewisseld over de industriemededeling van de Commissie.

Tijdens het onderzoeksdeel zijn conclusies aangenomen over de Innovatie Unie en de voortgang van gezamenlijk programmeren van onderzoek. Tevens is er een raadsverklaring aangenomen over het kostenbeheersings- en reductieplan van de internationale kernfusiereactor ITER.

Onder het agenda punt diversen hebben het voorzitterschap en de Commissie informatie gegeven over schone en zuinige voertuigen, het ruimtevaartdeel van de industriemededeling, het artikel 185-initiatief voor het versnellen van de ontwikkeling van medicijnen tegen HIV/AIDS, malaria en tuberculose, diverse conferenties en het programma van het aankomende Hongaarse voorzitterschap op het gebied van onderzoek. Tevens heeft de Raad, op verzoek van Nederland en Zweden, onder het punt Diversen gesproken over de mogelijkheid van versterkte samenwerking op het terrein van het EU-octrooi. 

Tijdens de gezamenlijke Ruimtevaartraad die op 25 november plaatsvond namen de ESA-ministers (EU-27 + Noorwegen en Zwitserland) een resolutie aan over het Europese ruimtevaartbeleid.  De Raad heeft deze resolutie vervolgens bekrachtigd, waarbij Nederland en Oostenrijk een verklaring aan de notulen hebben toegevoegd. Daarin doen zij afstand van het benoemen van de aankoop van Europese lanceersystemen als «hoge» prioriteit. Nederland wil dat de ruimtevaartambities van de Europese Unie zich richten op de drie prioriteiten die in de resolutie worden genoemd: Galileo, GMES en veiligheid.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen

VERSLAG VAN DE RAAD VOOR CONCURRENTIEVERMOGEN 25–26 NOVEMBER

INDUSTRIEDEEL

Geïntegreerd industriebeleid in een tijd van globalisering

De Commissie, bij monde van commissaris Tajani, gaf een toelichting op de mededeling «Geïntegreerd industriebeleid in een tijd van globalisering» van 28 oktober jl. Hij wees op de relevantie van industriebeleid voor de Europa 2020 strategie en de relatie met de Interne Markt Akte en de vlaggenschipinitiatieven van de Europa 2020 strategie zoals de Innovatie Unie en de Digitale agenda. Daarbij benadrukte hij te kiezen voor een geïntegreerde aanpak van horizontaal industriebeleid in combinatie met aandacht voor specifieke sectoren. Commissaris Tajani wees daarbij op de noodzaak tot herstructurering van industrieën. Commissaris Tajani wil het streven naar een geïntegreerd industriebeleid kracht bijzetten door de effecten op industrie en diensten van Europese initiatieven en regelgeving zorgvuldiger te toetsen (als onderdeel van Impact Assessments op nieuw beleid en als ex-post evaluaties op bestaand beleid). Ook benadrukte commissaris Tajani dat het beleid van de EU en de lidstaten op het terrein van concurrentievermogen moet worden geanalyseerd. De Commissie zal daartoe jaarlijks verslag uitbrengen aan de raad. Vervolgens kondigde commissaris Tajani een aantal initiatieven aan. Zo zal de Commissie begin 2011 een voorstel doen voor hervorming van het normalisatiesysteem. Daarnaast zal de Commissie begin januari 2011 een strategie over toegang tot schaarse grondstoffen uitbrengen. Ook zal de Commissie in 2011 een voorstel doen voor een nieuwe clusterstrategie.

Vervolgens nodigde het voorzitterschap de lidstaten uit om van gedachten te wisselen over de mededeling. De meeste lidstaten, waaronder Nederland, steunden de focus van de mededeling op de gehele waardeketen en de horizontale aanpak gericht op het creëren van de juiste randvoorwaarden. Randvoorwaarden die de lidstaten belangrijk vinden voor een concurrerende Europese industrie zijn met name de versterking van de interne markt o.a. door het EU-octrooi, het verbeteren van de toegang tot kapitaal, open markten, goed mededingingsbeleid, het stimuleren van innovatie en slimme regelgeving onder andere via de impact assessments. Ook de valorisatie van onderzoek en innovatie is essentieel om het concurrentievermogen te versterken. Specifiek beleid op Europees niveau moet volgens de meeste lidstaten, waaronder Nederland, niet verder gaan dan het creëren van de juiste randvoorwaarden. Een aantal lidstaten gaf aan dat sectoraal beleid moet inhouden dat de groei van specifieke sectoren wordt bevorderd. Sommige lidstaten benadrukten daarnaast de dreiging van landen buiten de EU die de Europese markt verstoren door dumping praktijken en hun eigen markten gesloten houden door tariefbelemmeringen. Zij vinden dat wederkerigheid voorop zou moeten staan in het handelsbeleid van de EU. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, benadrukte daarentegen dat open markten en vrijhandel, goede randvoorwaarden en een sterke interne markt de beste wegen zijn om concurrentie op de wereldmarkt tegemoet te treden. De mogelijkheden en uitdagingen mogen niet tot de reactie leiden van het wederzijds ophogen van handelsbarrières. De lidstaten deelden breed de noodzaak om het beleid van de EU en van de lidstaten en de uitwerking daarvan beter te monitoren en de centrale rol van de Raad voor Concurrentievermogen hierbij. Tenslotte gaven de lidstaten aan uit te zien naar de mededeling over de toegang tot schaarse grondstoffen die de Commissie naar verwachting in januari 2011 zal uitbrengen.

De Raad zal naar verwachting op 10 december a.s. conclusies over de mededeling aannemen.

Ruimtevaartraad

De Raad voor Concurrentievermogen en de Raad van ministers van de Europese Ruimtevaartorganisatie (ESA) kwamen in een gezamenlijke sessie, de zogenoemde «Ruimtevaartraad», bijeen om te spreken over de toekomst van het Europese ruimtevaartbeleid. Beide raden hebben de gezamenlijke EU-ESA-conceptresolutie «Mondiale uitdagingen: ten volle benutten van de Europese ruimtevaartsystemen» aangenomen.

Het voorzitterschap refereerde aan het Verdrag van Lissabon waarmee de Europese Unie een expliciet mandaat heeft gekregen om een Europees ruimtevaartbeleid te ontwikkelen. Zij kan daartoe gemeenschappelijke initiatieven bevorderen, onderzoek en technologische ontwikkeling steunen en de nodige inspanningen coördineren voor de verkenning en het gebruik van de ruimte. De Commissie, bij monde van commissaris Tajani, benadrukte dat ruimtevaart een maatschappelijke belang dient en daarom strategisch belangrijk is. Begin 2011 komt de Commissie met een Europese ruimtevaartstrategie. Commissaris Tajani bevestigde dat het satellietnavigatiesysteem Galileo en het programma voor monitoring van de aarde GMES (Global Monitoring for Environment and Security) belangrijke programma’s zijn voor Europa en dat daarvoor een goede infrastructuur, zoals lanceerders, nodig is.

Nederland en Oostenrijk hebben in een verklaring die wordt toegevoegd aan de notulen bezwaar gemaakt tegen het benoemen van de aankoop van Europese lanceersystemen als «hoge» prioriteit. Nederland wil dat de ruimtevaartambities van de Europese Unie zich richten op de drie prioriteiten die in de resolutie worden genoemd: Galileo, GMES en veiligheid.

Lidstaten refereerden aan het strategische belang van ruimtevaart en gaven aan dat het operationaliseren van de programma’s Galileo en GMES essentieel is. Een aantal lidstaten steunden het belang van een autonome toegang tot de ruimte en ontwikkeling van lanceerders. Wel wezen zij daarbij op het belang om daarbij de kosten in het oog te houden. Naast het maatschappelijke belang noemden de lidstaten ook concurrentiekracht van de industriële sector als aandachtspunt. Verschillende lidstaten gingen in op de nieuwe bevoegdheid van de Europese Unie aanvullend aan de bevoegdheden van ESA en gaven aan uit te zien naar een goede samenwerking met een duidelijke taakverdeling.

ONDERZOEKSDEEL

Innovatie Unie

In de inleiding benadrukte de Minister voor Wetenschappelijk Onderzoek van de Brusselse hoofdstedelijke regering, Benoît Cerexhe, namens het Belgisch voorzitterschap het belang van waardecreatie uit kennis en de noodzaak voor een geïntegreerde onderzoek- en innovatiestrategie op Europees niveau. Ook benadrukte het voorzitterschap het belang van concrete acties om de Innovatie Unie te realiseren met verwijzing naar de routekaart voor acties die in de conclusies zijn opgenomen. De raadsconclusies zijn bedoeld als voorbereiding voor de bespreking over innovatie tijdens de Europese Raad in februari 2011.

De Commissie, bij monde van commissaris Geoghegan-Quinn (Onderzoek en Innovatie), gaf aan dat het verbeteren van het innovatievermogen één van de grootste uitdagingen is voor Europa en dat actie nodig is. Om de Innovatie Unie tot een succes te maken zal de Commissie onder andere meer aandacht geven aan het monitoren van de vooruitgang. De Commissie benadrukte het belang van goede randvoorwaarden voor innovatie zoals het EU-octrooi, innovatief aanbesteden en standaardisering. De Commissie gaf aan dat Europese innovatiepartnerschappen centraal staan in de Innovatie Unie. Deze partnerschappen moeten volgens de Commissie maatschappelijke uitdagingen aanpakken en bestaande onderzoeks- en innovatie-instrumenten beter op elkaar te laten aansluiten. De Commissie riep de lidstaten en belanghebbenden op om mee te werken aan een proefinitiatief op het terrein van gezond en actief ouder worden.

De lidstaten onderstreepten het belang van waardecreatie uit kennis. Nederland gaf, net als veel andere lidstaten, aan dat het hiervoor nodig is om te investeren in een duurzame kennisbasis, onder andere via de Europese onderzoeksraad (ERC) en om de samenwerking tussen universiteiten en bedrijfsleven te bevorderen. Diverse lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten het belang van innovatief aanbesteden en betere toegang tot kapitaal, vooral voor het MKB, om het innovatievermogen van Europa te versterken. Alle lidstaten pleitten voor het verbeteren van de randvoorwaarden voor innovatie. Ze noemden onder andere het EU-octrooi, versneld stellen van standaarden en vereenvoudiging van Europese regels, instrumenten en procedures. Nederland, en enkele andere landen, wezen hierbij in het bijzonder op het belang van een betere afstemming tussen de verschillende programma’s op Europees niveau en op reductie van het aantal instrumenten voor onderzoek en innovatie. Enkele lidstaten gaven aan dat de Europese onderzoeksruimte versterkt moet worden door de mobiliteit voor onderzoekers te verbeteren, door te investeren in goede opleiding van onderzoekers en door talent aan te trekken uit niet EU-landen. Lidstaten verwelkomden de Europese innovatiepartnerschappen als methode voor een beter geïntegreerd onderzoek en innovatiebeleid en om op effectieve en efficiënte wijze maatschappelijke uitdagingen aan te pakken. Nederland roept op om de partnerschappen te benutten om een transparanter Europees onderzoeks- en innovatielandschap te organiseren. Lidstaten steunden het lanceren van een proefinitiatief op het terrein van actief en gezond ouder worden. Eén van de lidstaten wilde naar aanleiding van de bespreking van het diversenpunt in de passage over het EU-octrooi een expliciete verwijzing naar een akkoord op basis van unanimiteit. Dit was voor het voorzitterschap niet acceptabel en is dus niet gehonoreerd.

De Raad nam vervolgens de conclusies aan.

Voortgang van de Europese Onderzoeksruimte

Het voorzitterschap gaf een korte presentatie over de voortgang van gezamenlijk programmeren. Het voorzitterschap onderstreepte het belang van gezamenlijk programmeren van onderzoek en de bijdrage van de opgestelde vrijwillige richtlijnen voor randvoorwaarden. De lidstaten en de Commissie zouden zich nu moeten richten op de rol van gezamenlijk programmeren in de implementatie van de Europa 2020 strategie en de aansturing van gezamenlijk programmeren in de toekomst. Commissaris Geoghegan-Quinn (Onderzoek en Innovatie) benadrukte dat de Commissie gecommitteerd is en, samen met de lidstaten, wil bijdragen aan het laten slagen van de gezamenlijk programmeren initiatieven.

Tevens presenteerde het voorzitterschap kort de voortgang van de Europese onderzoeksruimte en werden de evaluatie van het zevende Kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling en de internationale onderzoekssamenwerking gepresenteerd.

De rapporteur van de expertgroep die de tussentijdse evaluatie van het zevende Kaderprogramma voor Onderzoek en Technologische ontwikkeling heeft uitgevoerd, presenteerde de belangrijkste evaluatieresultaten. Een belangrijk sterk punt van het Kaderprogramma is de positieve impact op de Europese wetenschap en het feit dat het bijdraagt aan de ontwikkeling van de Europese Onderzoeksruimte. Een ander sterk punt is dat het excellentie beginsel in de selectie van te subsidiëren projecten is opgenomen. Bovendien slaagt de Europese Onderzoeksraad (ERC) in het aantrekken en financieren van onderzoek op wereldklasse niveau. Tegelijkertijd kent het Kaderprogramma ook een aantal aandachtspunten. Zo is er nog te veel focus op risico’s in plaats van vertrouwen waardoor de administratieve lasten erg hoog zijn. Ook is het slagingspercentage erg laag en is de verbinding tussen onderzoeksinstellingen en industrie nog te beperkt. Vervolgens lichtte de rapporteur van de expertgroep een aantal verbeterpunten met de daarbij behorende aanbevelingen toe. Aanbevolen wordt om het kaderprogramma meer te laten aansluiten bij de strategie van de Innovatie Unie en de Europese onderzoeksruimte. Hiertoe zou onder andere meer focus moeten worden gelegd op de bijdrage aan grote maatschappelijke uitdagingen. Daarnaast is het van belang dat er een goede balans is tussen de verschillende groepen deelnemers, zoals kleine en grote bedrijven, universiteiten en onderzoeks- en technologie organisaties en dienen deze organisaties beter betrokken te worden bij het bepalen van de onderzoeksagenda. Tevens is het van groot belang om te blijven inzetten op de verdere vereenvoudiging van de deelnameregels aan het Kaderprogramma en moet er een meer op vertrouwen gebaseerde verantwoording ingevoerd worden. Om het Europese onderzoek- en innovatielandschap transparanter te maken beveelt de expertgroep een moratorium op nieuwe instrumenten aan zolang de bestaande instrumenten niet voldoende ontwikkeld en geëvalueerd zijn. Het budget van het Kaderprogramma moet, volgens de evaluatiecommissie, op zijn minst behouden blijven.

De voorzitter van het strategisch forum voor internationale samenwerking (SFIC) op het gebied van wetenschap en technologie gaf een presentatie over de voortgang die de afgelopen twee jaar gemaakt is. Het forum is opgezet om de afstemming in onderzoekssamenwerking van de lidstaten en de Commissie met derde landen te verbeteren. Het eerste initiatief dat hiervoor van start is gegaan richt zich op betere afstemming van de samenwerking met India op het thema water. Daarnaast worden er initiatieven ontwikkeld voor de samenwerking met China, Afrika, Zuid-Amerika en de Verenigde Staten.

De conclusies over gezamenlijk programmeren zijn zonder verdere discussie aangenomen.

Internationale Kernfusiereactor (ITER)

Namens het voorzitterschap leidde de Minister voor Wetenschappelijk Onderzoek van de Brusselse hoofdstedelijke regering, Benoît Cerexhe, dit agendapunt in. ITER is een in Frankrijk te bouwen internationale wetenschappelijke testfaciliteit om de mogelijkheden van kernfusie voor het opwekken van schone en veilige energieopwekking te onderzoeken. De nadruk tijdens deze Raad zou volgens het voorzitterschap moeten liggen op het voorliggende kostenbeheersing- en reductieplan van Fusion for Energy. Fusion for Energy is de door de lidstaten en de Commissie gezamenlijk opgerichte organisatie die de aanbestedingen voor de bouw van het Europese aandeel aan ITER coördineert. Met het voorliggende plan geeft de organisatie aan hoe zij de eerder door de Raad vastgestelde reductie van kosten tot stand wil brengen en stelt zij maatregelen voor om in de toekomst de kosten van het project binnen Europa en binnen de Internationale ITER-organisatie beter in de hand te houden.

Commissaris Geoghegan-Quinn verwelkomde allereerst het kostenbeheersings- en reductieplan van Fusion for Energy. Daarna gaf zij een toelichting op de plannen voor de Commissie ten aanzien van de verbetering van de aansturing van de activiteiten van de Unie op het gebied van ITER. Er zijn al belangrijke stappen gezet met de vervanging van de directeuren van zowel de internationale ITER-organisatie als van Fusion for Energy. Beide nieuwe directeuren zijn vastbesloten om de kosten te beheersen en de aansturing te verbeteren. Op basis van het plan zal de Commissie samen met de lidstaten overleggen over verdere mogelijkheden voor verbetering van de aansturing.

Vervolgens nam de Raad zonder verder discussie een verklaring aan over het kostenbeheersings- en reductieplan van Fusion for Energy. In deze verklaring verwelkomt de Raad de inspanningen die tot nu toe zijn gedaan om de aansturing van het project te verbeteren en dringt hij aan op verdere actie en strikte handhaving van de tot nu toe afgesproken maximumkosten voor het aandeel van de Europese Unie aan ITER. Tenslotte herhaalt de Raad in de verklaring de oproep tot een jaarlijkse voortgangsrapportage aan de Raad en het aanstellen van een onafhankelijke expert die deze voortgang beoordeelt.

Diversen

Talenregime EU-octrooi

Op verzoek van Nederland en Zweden sprak de Raad wederom over het talenregime van het EU-octrooi. Dit gebeurde onder het punt Diversen. Aanleiding hiervan was de brief van Nederland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Slovenië over de mogelijkheid van versterkte samenwerking en de afloop van de Raad van 10 november jl.

Het voorzitterschap, bij monde van minister van Quickenborne, en een aantal lidstaten gaven aan te betreuren dat de vele inspanningen tijdens de afgelopen raden niet hebben geleid tot een akkoord over het talenregime van het EU-octrooi op basis van unanimiteit. De Commissie, bij monde van commissaris Barnier, stelde vervolgens dat er ondanks alle pogingen tot compromissen geen eenparigheid is bereikt. Commissaris Barnier betoogde dat de EU zich de luxe niet kan veroorloven om de impasse te laten voortbestaan, omdat dit kostbare consequenties voor het bedrijfsleven heeft.

De Commissie en de Juridische Dienst van de Raad gaven vervolgens een toelichting op de procedure van versterkte samenwerking en de verenigbaarheid met het verdrag. Ze bevestigden dat versterkte samenwerking op dit terrein verenigbaar is met het verdrag. Versterkte samenwerking kan op terreinen waar de EU niet exclusief bevoegd is. Dit geldt voor uniforme octrooibescherming. Ook benadrukten ze dat versterkte samenwerking niet discriminerend is als het uniform patent ook voor bedrijven uit landen die niet deelnemen aan het EU octrooi toegankelijk is. Alle gebruikers zullen profiteren van kostenreducties en meer rechtszekerheid. Een uniforme octrooibescherming draagt verder bij aan doelstellingen als versterking van de interne markt en het stimuleren van

R&D-investeringen. De Juridische Dienst van de Raad wees er vervolgens op dat de procedure van versterkte samenwerking start met het formeel vaststellen dat een akkoord met alle lidstaten binnen afzienbare tijd niet mogelijk is. Er zijn minimaal negen lidstaten nodig om een verzoek tot versterkte samenwerking aan de Commissie te doen.

Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland gaven aan een formeel verzoek voor versterkte samenwerking aan de Commissie te doen, omdat een akkoord op basis van unanimiteit binnen afzienbare tijd niet mogelijk is. Deze lidstaten deden een oproep aan andere lidstaten hetzelfde te doen. Een aantal lidstaten gaven aan versterkte samenwerking te steunen, maar verwezen niet expliciet naar het formele verzoek. Daarnaast gaf een groep lidstaten aan de voorwaarden van versterkte samenwerking nader te bezien naar aanleiding van de toelichting van de Commissie en de Juridische Dienst van de raad. Twee lidstaten maakten bezwaar tegen agendering van het talenregime van het EU-octrooi onder het agendapunt Diversen. Zij deden een oproep de onderhandelingen voort te zetten en te streven naar unanimiteit, maar gaven daarbij aan dat een akkoord op basis van het Commissievoorstel niet mogelijk is.

Het voorzitterschap constateerde vervolgens dat een akkoord met alle lidstaten binnen afzienbare tijd niet mogelijk is en dat vanwege de urgentie van het probleem een aantal lidstaten de Commissie zal verzoeken om versterkte samenwerking. Daarnaast constateerde het voorzitterschap dat versterkte samenwerking op dit terrein verenigbaar is met het verdrag. Het onderwerp zal wederom worden geagendeerd voor de Raad van 10 december 2010.

Schone en zuinige voertuigen

De Commissie informeerde de Raad over de voortgang van de in juni geaccordeerde mededeling over schone en zuinige voertuigen.

Verklaring elektrisch rijden

Het voorzitterschap presenteerde een verklaring van een aantal lidstaten over elektrisch rijden in Europa.

Conferenties georganiseerd door het voorzitterschap

Het voorzitterschap informeerde de Raad over diverse door haar georganiseerde conferenties.

Ruimtevaartdeel van de mededeling industriebeleid

De Commissie informeerde de Raad over het hoofdstuk over ruimtevaart uit haar mededeling over het Europese industriebeleid.

Werkprogramma van het Hongaars voorzitterschap (1ste helft 2011)

De minister van Hongarije presenteerde kort het programma van het voorzitterschap voor het onderzoeksdeel van de raad.

Artikel 185-initiatief European & Developing Countries Clinical Trials Partnership (EDCTP)

Het voorzitterschap lichtte de stand van zaken toe over de voortgang bij EDTCP. Dit initiatief richt zich op het versnellen van de ontwikkeling van medicijnen tegen HIV/AIDS, malaria en tuberculose voor ontwikkelingslanden.

Naar boven