21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 243 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 november 2010

Mede namens de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bied ik u hierbij de geannoteerde agenda aan van de Raad voor Concurrentievermogen van 25 en 26 november, en de gezamenlijke Ruimtevaartraad op 25 november. In de bijlage treft u per onderwerp een nadere toelichting.

Tijdens het industrieonderdeel op 25 november zal de Raad van gedachten wisselen over de industriemededeling van de Commissie van 28 oktober jl.

Tijdens het onderzoeksdeel op 25 en 26 november zal de Raad conclusies aannemen over de Innovatie Unie van de Commissie van 6 oktober jl. Ook zal het voorzitterschap een presentatie geven over de voortgang van de Europese Onderzoeksruimte, waarbij de Raad conclusies aanneemt over de randvoorwaarden bij gezamenlijk programmeren. Tenslotte zal de Raad een plan aannemen over de organisatie «Fusion for Energy» om kostenbesparing en betere aansturing van Internationale kernfusiereactor (ITER) te waarborgen.

Onder het agendapunt diversen zullen het voorzitterschap en de Commissie informatie geven over schone en zuinige voertuigen, een verklaring over elektrisch rijden, diverse conferenties van het voorzitterschap en over de ruimtevaartparagraaf van de industriemededeling.

En marge van de Raad komt op 25 november de gezamenlijke Ruimtevaartraad bijeen. Tijdens deze bijeenkomst nemen de ESA-ministers (EU-27 + Noorwegen en Zwitserland) een resolutie aan over het Europese ruimtevaartbeleid. De Raad zal deze resolutie vervolgens bekrachtigen. Onder het agendapunt diversen zal het voorzitterschap tijdens de gezamenlijke ruimtevaartraad informatie geven over de ministeriële conferentie over exploratie van de ruimte en over het gebruik van ruimtevaart ten bate van de Afrikaanse bevolking.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen

AGENDA VAN DE RAAD VOOR CONCURRENTIEVERMOGEN 25–26 NOVEMBER

Industriedeel

 

Industrie

Presentatie en gedachtewisseling

Ruimtevaartbeleid

Raadsresolutie

  

Onderzoeksdeel

 

Innovatie Unie

Raadsconclusies + gedachtewisseling

Voortgang van de Europese onderzoeksruimte

Raadsconclusies + presentaties

Internationale kernfusiereactor (ITER)

Reductieplan + presentaties

INDUSTRIEDEEL

Industrie

Presentatie en gedachtewisseling

De Europese Commissie zal een presentatie geven over de mededeling «Geïntegreerd industriebeleid in een tijd van globalisering» van 28 oktober jl. Vervolgens zal de Raad van gedachten wisselen. De Raad zal waarschijnlijk op 10 december raadsconclusies over de mededeling aannemen.

Op 28 oktober heeft Eurocommissaris Tajani de mededeling gepresenteerd. In deze mededeling geeft de Commissie haar visie op het EU-industriebeleid. Het is een van de «vlaggenschepen» van de Europa 2020-strategie voor groei en banen. Eerder bracht de Commissie al de vlaggenschepen Innovatie Unie, Digitale Agenda en Jeugd in beweging uit. De mededeling vormt een brede verzameling van vooral reeds geplande initiatieven. De mededeling bouwt voort op het reeds bestaande EU-industriebeleid, dat een mix is van een generieke aanpak en aandacht voor specifieke knelpunten en kansen voor sectoren. Deze benadering past goed in de filosofie van het in het regeerakkoord genoemde nieuwe bedrijfslevenbeleid van dit kabinet. Ook handhaaft de Commissie het uitgangspunt dat de lidstaten primair verantwoordelijk zijn voor de invulling van industriebeleid en de EU voornamelijk een rol heeft bij het creëren van de juiste randvoorwaarden. Tegelijkertijd geeft de Commissie aan dat een Europese coördinatie van industriebeleid steeds meer nodig zal zijn in de concurrentie met andere economieën. De Commissie stelt in dit kader voor te starten met een jaarlijkse monitoring van het concurrentievermogen van de EU en de lidstaten, met een centrale rol voor de Raad voor Concurrentievermogen in het proces. De Commissie wil haar streven naar een geïntegreerd industriebeleid kracht bijzetten door de effecten op industrie en diensten van Europese initiatieven en regelgeving zorgvuldiger te toetsen (als onderdeel vande effectbeoordelingen van de Impact Assessment Board van de Commissie op nieuw beleid en als ex-post evaluaties op bestaand beleid).

Nederland verwelkomt de mededeling. De industrie is in de ogen van Nederland van cruciaal belang voor de Europese concurrentiekracht en het oplossen van maatschappelijke vraagstukken.De invulling van het industriebeleid behoort primair toe aan de lidstaten. De EU heeft een belangrijke rol in het creëren van de juiste randvoorwaarden. Nederland is daarom positief over de focus van de mededeling daarop. Het gaat dan onder andere om het verbeteren van randvoorwaarden, zoals slimme regelgeving, betere toegang tot financiering voor bedrijven, versterking van de interne markt, het stimuleren van innovatie, uitwerking van de Digitale Agenda, het belang van open markten en een goed mededingingsbeleid. Ook noemt de Commissie in de mededeling het belang van maatwerk voor sectoren. Dit houdt in dat nader wordt gekeken welke randvoorwaarden van bepaalde sectoren moeten verbeteren om de concurrentiekracht van deze sectoren te versterken. Hier kan gedacht worden aan het creëren van standaarden voor elektrisch rijden, maar ook aan aangepaste regelgeving om het gebruik van vernieuwende materialen in de industrie aan te kunnen moedigen in het kader van de bio based economy. Daarnaast is Nederland voorstander van het initiatief van de Commissie om het concurrentievermogen van de EU en haar lidstaten jaarlijks te gaan monitoren, en de centrale rol voor de Raad in dit proces. Positief is ook dat de Commissie zowel aandacht heeft voor het belang van de industrie als voor aanverwante diensten en het mkb. Nederland vindt het verder positief dat de Commissie haar streven naar een geïntegreerd industriebeleid kracht wil bijzetten door de effecten op industrie en diensten van nieuwe Europese initiatieven en regelgeving zorgvuldiger te toetsen. Nederland zal het idee van de Commissie om EU-obligaties uit te brengen ten behoeve van het versterken van de infrastructuur, in de context van de discussies over de nieuwe financiële perspectieven beoordelen. Daarnaast staat Nederland kritisch tegenover het uitbreiden van de rol van het Europese Globaliseringsfonds. Nederland is van mening dat andere beleidsinstrumenten, met name op nationaal of regionaal niveau, beter in staat zijn om in te spelen op de effecten van globalisering.

Ruimtevaartbeleid

Raadsresolutie

De Raad voor Concurrentievermogen en de Raad van ministers van de Europese Ruimtevaartorganisatie (ESA) komen in een gezamenlijke sessie, de zogenoemde «Ruimtevaartraad», bijeen om te spreken over de toekomst van het Europese ruimtevaartbeleid. Beide raden zullen naar verwachting de gezamenlijke EU-ESA-conceptresolutie «Mondiale uitdagingen: ten volle benutten van de Europese ruimtevaartsystemen» aannemen.

De Europese Unie erkent in toenemende mate het strategische, economische en maatschappelijke belang van ruimtevaart op gebieden als veiligheid, milieu, mobiliteit, telecommunicatie en landbouw. Ruimtevaart draagt daarmee bij aan de doelstellingen van de Europa 2020-strategie. In mei 2004 is een overeenkomst getekend tussen de EU en ESA om nauwer te gaan samenwerken, zodat het potentieel van ruimtevaart ten volle kan worden benut. Er zijn twee prioriteiten ontwikkeld. De eerste is Galileo, het systeem voor satellietnavigatie. De tweede is GMES (op satelliettechnologie gebaseerde aardobservatiesystemen en -technieken voor milieu- en veiligheidsbeheer op de grond, op zee en in de lucht). Met artikel 189 van het Verdrag van Lissabon heeft de EU een rol bij het ontwikkelen van een Europees ruimtevaartbeleid, in samenwerking met de lidstaten en de ESA.

Met de conceptresolutie bevestigen de EU- en ESA-lidstaten opnieuw het belang van ruimtevaart. Tevens roepen de lidstaten op om de systemen Galileo en GMES operationeel te maken, en daarbij ook te kijken naar de bijdrage van deze systemen aan duurzame ontwikkeling van Afrika. De bijdrage van ruimtevaart aan de veiligheid en de samenwerking tussen civiele en militaire ruimtevaart moet worden onderzocht. Daarnaast vraagt het strategische belang van de ruimtevaartinfrastructuur ook maatregelen om deze te beschermen. Verder verzoeken de lidstaten de Commissie en de ESA een strategie te ontwikkelen voor exploratie van de ruimte als onderdeel van de internationale samenwerking. Exploratie is het onderzoeken van planeten en sterren. Het onderzoek dat op het Internationale Ruimtevaartstation (ISS) plaatsvindt is bijvoorbeeld een onderdeel van dergelijk onderzoek. Als gevolg van de nieuwe rol van de EU roepen de lidstaten de Commissie en de ESA op om de huidige samenwerkingsovereenkomst te evalueren en te komen met een voorstel om het besturingsmodel te verhelderen en te verbeteren.

Nederland steunt de conceptresolutie op de hoofdlijnen. Nederland wil dat de Europese ruimtevaartambities zich richten op drie prioriteiten die in de conceptresolutie worden genoemd: Galileo, GMES en veiligheid. Zowel Galileo als GMES hebben als doel om toepassingen voor gebruik door publieke en private partijen tot stand te brengen. Dergelijke toepassingen zijn in hoge mate innovatief, bieden een hoge toegevoegde waarde en kunnen daarmee een bijdrage leveren aan de Europa 2020-strategie. Ook sluiten ze aan bij het nationale ruimtevaartbeleid, waarin meer aandacht wordt gevraagd voor toepassingen. Het Nederlandse bedrijfsleven profiteert van Europese investeringen in ruimtevaart.

Nederland vindt dat eventuele maatregelen die voortvloeien uit de conceptresolutie moeten passen binnen de kaders van de lopende financiële perspectieven en niet vooruit mogen lopen op de onderhandelingen over de financiële perspectieven post-2013.

Ook vindt Nederland dat er een duidelijk besturingsmodel moet komen: de ESA als organisatie voor de ontwikkeling en het beheer van ruimtevaartinfrastructuur (satellieten, lanceerders) en de EU voor de operationele kant.

Nederland zal deze punten van aandacht tijdens de vergadering naar voren brengen.

ONDERZOEKSDEEL

Innovatie Unie

Raadsconclusies

De Raad zal waarschijnlijk conclusies aannemen over de mededeling van de Commissie inzake de Innovatie Unie van 6 oktober jl. Ook zal de Raad een bijdrage leveren aan de Europese Raad over innovatie in december. In deze brief worden de hoofdlijnen van de Nederlandse reactie op de mededeling geschetst. Een uitgebreide reactie wordt u separaat via een fiche «beoordelingen nieuwe commissievoorstellen», toegezonden.

De Innovatie Unie is één van de zeven vlaggenschipinitiatieven van de Europa 2020-strategie voor groei en banen. Met de Innovatie Unie zet de Commissie een visie, agenda en taakverdeling neer om belemmeringen voor innovatie weg te nemen. Deze belemmeringen zijn 1) ondermaatse investeringen in de kennisbasis, 2) belemmerende randvoorwaarden voor innovatie, en 3) fragmentatie en duplicatie in het onderzoek en innovatiebeleid dat gemaakt wordt op EU, nationaal en regionaal niveau. In de conceptconclusies verwelkomt de Raad de Innovatie Unie. De Raad benadrukt dat kennis en innovatie essentieel zijn voor het versterken van de concurrentiekracht en voor duurzame welvaartsgroei. In de concept conclusies legt de Raad de nadruk op 1) het stimuleren dat goede ideeën hun weg naar de markt vinden door het verbeteren van de randvoorwaarden voor innovatie en door verbeterde toegang tot financiering van innovatie, 2) het versterken van de kennisbasis en verminderen van fragmentatie, inclusief versterking van de Europese Onderzoeksraad, ontwikkeling van grootschalige onderzoeksinfrastructuur en bevorderen van mobiliteit van onderzoekers, 3) het maximaliseren van sociale en territoriale cohesie door structuurfondsen beter te benutten ten behoeve van innovatie, 4) het aanpakken van grote maatschappelijke uitdagingen met behulp van onderzoek en innovatie en 5) het versterken van de wetenschappelijke en technologische samenwerking met landen buiten de EU. Wat betreft de innovatiepartnerschappen zijn de conceptconclusies terughoudend. De partnerschappen moeten duidelijk leiden tot stroomlijning van bestaande instrumenten en mogen geen extra instrument vormen. In de conceptconclusies geeft de Raad ook aan dat zij jaarlijks, op basis van voorbereiding door de Commissie, een bijeenkomst wil wijden aan de voortgang in de Innovatie Unie. Tenslotte zal de Raad naar verwachting een lijst van acties vaststellen, die in het komende jaar wat de Raad betreft prioriteit moet krijgen.

Nederland verwelkomt de Innovatie Unie als een geïntegreerde Europese onderzoek- en innovatiestrategie. Om het concurrentievermogen van Europa te vergroten moet de kennisdriehoek van onderwijs, onderzoek en innovatie worden versterkt. Daarbij blijven investeringen in de kennisbasis van onderzoek en onderwijs nodig, evenals investeringen in innovatie.

Een van de belangrijke aspecten waar Europa achterblijft op andere landen en/of regio’s, is het creëren van producten en diensten uit kennis. Het gaat er om dat we de juiste prikkels aanbrengen, zodat bedrijven weer meer willen investeren in innovatie. Nederland acht van belang dat in de raadsconclusies de aandacht allereerst uit gaat naar het op orde brengen van de randvoorwaarden voor innovatie. Zo vindt Nederland dat de EU-programma’s toegankelijker moeten worden gemaakt voor bedrijfsleven, met name het mkb. Hiervoor is vereenvoudiging en stroomlijning noodzakelijk. Ook verlaging van de administratieve lasten, onder andere door te werken met een systeem van verantwoord vertrouwen, draagt bij aan het verbeteren van de randvoorwaarden voor innovatie. Nederland is ook groot voorstander van een Europese aanpak van knelpunten op de kapitaalmarkt, aanvullend op de activiteiten die de lidstaten reeds ontplooien.

Daarnaast zouden de EU en nationale overheden meer werk moeten verzetten om innovatiegericht inkopen en precommercieel aanbesteden tot een vanzelfsprekendheid te maken. Nederland is er daarom voorstander van dat de Europese Commissie initiatieven ondersteunt en lopende initiatieven uitbreidt om precommercieel aanbesteden (in Nederland vormgegeven via Small Business Innovation Research-programma’s) Europees en grensoverschrijdend toe te passen.

Daarnaast vormen investeringen in de kennisbasis voor Nederland een essentiële basis voor innovatie. Om te zorgen dat de EU haar goede wetenschappelijke positie behoudt, wenst Nederland versterking van de Europese Onderzoeksraad, de ERC. Daarnaast is het van belang dat de mobiliteit van onderzoekers in Europa verbetert en dat de prioritaire grootschalige onderzoeksfaciliteiten op de Europese lijst van grote onderzoeksinfrastructuren worden gerealiseerd.

Tenslotte onderschrijft Nederland het belang van innovatieve oplossingen voor grote maatschappelijke uitdagingen. Nederland is het eens met de Commissie dat stroomlijning van het onderzoek- en innovatielandschap en betere aansluiting in de onderzoek- en innovatieketen vereist is. De zogenaamde innovatiepartnerschappen kunnen hier een belangrijke rol in spelen. De partnerschappen moeten volgens de Commissie een agenda gaan vormen waarin de Commissie, lidstaten, regio's en alle andere stakeholders samenwerken om onderzoek en innovatiebeleid en instrumenten te stroomlijnen voor het vinden van oplossingen voor specifieke maatschappelijke uitdagingen. De partnerschappen moeten echter wel daadwerkelijk bijdragen aan vereenvoudiging en stroomlijning door verbeterde clustering van instrumenten en reductie van het aantal bestaande instrumenten. Daarnaast hecht Nederland aan lichte coördinatiestructuren en goede betrokkenheid van de stakeholders bij de partnerschappen.

In conceptconclusies komen deze Nederlandse uitgangspunten vooralsnog afdoende terug.

Voortgang van de Europese Onderzoeksruimte (ERA)

Raadsconclusies en presentaties

Het voorzitterschap zal de stand van zaken presenteren over de voortgang van de Europese Onderzoeksruimte. Onderdeel hiervan vormen de conclusies over de voortgang van gezamenlijk programmeren van onderzoek en de presentatie over de voortgang van de voorzitter van het Strategisch Forum voor internationale samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie. Daarnaast presenteert de Commissie de tussentijdse evaluatie van het 7e Kaderprogramma (KP7, 2007–2013). Deze evaluatie is door een externe evaluatiecommissie uitgevoerd en de uitkomsten worden medio november verwacht.

De ERA moet onderzoekers, kennisinstellingen en bedrijven in staat stellen om zich over de grenzen heen te kunnen bewegen, concurreren en samenwerken. In 2008 zijn op basis van de visie vijf nieuwe actielijnen gepubliceerd om de onderzoekssamenwerking in Europa te versterken, namelijk:

  • Gezamenlijke programmeren van onderzoek;

  • Verhoogde inspanningen om de aantrekkelijkheid van onderzoekersloopbanen te verbeteren;

  • Versterkte Europese samenwerking op het gebied van grootschalige onderzoeksfaciliteiten en de toegang tot deze faciliteiten;

  • Internationale samenwerking van de EU met derde landen;

  • Intellectueel eigendomsrecht en kennisvalorisatie.

De conceptconclusies voor gezamenlijk programmeren verwelkomen het eerste tweejaarlijkse rapport over de voortgang van het proces van gezamenlijk programmeren. Ook verwelkomen de conclusies de vrijwillige richtlijnen voor randvoorwaarden voor gezamenlijk programmeren. In deze randvoorwaarden worden de kaders geschapen voor onder andere de wijze van selecteren van projecten, de evaluaties en de rol van de Commissie en lidstaten. Tenslotte vragen de conceptconclusies om op basis van een evaluatie te kijken naar de aansturing van gezamenlijk programmeren in de toekomst.

Nederland steunt het streven naar meer coördinatie tussen nationale onderzoeksprogramma’s en de grondgedachte van gezamenlijke programmeren van onderzoek. Gezamenlijk programmeren moet een verbinding leggen tussen de nationale onderzoeksprogramma’s, de ontwikkeling van de Europese onderzoeksruimte (ERA) en het oplossen van grote maatschappelijke vraagstukken. Nederland is positief over de voortgang die is gemaakt. Het tweejaarlijkse rapport over de voortgang van gezamenlijk programmeren kan op Nederlandse instemming rekenen. Nederland kan de oproep om de aansturing te evalueren steunen. Voor internationale onderzoekssamenwerking van de EU met derde landen steunt Nederland de afstemming van Europese en bilaterale samenwerkingsverbanden. Deze afstemming kan voordelen bieden, zoals een efficiëntere inzet van schaarse middelen. Voor de evaluatie van het zevende Kaderprogramma acht Nederland het met name van belang dat in de huidige periode nog gekeken zal worden naar mogelijkheid om de administratieve lasten bij deelname te verlagen.

Internationale kernfusiereactor (ITER)

Aanname van een plan voor kostenreductie

Presentaties over aansturing en financiering

De Raad zal naar verwachting een plan van de organisatie «Fusion for Energy» voor kostenreductie goedkeuren. «Fusion for Energy» (F4E) is de organisatie onder het Euratom-verdrag die binnen de Europese Unie onder andere verantwoordelijk is voor het correct afwikkelen van de aanbestedingen voor de Europese bijdrage aan ITER. Daarnaast zal de Commissie de Raad inlichten over de wijze waarop de aansturing van de activiteiten van de Unie rond kernfusie hervormd moeten worden om in de toekomst verdere kostenoverschrijdingen en vertragingen in het project te voorkomen. Tenslotte zullen de Commissie en het voorzitterschap de Raad inlichten over de stand van zaken rond de financiering van ITER.

Het plan voor kostenreductie bevat maatregelen die er voor zorgen dat de bijdrage van de Europese Unie voor ITER beperkt blijven tot 6 miljard EUR. Dat is ongeveer 600 miljoen EUR lager dan aanvankelijk begroot. De Raad had de Commissie in juli 2010 hiertoe opgeroepen. Tegelijkertijd is van belang dat er genoeg reserves blijven bestaan om onverwachte tegenvallers op te vangen. De maatregelen bij F4E bestaan onder andere uit slimmere aanbestedingsprocedures, meer projectmatig werken en vereenvoudigingen in het ontwerp van onderdelen van ITER. Vergelijkbare maatregelen worden genomen op internationaal niveau, bij de ITER-organisatie.

Voor de verbetering van de aansturing van de activiteiten van de Europese Unie rond kernfusie zal waarschijnlijk de relatie tussen de lidstaten, de Commissie, F4E en de internationale ITER-organisatie aan de orde komen.

De financiering van ITER vormt onderdeel van de conciliatie tussen de Raad en het Europees Parlement over de EU-begroting voor 2011. Hierover is de Kamer via de geannoteerde agenda voor de Begrotingsraad van 11 november reeds geïnformeerd (Kamerstuk 21 501-03, nr. 55).

Nederland onderschrijft het belang van ITER en is voorstander van de bouw. Nederland hecht sterk aan een verbetering van de aansturing en de kostenbeheersing. Mede door de inzet van Nederland geldt sinds kort een nieuw paradigma waarin «het ontwerp het budget volgt». Nederland verwelkomt de plannen van F4E en de vergelijkbare ontwikkelingen op het niveau van de internationale ITER-organisatie. Er wordt nu ook gekeken naar wat echt strikt noodzakelijk is om ITER met de gewenste functionaliteit te bouwen, in plaats van alleen uit te gaan van de internationaal vastgestelde bouwtekeningen. Nederland acht het daarnaast van belang dat de verantwoordelijkheden tussen Commissie en de lidstaten duidelijker worden beschreven dan nu het geval is. Nederland vindt het daarbij belangrijk dat de Raad, zoals nu het geval is, regelmatig op de hoogte wordt gehouden van de ontwikkeling van de kosten die gepaard gaan met de bouw van ITER.

Nederland wenst dat bij financiering van kostenoverschrijding van ITER de plafonds van de overeengekomen Financiële Perspectieven zoveel mogelijk worden gerespecteerd en hecht sterk aan het financieel disciplinerende karakter van de Financiële Perspectieven. Nederland vindt dat de extra financiering voor ITER primair binnen de uitgavencategorie voor concurrentiekracht gevonden moet worden en dat het deel dat uit die uitgavencategorie gehaald wordt, op een evenredige wijze gevonden moet worden. Nederland sluit het gebruik van het compensatiemechanisme binnen het plafond van de Financiële Perspectieven echter niet uit.

Naar boven