21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 232 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 juni 2010

Mede namens de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bied ik u hierbij het verslag aan van de Raad voor Concurrentievermogen van 25 en 26 mei. Nederland werd tijdens de Raad vertegenwoordigd door de Plaatsvervangend Permanent Vertegenwoordiger bij de EU.

Tijdens het gedeelte over industrie en interne markt op 25 mei heeft de Raad een politiek akkoord bereikt over de geharmoniseerde condities voor de marketing van bouwproducten. De Raad heeft conclusies aangenomen ten aanzien van het Europees merkenrechtensysteem en daarnaast over de mededeling van de Europese Commissie over energie-efficiënte en schone voertuigen. De Raad heeft een beleidsdebat gevoerd over de richtlijn consumentenrechten. Voorts werd door de Commissie de stand van zaken met betrekking tot de implementatie van de dienstenrichtlijn geschetst. Tijdens de lunch gaf oud Commissaris Mario Monti een presentatie over zijn rapport «A new strategy for the single market».

Tijdens het gedeelte over onderzoek op 26 mei heeft de Raad kennis genomen van rapportages van het voorzitterschap over het BONUS-initiatief (een onderzoek- en ontwikkelingsprogramma voor de Oostzee) en over de verordening voor GMES (een Europees programma voor aardobservatie). Verder heeft de Commissie een presentatie gegeven over de Europa 2020-strategie over de bilaterale gesprekken die zij heeft gevoerd met de lidstaten over de invulling van het nationale 3% R&D-doel. Tevens heeft de Raad conclusies aangenomen over vereenvoudiging van deelname aan het Kaderprogramma voor onderzoek en technologie, over innovatie, over de sociale dimensie van de Europese Onderzoeksruimte (ERA) en over de voortgang van ERA. Verder nam de Raad een resolutie aan over het nieuwe mandaat voor het wetenschaps- en technisch onderzoekscomité CREST. Tenslotte werd de situatie rond de kernfusiereactor ITER besproken, waarbij het voorzitterschap een verklaring heeft opgesteld waarin de politieke steun voor ITER werd herhaald en waarin tevens een werkgroep werd aangekondigd die op korte termijn de financiële situatie zal analyseren om een duurzame oplossing aan te dragen.

Een uitgebreid verslag van de Raad vindt u in de bijlage bij deze brief. De eerstvolgende Raad voor Concurrentievermogen zal in een informele setting plaatsvinden op 14, 15 en 16 juli in Brussel.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

Interne Markt en Industrie

Verordening betreffende bouwproducten

Politiek akkoord

De Raad heeft een politiek akkoord bereikt over de Verordening betreffende de geharmoniseerde condities voor de marketing van bouwproducten. Het politieke akkoord kwam tot stand door middel van een gekwalificeerde meerderheid. Twee landen hebben tegen het compromisvoorstel gestemd. Enkele landen kunnen alleen akkoord gaan met afgifte van een Verklaring over een bepaald artikel in de Verordening. Dit met het oog op de onderhandelingen met het Europees Parlement.

Het voorstel moet de huidige richtlijn bouwproducten uit 1989 (89/106/EEG) vervangen en heeft als doel de interne markt te bevorderen voor producten die in de bouw worden toegepast. Onder deze richtlijn worden Europese normen opgesteld aan de hand waarvan bouwproducten kunnen worden getest en beoordeeld op karakteristieke eigenschappen, zoals brandbaarheid, sterkte, etc. Bouwproducten waarvoor geldt dat daarvoor Europees geharmoniseerde normen zijn opgesteld en van kracht zijn, dienen van CE-markering te worden voorzien wanneer deze op de markt worden gebracht. Met de nieuwe Verordening wil de Europese Commissie het functioneren van de interne markt voor bouwproducten verbeteren en de obstakels bij het in de handel brengen van deze producten, vaak ingegeven door verschillen in regelgeving en marktprotectionisme, wegnemen.

Nederland hecht grote waarde aan het tot stand komen van dit akkoord en verwacht dat de nieuwe Verordening tot een beter functionerende interne markt voor de bouw zal leiden. De Verordening voor bouwproducten zal onder Belgisch voorzitterschap in het najaar door het Europees Parlement in een tweede lezing worden behandeld.

Consumentenrechten

Beleidsdebat

Het voorzitterschap had een aantal discussievragen opgesteld waarover de Raad een beleidsdebat voerde op voorstel van het Spaanse voorzitterschap over het gewenste niveau van harmonisatie van het richtlijnvoorstel ter herziening van het Europese consumentenrecht. Namens de Commissie gaf Commissaris Reding aan dat ze bereid is om flexibel te zijn om samen met de Raad en het Europees Parlement op korte termijn tot een doorbraak op dit dossier te kunnen komen. De Commissaris gaf aan dat ze achter het uitgangspunt van volledige harmonisatie staat, maar is zich ervan bewust dat er vrees in de lidstaten bestaat dat dit kan leiden tot verlaging van de nationale consumentenbescherming. De Commissaris benadrukte dat ze geen ideologisch debat wil voeren over het niveau van harmonisatie en dat voor het creëren van een interne markt volledige harmonisatie nodig is. De huidige situatie van minimum harmonisatie is voor de Commissie niet acceptabel, met name voor de online aankopen van consumenten.

Op de vraag van het voorzitterschap wat het gewenste niveau van harmonisatie moet zijn, liepen de meningen van lidstaten uiteen. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, pleitte voor een richtlijn die uitgaat van volledige harmonisatie. Vanuit het uitgangspunt van volledige harmonisatie moeten we per artikel tot inhoudelijke overeenstemming zien te komen. Nederland heeft in haar interventie dan ook benadrukt dat we moeten blijven streven naar volledige harmonisatie, waarbij het treffen van de juiste balans tussen een hoog niveau van consumentenbescherming en het concurrentievermogen van het bedrijfsleven centraal staat. Alleen op deze manier kan het voorstel meerwaarde bieden voor consumenten en bedrijven. Minimum harmonisatie bestaat nu al en leidt tot versnippering en onbenut potentieel van de Business-to-Consumer markt.

Een andere groep lidstaten richtte zich vooral op behoud van specifieke nationale consumentenregelgeving en de eigen wetssystematiek, waarbij sommige van deze lidstaten aangaf dat minimumharmonisatie het uitgangspunt van de onderhandelingen zou moeten vormen. Ook deze lidstaten gaven overigens aan verheugd te zijn met de bereidheid van de Commissie voor een flexibele aanpak en willen per artikel bekijken welke mate van harmonisatie het beste is.

De Commissie concludeerde na afloop van het debat dat we nog ver verwijderd zijn van overeenstemming. De Commissie concludeerde wel dat een ruime meerderheid van de lidstaten een flexibele aanpak steunt. Bij een pragmatische en artikelsgewijze benadering is vooruitgang mogelijk. België gaf aan tijdens haar voorzitterschap het komende half jaar te streven naar een algemene benadering of een politiek akkoord.

Europese strategie voor schone en energie-efficiënte voertuigen

Raadsconclusies

De Commissie, bij monde van Commissaris Tajani, gaf een korte toelichting op de mededeling van 27 april jl. over schone en energie-efficiënte voertuigen. De Commissie benadrukte in het licht van de wereldwijde concurrentie het belang van deze strategie voor het stimuleren van de ontwikkeling van en de markt voor dergelijke voertuigen. De strategie heeft betrekking op verschillende soorten «groene» voertuigen, zoals voertuigen die gebruik kunnen maken van elektriciteit, waterstof, biogas en biobrandstof. Commissaris Tajani lichtte een aantal acties voor de middellange en lange termijn toe. Uitvoering is volgens de Commissie het sleutelwoord. Ten aanzien van de elektrische voertuigen benadrukte Commissaris Tajani onder andere de noodzaak om te komen tot standaardisatie van oplaadinfrastructuur voor elektrische auto’s, omdat in 2011 de eerste elektrische auto’s op de markt moeten kunnen gaan. Ook zijn proefprojecten nodig met het oog op de interoperabiliteit van elektrische voertuigen op het hele EU gebied. De High Level Group Cars21 zal een herstart kennen met een verbreding van het mandaat.

Vervolgens wisselde de Raad van gedachten over de mededeling en de concept-raadsconclusies. Nederland intervenieerde conform de inzet zoals verwoord in de geannoteerde agenda ter voorbereiding van deze raad. Alle lidstaten noemden als belangrijke uitdagingen de klimaatdoelstellingen, het verminderen van afhankelijkheid van fossiele brandstoffen en het versterken van het concurrentievermogen van de Europese industrie. Veel lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten dat de actie op EU-niveau technologisch neutraal moet zijn. Het is goed dat het beleidskader voor verschillende soorten «groene» voertuigen in onderlinge samenhang wordt bezien. De lidstaten brachten een breed scala aan mogelijkheden voor «groene» voertuigen naar voren, zoals elektrische voertuigen, maar ook voertuigen die gebruik maken van verbeteringen aan de conventionele verbrandingsmotoren, van alternatieve brandstoffen als biobrandstoffen van de 2e generatie, en van waterstof. Een aantal lidstaten, onder andere Nederland, gaf aan dat beleidscoherentie belangrijk is, maar met behoud van een zekere mate van beleidsconcurrentie mits voldaan wordt aan regels interne markt en staatssteun. Wat betreft elektrische voertuigen werd het belang van stimulering van innovatie door betere samenwerking op het gebied van onderzoek en ontwikkeling, van standaardisatie van oplaadinfrastructuur en van de ontwikkeling van smart grids breed gedeeld onder de lidstaten. Ook benadrukte een aantal lidstaten, waaronder Nederland, de noodzaak van open markten en een sterke interne markt. Nederland tezamen met een aantal lidstaten wezen op het belang van grensoverschrijdende proeftuinen. Deze lidstaten hechten sterk aan het voorstel van de Commissie om nationale proeftuinen te verbinden in een Europees demonstratieproject.

Het voorzitterschap concludeerde dat er brede steun is voor de mededeling van de Commissie over schone en energie-efficiënte voertuigen en de conclusies. De conclusies werden vervolgens aangenomen.

Toekomst Europees merkenrechtensysteem

Raadsconclusies

De Commissie gaf aan dat het communautaire merkenrechtensysteem, dat bestaat naast de nationale merkenrechtensystemen van de lidstaten, inmiddels 15 jaar bestaat. Op verzoek van de Raad in mei 2007 laat de Commissie momenteel een studie doen naar de werking van het merkenrechtensysteem. Doel is te bezien hoe het merkenrechtensysteem in de EU en de samenwerking tussen het Europese merkenbureau OHIM (Office of Harmonization for the Internal Market) en de nationale merkenbureaus kan worden gemoderniseerd, versterkt en waar nodig verbeterd. Deze studie zal naar verwachting eind van dit jaar worden afgerond. De Commissie sprak de verwachting uit een voorstel voor herziening van Verordening 207/2009 inzake het EU merkenstelsel te zullen doen eind van dit jaar. De Raad nam vervolgens zonder discussie de conclusies aan.

Stand van zaken implementatie van de dienstenrichtlijn

Presentatie van de Commissie en gedachtewisseling

Namens de Commissie gaf Commissaris Barnier een presentatie over de stand van zaken van de implementatie van de dienstenrichtlijn en de daarbij sinds begin maart jl. geboekte voortgang. De Commissie gaf aan dat sinds maart de horizontale wetgeving in zeven extra lidstaten is voltooid en de wetgeving nu dus in twintig lidstaten van kracht is. Daarnaast zijn er in veel landen de nodige maatregelen doorgevoerd voor de sectorale regelgeving/wijzigingen van bestaande regelgeving. De Commissaris gaf aan in goed partnerschap met de lidstaten te willen werken aan de afronding van de implementatie en biedt de mogelijkheid aan om hulp te bieden aan de lidstaten waar nog veel werk te doen is, ook bij de totstandkoming van het één loket. Op het gebied van de administratieve samenwerking is veel voortgang geboekt. Inmiddels zijn er 4500 autoriteiten aangesloten op het Interne Markt Informatie (IMI)-systeem.

Het voorzitterschap lichtte de stand van zaken in het proces van wederzijdse beoordeling toe. Het voorzitterschap benadrukte het grote belang van de gezamenlijke inspanning in het kader van het proces van wederzijdse beoordeling en geeft aan dat dit ook een nuttig instrument is voor de bredere interne markt agenda.

Tijdens de gedachtewisseling gaven enkele lidstaten, waaronder Nederland, aan dat voor het volledig realiseren van de economische potentie van de dienstenrichtlijn het van belang is dat alle achterblijvende lidstaten zich inspannen om de implementatie nu zo snel mogelijk te completeren. Achterblijvende lidstaten gaven een update van de stand van zaken van de implementatie en de inspanningen van de afgelopen maanden. Ook steunden de lidstaten de Commissie en het voorzitterschap in het belang van de wederzijdse evaluatie exercitie voor eventuele vervolgstappen.

Onderzoek

GMES (programma voor aardobservatie)

Voortgangsrapport van het voorzitterschap

Het voorzitterschap informeerde de Raad over voorgesteld akkoord in eerste lezing ten aanzien van GMES. Het voorzitterschap lichtte toe dat er een gezamenlijke verklaring van de Commissie en de Raad zal worden toegevoegd als annex bij de notulen van de vergadering van de Raad die het voorstel in eerste lezing zal aannemen na de plenaire stemming in het Europees Parlement in de week van 14-17 juni. In deze verklaring wordt ingegaan op de verdere ontwikkeling van het GMES-programma en de beheersaspecten. De Raad nam kennis van de voortgangsrapportage.

BONUS (onderzoeksprogramma voor de Oostzee)

Voortgangsrapportage

Het voorzitterschap gaf, bij monde van minister Garmendia, aan dat het ITRE Comité van het Europees Parlement op 11 mei unaniem heeft ingestemd met het voorstel voor een akkoord in eerste lezing. De plenaire stemming in het Europees Parlement zal plaatsvinden in de week van 14-17 juni a.s. Commissaris Geoghegan-Quinn gaf aan te betreuren dat de lidstaten niet akkoord zijn gegaan met een gemeenschappelijk budget voor BONUS. Dit zou volgens de Commissie namelijk de Europese integratie bevorderen en leiden tot financiering van de beste voorstellen. Zonder een gemeenschappelijk budget is het namelijk mogelijk dat het beste project geen doorgang vindt, omdat het budget van de betreffende lidstaat ontoereikend is. De Commissie gaat ervan uit dat de opzet van dit artikel 185-initiatief (artikel 169 van het oude verdrag) geen precedent zal scheppen voor volgende initiatieven onder dit artikel. Wel gaf de Commissie omwille van het compromis aan haar voorbehoud in te trekken, waarna de Raad kennis heeft genomen van de voortgangsrapportage van het voorzitterschap.

Europa 2020

Presentatie van de Commissie en gedachtewisseling

Namens de Commissie gaf Commissaris Geoghehan-Quinn een presentatie over de resultaten van de bilaterale gesprekken die de Commissie met de lidstaten heeft gevoerd over de nationale invulling van het doel voor R&D uitgaven in de context van de Europa 2020 Strategie. De Europese Raad heeft in maart de hoofddoelen van de Europa 2020 Strategie vastgesteld en de lidstaten uitgenodigd om nationale doelen vast te stellen binnen deze hoofddoelen. Zo heeft de Europese Raad in maart als doel gesteld om 3% van het Europese BBP te besteden aan R&D in 2020 en de lidstaten gevraagd een nationaal doel te stellen op dit terrein.

Volgens de Commissie waren de dialogen constructief en zijn de meeste lidstaten ambitieus, maar tegelijkertijd ook realistisch bij de nationale invulling van hun R&D-doelstelling, mede in het licht van de economische crisis en de druk op de overheidsbudgetten. De R&D-doelstelling wordt veelal bekeken in het kader van een breder nationaal proces in het toewerken naar een kenniseconomie waarbij ook innovatie en onderwijs een belangrijke rol spelen. Daarnaast kwam in veel gesprekken naar voren dat een doel op dit terrein, investeringen in innovatie in de breedte zou moeten meten en niet enkel R&D. De Commissaris vertelde dat er inmiddels een onafhankelijk expertpanel is aangesteld die deze innovatie-indicator gaat uitwerken.

Nederland heeft de Commissie tijdens zijn bilaterale gesprek geïnformeerd over de huidige stand van zaken op het terrein van R&D en aangegeven aan dat het komende kabinet het nationale doel voor de 2020 strategie zal bepalen.

De meeste lidstaten, waaronder Nederland, gaven aan dat vooral de private uitgaven een aandachtspunt zijn. Het wekken van meer interesse van het bedrijfsleven voor meer investeringen in onderzoek en ontwikkeling is cruciaal. De verantwoordelijkheid van overheden is hierbij om goede randvoorwaarden te creëren. Op nationaal en Europees niveau is het nodig om een coherent en ambitieuze strategie te ontwikkelen voor onderzoek en innovatie waarin ook de industrie zich herkent. Een aantal lidstaten wees op het belang van menselijk kapitaal en de rol van onderwijs voor een inclusieve en competitieve kenniseconomie.

Naast het belang van het niveau van de investeringen wees een aantal lidstaten erop dat het er ook om gaat deze doeltreffender in te zetten, met name in die lidstaten waar grote bezuinigingen moeten worden doorgevoerd. Ten slotte wezen veel lidstaten op het belang van goed toezicht op de invulling en het bereiken van de doelen van de Europa 2020 Strategie en hechten zij belang aan een tussentijdse evaluatie in 2015.

Na afloop van de gedachtewisseling gaf het voorzitterschap aan dat een samenvatting van deze gedachtewisseling via de Raad voor Algemene Zaken aan de Europese Raad van 17 en 18 juni zal worden meegegeven.

Aansturing van de Europese onderzoeksruimte (CREST/ERAC)

Resolutie

Het voorzitterschap gaf een toelichting op de verandering van het mandaat van het wetenschaps- en technisch onderzoekscomité (CREST). De naam van CREST wordt gewijzigd in ERAC (European Research Area Committee). Dit comité zal een strategische rol moeten spelen bij de voortgang van de Europese Onderzoeksruimte. Het huidige voorstel is een compromis, waarbij het comité door de Commissie wordt voorgezeten en er een gekozen vicevoorzitter namens de lidstaten komt. Deze vicevoorzitter zal ook de stuurgroep voorzitten die verantwoordelijk is voor de agenda en het werkprogramma van het ERAC-comité. De Commissie gaf aan tevreden te zijn met dit mandaat, want dit mandaat komt volgens de Commissie het partnerschap tussen de EU en de lidstaten ten goede. De Raad heeft de resolutie vervolgens aangenomen.

Innovatie

Raadsconclusies

Het voorzitterschap gaf aan veel aandacht aan innovatie te hebben besteed gezien het belang van innovatie voor het Europese concurrentievermogen en maatschappelijke uitdagingen. De Commissie gaf vervolgens aan in haar strategie een benadering te introduceren die niet gericht is op instrumenten, maar op de grote uitdagingen. Veel aandacht zal hierbij zijn voor het stimuleren van deelname van de industrie. De raadsconclusies werden vervolgens zonder discussie aangenomen.

Vereenvoudiging Kaderprogramma

Raadsconclusies

Het voorzitterschap gaf aan, bij monde van minister Garmendia, veel belang te hechten aan vereenvoudiging van het Kaderprogramma, aangezien dit één van de prioriteiten van het voorzitterschap is. Zij stelde dat het een randvoorwaarde voor de ontwikkeling van de Europese Onderzoeksruimte (ERA) is. Voorts wees ze op de relevantie van vereenvoudiging van het Kaderprogramma voor de Europa 2020-strategie. Het voorzitterschap gaf verder aan dat het belangrijk is over te schakelen op een systeem dat is gebaseerd op vertrouwen. Tot slot meldde zij dat de nieuwe mededeling van de Commissie over vereenvoudiging een goede kans biedt om verder te gaan met vereenvoudiging van het Kaderprogramma.

Nederland hield een korte interventie, waarin zij het belang van vereenvoudiging onderstreepte. Verder benadrukte Nederland dat het van belang is dat gebruikers van het kaderprogramma de mogelijkheid krijgen om hun eigen verantwoordingssysteem te gebruiken, dat gebruikers vrij zouden moeten zijn in de keuze van de financieringsvorm, dat de controlelast in het algemeen moet worden verminderd, mede door het uitwerken van een op vertrouwen gebaseerde benadering (trust based approach) en tot slot dat verdere discussie nodig is over de overstap van een benadering gebaseerd op de feitelijke kosten (actual cost based approch) naar een op resultaat gebaseerde benadering (result based approach).

Enkele andere lidstaten intervenieerden en sloten zich aan bij de lijn van het voorzitterschap en van Nederland. De Commissie wees vervolgens nog op het verband tussen de op vertrouwen gebaseerde benadering, en de toegestane foutmarge (tolerable rate of error). Hoe hoger de acceptatie van risico’s, hoe minder controle er nodig zal zijn, zo stelde de Commissie. De Raad nam vervolgens de conclusies aan.

ITER (project voor kernfusiereactor)

Informatie van de Commissie en gedachtewisseling

Zoals eerder gemeld in de geannoteerde agenda en de reactie op schriftelijke vragen van uw Kamer streefde het voorzitterschap in eerste instantie naar Raadsconclusies over de EU-positie tijdens de komende ITER-Raad van 17 en 18 juni. De Raad heeft echter uiteindelijk geen conclusies aangenomen. De Commissie gaf een toelichting op haar mededeling van 4 mei jl. Er bestond brede overeenstemming bij de lidstaten over het belang van het voortzetten van ITER, maar lidstaten en Commissie verschilden van mening over de wijze van financiering van de kostenoverschrijdingen waarmee ITER kampt. Het voorzitterschap heeft daarom een verklaring opgesteld, waarin de politieke steun voor ITER werd herhaald en tevens een werkgroep werd aangekondigd die op korte termijn de financiële situatie zal analyseren teneinde een duurzame oplossing aan te dragen. In de werkgroep zullen alle lidstaten en de Commissie zijn vertegenwoordigd. De resultaten van de discussies van deze werkgroep zullen voorgelegd worden aan de Raad die voorafgaand aan de ITER-Raad zal moeten plaatsvinden.

Het Nederlandse standpunt ten aanzien van de financieringsproblematiek en de aansturing van ITER, zoals aangegeven in de geannoteerde agenda en de reactie op schriftelijke vragen van uw Kamer, zal in de ITER werkgroep gehandhaafd blijven. Nederland onderschrijft het belang van ITER en is voorstander van de bouw. Voor de toekomstige energievoorzieningszekerheid is het van groot belang dat nu geïnvesteerd wordt in nieuwe, duurzame, energiebronnen. De bouw van ITER moet zo kosteneffectief mogelijk en met zo min mogelijk vertraging gebeuren. Het aangepaste scenario voor de bouw van ITER komt hier wat Nederland betreft op voldoende wijze aan tegemoet. Nederland staat kritisch ten opzichte van kostenstijgingen en zal pleiten voor verbeteringen van de aansturing van zowel F4E als de betrokkenheid van lidstaten bij de onderhandelingen in de internationale ITER-organisatie. Nederland wijst additionele bijdragen vanuit de lidstaten binnen de huidige financiële perspectieven af. Voorkomen moet worden dat afspraken voor de toekomst worden gemaakt zonder dat duidelijkheid bestaat over de financiële gevolgen voor de EU. Van een commitment voor de financiering over de gehele bouwperiode van ITER kan wat Nederland betreft alleen sprake zijn indien deze niet verder gaat dan de huidige kostenraming van het EU-aandeel. Gezien de financiële gevolgen moeten bij de uitwerking van de wijze van financiering ook de financiële fora in Brussel (zoals het Begrotingscomité en/of de Begrotingsraad) betrokken worden bij deze discussie.

Sociale dimensie van de Europese Onderzoeksruimte (ERA)

Raadsconclusies

Het voorzitterschap, bij monde van minister Garmendia, gaf aan dat de Raad in de tweede helft van 2009 de lidstaten heeft opgeroepen om meer middelen vrij te maken voor het vinden van oplossingen voor grote uitdagingen als vergrijzing en energievoorziening. Het Spaanse voorzitterschap heeft deze dimensie aangevuld met het voor Spanje belangrijke streven van armoedebestrijding. De Raadsconclusies werden vervolgens aangenomen.

Toekomstige ontwikkeling van de Europese Onderzoeksruimte (ERA)

Raadsconclusies

Het voorzitterschap, bij monde van minister Garmendia, gaf een korte toelichting op de conceptconclusies over de toekomstige ontwikkeling van de Europese Onderzoeksruimte (ERA). Op verzoek van een lidstaat werd aan de conclusies toegevoegd dat het bereiken van overeenstemming in de Raad over initiatieven van Gezamenlijk Programmeren in 2010 moet plaatsvinden. Dit om de vaart in het proces te houden. Geen van de andere lidstaten had hier bezwaar tegen, waarna de Raad de conclusies met deze wijziging heeft aangenomen.

Diversen

LeaderSHIP 2015

Het voorzitterschap en de Commissie bij monde van Commissaris Tajani gaven de Raad een toelichting op de voortgang van LeaderSHIP 2015.

Informele Bijeenkomst van Ministers van Toerisme op 14 en 15 april

Het voorzitterschap gaf een terugkoppeling van de ministeriele bijeenkomst over Toerisme in Spanje op 14 en 15 april jl.

Kansspelen

Het voorzitterschap informeerde de Raad over de voortgang van de onderhandelingen in de EU op het terrein van kansspelen. Het voorzitterschap riep de Commissie op om te komen tot een gecoördineerde aanpak tussen lidstaten om illegale kansspelen aan te pakken. De Commissie gaf aan dit najaar een groenboek te presenteren.

Digitale agenda

Namens de Commissie gaf Commissaris Kroes een presentatie over de digitale agenda. De Commissaris onderstreepte het belang van dit actieplan, als één van de hoofdelementen van de Europa 2020 strategie. Bovendien benadrukte de Commissaris dat de presentatie van de digitale agenda slechts het begin is, en zal worden gevolgd door zo’n 100 concrete voorstellen, die zo snel mogelijk moeten worden geïmplementeerd. Commissaris Barnier voegde hieraan toe dat het uitvoeren van de digitale agenda ook een belangrijke link heeft met dossiers op het gebied van de interne markt, zoals e-commerce.

Consumentenscoreboard

Namens de Commissie informeerde Commissaris Dalli de Raad over het derde Consumentenscoreboard. De Commissaris gaf daarbij aan met een mededeling te komen over consumentenklachten.

Harmonisatie textielnamen en gerelateerde labelling

De Commissie gaf een toelichting met betrekking tot het voorstel voor harmonisatie van textielnamen en gerelateerde labelling, in het bijzonder de amendementen die het EP heeft opgenomen in het rapport aangaande het zogeheten «made in» label (oorsprongsmerk).

Informatie van Voorzitterschap over recente bijeenkomsten

Het voorzitterschap gaf een kort overzicht van de recent gehouden bijeenkomsten op onderzoeksgebied.

Burgeragenda voor wetenschap en innovatie

Het voorzitterschap lichtte kort de burgeragenda voor wetenschap en innovatie toe en gaf aan dat de website over dit onderwerp veel bezoekers trekt.

Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT)

De Commissie bij monde van Commissaris Vassiliou gaf een stand van zaken van de ontwikkelingen van het EIT. De eerste strategische Innovatie Agenda van het EIT is voorzien voor juni 2011. De Raad en het EP zullen worden gevraagd hiermee in te stemmen op basis van een Commissievoorstel.

Europese samenwerking op het gebied van wetenschappelijk en technisch onderzoek (COST)

Op verzoek van Portugal werd gesproken over COST, uit onvrede met het huidige proces. Onafhankelijk van de uitkomsten van de tussentijdse evaluatie van COST zijn er lidstaten die COST een eigen rechtspersoonlijkheid willen geven. Enkele lidstaten, waaronder Nederland, pleitten voor het afwachten van de resultaten van de tussentijdse evaluatie en een rol voor de RvC in het bepalen van de toekomst van COST. Nederland is namelijk van mening dat er nu geen beslissing moet worden geforceerd over de juridische status van COST, aangezien onduidelijk is wat de financiële en juridische consequenties voor de lidstaten daarvan zijn. Het voorzitterschap heeft kennis genomen van de standpunten en gaf aan deze naar voren te brengen tijdens de COST ministeriële conferentie op 14 en 15 juni.

Strategisch forum voor internationale samenwerking (SFIC)

De Duitse delegatie informeerde de Raad over het Strategisch Forum voor Internationale Samenwerking op het wetenschappelijk en technisch gebied (SFIC).

Werkprogramma van het komende voorzitterschap

Het Belgische voorzitterschap geeft aan dat de prioriteiten voor de Raden voor Concurrentievermogen tijdens het Belgisch voorzitterschap o.a. zijn: het versterken van de interne markt, intellectueel eigendom, de consumentenrichtlijn, industrie, MKB, versterking van de ERA, de relatie tussen onderzoek en innovatie en hoger onderwijs, en duurzame en regionale ontwikkeling.

Naar boven