21 501-30
Raad voor Concurrentievermogen

nr. 226
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 maart 2010

Mede namens de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bied ik u hierbij het verslag aan van de Raad voor Concurrentievermogen van 1 en 2 maart. Nederland werd tijdens het gedeelte over interne markt en industrie vertegenwoordigd door de minister van Economische Zaken. Tijdens het gedeelte over onderzoek werd Nederland vertegenwoordigd door de Plaatsvervangend Permanent Vertegenwoordiger bij de EU.

Tijdens het gedeelte over industrie en interne markt op 1 maart heeft de Raad raadsconclusies aangenomen over het Europese industriebeleid, en een resolutie over de handhaving van intellectuele eigendomsrechten. Voorts is van gedachten gewisseld over de Europa 2020 strategie, de opvolger van de Lissabonstategie.

Tijdens het onderzoeksgedeelte op 2 maart zijn er raadsconclusies aangenomen over de Europese Onderzoeksraad en de mobiliteit van onderzoekers. Voorts heeft het voorzitterschap voortgangsrapporten gepresenteerd over GMES (Europees aardobservatieprogramma) en BONUS (onderzoeksprogramma gericht op een beter beheer van de Oostzee). Tot slot is ook tijdens het onderzoeksdeel van gedachten gewisseld over Europa2020. Het voorzitterschap heeft de beoogde aanname van de raadsresolutie over het mandaat van het adviescomité voor onderzoek en technologie (CREST) van de agenda gehaald aangezien er geen overeenstemming kon worden bereikt.

Een uitgebreid verslag van de Raad vindt u in de bijlage bij deze brief. De eerstvolgende formele Raad voor Concurrentievermogen vindt plaats op 25 en 26 mei in Brussel.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

Industriebeleid

Raadsconclusies

Ter inleiding onderstreepte het voorzitterschap, bij monde van minister Sebastian, het belang van de industrie als motor van de Europese Economie. Een concurrerende industrie op mondiaal niveau is van belang voor het slagen van de Europa 2020 strategie. Het voorzitterschap acht het dan ook een goed tijdstip om, na het vaststellen van de Europa 2020 strategie, te komen met een nieuwe Europese industriestrategie.

De Commissie, bij monde van Commissaris Tajani, onderstreepte dit betoog van het voorzitterschap. Groene technologie is daarbij belangrijk voor zowel nieuwe industrie als voor bestaande industrieën. De noodzaak van een eco-efficiënte industrie is een uitdaging en kans voor Europa. Eerlijke concurrentie op wereldniveau is daarvoor vereist. Daarnaast is het noodzaak dat de EU toegang behoudt tot grondstoffen en dat de industriële basis versterkt wordt door innovatieve inspanningen. Deze elementen zullen dan ook terugkomen in de industriemededeling die de Commissie later dit jaar zal presenteren.

In de discussie onderstreepten alle lidstaten het belang van een mondiaal concurrerende industrie voor de Europese economie. Diverse lidstaten wezen daarbij, net als Nederland, op de rol van de EU bij het creëren van de juiste randvoorwaarden. De EU dient te zorgen voor een goed werkende interne markt, goede kwaliteit van regelgeving met zo min mogelijk administratieve lasten, een gelijk speelveld op wereldniveau en goede toegang tot kapitaal voor bedrijven. Diverse lidstaten wezen daarbij ook op het belang van vergroening van de industrie en stimulering van onderzoek en ontwikkeling. Een aantal landen pleitte daarbij voor het behoud van een sectorale benadering naast deze horizontale aanpak. De EU moet vanuit specifieke sectoren blijven kijken naar de knelpunten en daarbij oplossingen aandragen. Een groep van lidstaten wees tenslotte op het belang van cohesie (instrumenten) voor het versterken van het concurrentievermogen van de EU. Ten aanzien van de voorgestelde acties op het gebied van energie-efficiënte voertuigen wezen diverse lidstaten op het belang van een technologisch neutrale aanpak. De EU zou zich niet alleen moeten richten op stimulering van elektrische voertuigen maar ook andere technologieën, zoals waterstof, biobrandstof en verbeteringen van huidige motoren moeten stimuleren.

Nederland legde in haar interventie de nadruk op het belang van goede randvoorwaarden. Voor het gelijke speelveld is het van belang om het tijdelijk verruimde staatssteunkader zoals voorzien eind 2010 daadwerkelijk af te laten lopen. Om het concurrentievermogen van de EU te versterken is het wenselijk de EU-begroting, meer nog dan nu het geval is, te laten bijdragen aan de versterking van de concurrentiekracht. Wat betreft de stimulering van energie-efficiënte voertuigen onderstreepte Nederland het belang van een technologisch neutrale aanpak en focus op het zorgen voor goede randvoorwaarden, zoals een gelijk speelveld. Daarbij wel van belang om in te spelen op verschillende stadia van technologieën. Voor de ontwikkeling van elektrische auto is het, zoals ook onderstreept tijdens de informele Raad voor Concurrentievermogen van 7 tot en met 9 februari jongstleden, van belang om te komen tot standaardisatie van stekkers en laadsystemen in de hele EU. Ook zou op Europees niveau beter samengewerkt kunnen worden bij onderzoek en ontwikkeling van elektrische auto’s, met name waar het gaat om batterijen.

Handhaving intellectuele eigendomsrechten

Resolutie

De Raad nam een resolutie aan over versterking van de handhaving van intellectuele eigendomsrechten. Het voorzitterschap gaf aan dat de Raad met deze resolutie een duidelijke boodschap afgeeft haar inspanningen op dit vlak te willen vergroten, met een centrale rol voor het waarnemingscentrum. De Commissie, bij monde van Commissaris Barnier, wees op de grote schade van namaak en piraterij voor de economie en de volksgezondheid. De Commissie noemde de resolutie een belangrijke eerste stap, met nadruk op het verzamelen en analyseren van informatie en betere samenwerking tussen autoriteiten. Volgens de Commissie moet voorts bezien worden of en waar het nodig is om het juridisch kader verder te versterken en te verduidelijken. Ook wees de Commissie op het belang van samenwerking op mondiaal niveau, in het kader van ACTA (Anti Counterfeiting Trade Agreement).

Alhoewel geen gedachtewisseling was voorzien vroeg een klein aantal lidstaten, waaronder Nederland, het woord. Nederland gaf aan de resolutie te steunen, met nadruk op informatie en samenwerking om in de EU gezamenlijk de strijd tegen namaak en piraterij aan te gaan. Nederland benadrukte dat met name als het gaat om de digitale omgeving, rechthebbenden en de entertainment industrie meer moeten investeren in het ontwikkelen van nieuwe innovatieve businessmodellen, zodat consumenten toegang hebben tot een volwaardig legaal aanbod. Alleen met een volwaardig alternatief legaal aanbod kan de strijd tegen illegaal aanbod succesvol worden aangegaan. Voorts heeft Nederland zijn zorg uitgesproken over de transparantie van het onderhandelingsproces van ACTA. Het onderhandelingsproces is op dit moment mistig, wat speculatie in de hand werkt. Zo zijn er geluiden dat ACTA zou leiden tot «three stikes you’re out» wetgeving, wat voor Nederland niet acceptabel is. Nederland riep de Commissie op om het onderhandelingsproces transparanter te maken en documenten zoveel mogelijk geheel of gedeeltelijk openbaar te maken, en op basis daarvan de dialoog met het publiek aan te gaan. Nederland kreeg hiervoor steun van enkele lidstaten. De Commissie zegde toe te zullen streven naar zoveel mogelijk transparantie.

Voorbereiding van de Europese Raad van 25 en 25 maart 2010: Europese strategie voor groei en banen (Industrie en Interne markt deel)

Presentatie van de Commissie en gedachtewisseling

De Commissie presenteerde, bij monde van Commissaris Tajani en Commissaris Barnier, in grote lijnen de mededeling over Europa 2020, die formeel op 3 maart zou verschijnen. Het parlement is separaat geïnformeerd over de kabinetsreactie over Europa 2020. Commissaris Tajani, benadrukte in zijn inleiding het belang van een nieuwe ambitieuze strategie. De crisis heeft aangetoond hoe sterk de economieën binnen de EU van elkaar afhangen. Er zijn grote structurele hervormingen nodig om de EU terug te brengen op haar groeicurve. Als belangrijke elementen in een nieuwe strategie noemde Commissaris Tajani, een beperkt aantal EU-doelstellingen – die worden vertaald in nationale doelen – en evaluatie van de prestaties van de EU ten opzichte van de belangrijkste handelspartners. De rol van vakraden, waaronder de Raad voor Concurrentievermogen, ligt daarbij met name bij het zorgen voor goede en tijdige implementatie van de strategie. Commissaris Barnier benadrukte op zijn beurt de noodzaak van sanering van de overheidsfinanciën in de lidstaten. Voorts moeten de financiële markten ten dienste staan van de reële economie. De interne markt heeft een centrale rol bij het versterken van het concurrentievermogen van de EU. De Commissie is dan ook van plan om de (werking van) de interne markt nader te bestuderen. Het door Monti op te stellen rapport zal hier aan moeten bijdragen. De uitkomsten hiervan zullen worden gepresenteerd aan de Europese Raad in juni, waarna in 2011 een witboek of een interne markt «pact» zal worden gepresenteerd. Als belangrijke interne markt thema’s die bijdragen aan innovatie noemde Commissaris Barnier auteursrechten, de bestrijding van namaak, het EU-octrooi en de digitale interne markt. Ook beroepskwalificaties, overheidsopdrachten, de Small Business Act en de regels inzake corporate governance kunnen een belangrijke bijdrage leveren. Ten aanzien van de externe dimensie benadrukte Commissaris Barnier de noodzaak om EU-normen wereldwijd te promoten.

Een grote meerderheid van lidstaten sprak zich, net als Nederland, uit voor een focus van de strategie, met een beperkt aantal realistische kwantitatieve EU-doelen en gedifferentieerde nationale doelen. Lidstaten belichtten veelal de bekende thema’s: onderzoek en ontwikkeling, ondernemingsklimaat, werkgelegenheid en energie en klimaat. Veel lidstaten, waaronder Nederland, vroegen daarbij specifieke aandacht voor de interne markt als centraal thema. Enkele lidstaten wezen daarbij op het vergroten van markttoegang, implementatie dienstenrichtlijn en follow-up daarvan, standaardisatie, intellectuele eigendomsrechten, vennootschapsrecht en de digitale interne markt. Ook het belang van de externe dimensie werd veelvuldig genoemd, met aandacht voor open markten. Voorts benadrukte een aantal lidstaten het belang van versterking van het cohesiebeleid. Tot slot pleitten nagenoeg alle lidstaten voor een grote rol van de Raad voor Concurrentievermogen bij Europa 2020, zowel voor het leveren van input richting de Europese Raad als bij de implementatie van de strategie op die onderwerpen waar de Raad voor Concurrentievermogen over gaat zoals het versterken van de interne markt, ondernemerschap, industriebeleid, innovatie en onderzoek.

Nederland liet zich, vanuit de wens van een focus op beperkt aantal doelen, kritisch uit over het idee van een specifieke doelstelling in het kader van Europa 2020 op het terrein van armoede. Dit werd ook gesteund door een aantal andere lidstaten. De sociale kant van de strategie bestaat met name uit het creëren van kansen om mee te doen in de maatschappij, door middel van aandacht voor werkgelegenheid, onderwijs en training. Daarnaast vroeg Nederland aandacht voor budgettaire consolidatie en het uitvoeren van moeilijke hervormingen die zowel de economische structuur versterken, als de overheidsfinanciën op orde brengen. Daarnaast benadrukte Nederland het belang van het ondernemingsklimaat. Belangrijke thema’s als de werking van markten, gezonde concurrentie en betere regelgeving mogen niet ontbreken. Tot slot pleitte ook Nederland voor een sterke rol van de Raad voor Concurrentievermogen bij de strategie. Nederland bepleitte daarbij dat de eerste thematisch sessie van de Europese Raad over R&D en innovatie op basis van een gedegen analyse van de Commissie wordt voorbereid door deze Raad. Lidstaten moeten elkaar hierbij kunnen aanspreken op de voortgang, en waar nodig kunnen komen tot aanbevelingen op specifieke punten richting lidstaten.

Het voorzitterschap schetste tot slot het verdere proces richting de Europese Voorjaarsraad. Een verslag van de discussies in de vakraden zal via de Raad Algemene Zaken worden aangeboden aan de Europese Voorjaarsraad op 25 en 26 maart. Tijdens deze Raad zullen de voorstellen uit de mededeling worden besproken en zullen naar verwachting besluiten worden genomen over de grote lijnen van de strategie: de focus, de doelen en de governance. Zoals gebruikelijk zal het parlement voorafgaand aan deze Europese Raad een brief ontvangen met de inzet van het kabinet. Tijdens de Europese Raad op 17 en 18 juni zal de vormgeving van de nieuwe strategie nader worden ingevuld. Hieronder valt het vaststellen van de geïntegreerde richtsnoeren, de vaststelling van de landenspecifieke niveaus van de doelen (op voorstel van de lidstaten) en de identificatie van nationale knelpunten voor groei en banen.

GMES

Voortgangsrapportage

Het voorzitterschap gaf, bij monde van minister Garmendia, een kort overzicht van de voortgang bij de onderhandelingen over de verordening voor GMES. De belangrijkste openstaande kwestie is de operationele financiering voor de periode 2011–2013, waarvoor nadere informatie over kostenbesparing en budgetruimte zijn gewenst door verschillende lidstaten, waaronder Nederland. Tevens moet nadere besluitvorming plaatsvinden over de aansturing van GMES en over het data- en informatiebeleid. Het voorzitterschap benadrukte dat de Raad wil proberen om met het Europees Parlement tot een akkoord in eerste lezing te komen voor het einde van het jaar.

Commissaris Tajani benadrukte het belang van de ruimtevaart voor het concurrentievermogen van de EU. Vooral GMES is wat hem betreft van groot belang voor het creëren van groei en banen. De voorgestelde verordening is met name van belang voor de continuïteit van data van aardobservaties. De Commissie onderstreepte het belang om voor het eind van het jaar tot een akkoord te komen en juichte het streven van de Raad toe om tot een akkoord in eerste lezing te komen.

De Raad nam zonder verdere discussie kennis van de voortgangsrapportage van het voorzitterschap.

BONUS

Voortgangsrapportage

Het voorzitterschap gaf, bij monde van minister Garmendia, een kort overzicht van de voortgang van de onderhandelingen over de deelname van de gemeenschap aan het onderzoeksprogramma BONUS. BONUS is een gemeenschappelijk onderzoeksprogramma dat door de aan de Oostzee gelegen lidstaten (Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Letland, Litouwen, Polen en Zweden) is opgezet.

Commissaris Geoghegan-Quinn onderstreepte namens de Commissie haar betrokkenheid om te komen tot een spoedig akkoord over de bijdrage van de gemeenschap aan dit gezamenlijk onderzoeksprogramma. De belangrijkste openstaande kwesties betreffen de tweefasenaanpak voor het opzetten van het onderzoeksprogramma en de financieringstructuur van het project. Deze tweefasenaanpak is noodzakelijk om te komen tot een goed programma en zou geen vertraging met zich mee hoeven te brengen. Tegelijkertijd benadrukte ze het feit dat artikel 185 (dit is artikel 169 van het oude verdrag) spreekt over een «partnerschap» tussen de Commissie en de lidstaten. Een reëel gezamenlijk budget geeft het beste uitdrukking aan dit partnerschap en zorgt ervoor dat uiteindelijk de meest excellente voorstellen kunnen worden toegewezen. Tenslotte bracht de Commissaris naar voren dat dit voorstel als een «pilotcase» kan dienen voor andere regio’s in Europa.

In een korte discussie intervenieerden de bij het BONUS-initiatief betrokken lidstaten. Zij gaven eveneens hun betrokkenheid aan om te komen tot een spoedig akkoord. Tegelijkertijd onderstreepten zij hun twijfels bij een tweefasenaanpak omdat die met het inbouwen van een extra besluitvormingsmoment extra vertraging zou kunnen veroorzaken. Ook vroeg een aantal lidstaten zich af waarom de Commissie in haar voorstel een reëel gezamenlijk budget heeft opgenomen en niet een virtueel gezamenlijk budget zoals tot nu toe gebruikelijk is bij andere initiatieven op basis van dit artikel. Een reëel gezamenlijk budget zou voor sommige lidstaten niet mogelijk zijn vanwege grondwettelijke bepalingen.

Ter afsluiting gaf het voorzitterschap aan dat het streven is om in mei 2010 tot een algemene oriëntatie in de Raad te komen, waarna in juli 2010 na de eerste plenaire lezing in het Europese Parlement een politiek akkoord zou kunnen volgen.

Voorbereiding van de Europese Raad op 25 and 26 maart 2010: Europese strategie voor groei en banen (onderzoeksdeel)

Presentatie en discussie

Namens de Commissie gaf Commissaris Geoghehan-Quinn een presentatie over de hoofdlijnen van de mededeling Europa 2020, die formeel op 3 maart zou verschijnen. De nadruk in haar interventie lag op de elementen over onderzoek en innovatie uit deze strategie. Het doel voor onderzoek en ontwikkeling van 3% van het BBP zal vooralsnog gehandhaafd blijven. Hierbij kondigde de Commissie aan nog te denken aan het ontwikkelen van een indicator waarin naast R&D ook andere vormen van innovatie worden meegenomen. Hiertoe zal ze een expertgroep opzetten. Om invulling te geven aan de centrale rol bij de versterking van het concurrentievermogen zal de Commissie in september een onderzoeks- en innovatieplan publiceren. Belangrijke elementen voor onderzoek en innovatie zijn een goede mobiliteit van onderzoekers, verdere afstemming en samenwerking van nationale onderzoeksprogramma’s en versterking van de samenwerking met derde landen. Ook het verder versterken van de interne markt, de toegang tot voldoende (durf)kapitaal en maatregelen aan de vraagzijde zoals inkoopbeleid en normen moeten een belangrijke bijdrage gaan leveren aan het verder versterken van het onderzoeks- en innovatievermogen van de EU.

In de discussie benadrukten veel lidstaten, waaronder Nederland, het belang om focus aan te brengen in de nieuwe strategie en de noodzaak het aantal doelen en thema’s te limiteren. Een aantal landen benadrukte tevens de noodzaak van structurele hervormingen omdat de EU anders ingehaald dreigt te worden door de opkomende economieën. In navolging van wat de Commissaris naar voren bracht werden de grote maatschappelijke uitdagingen, met name duurzaamheid, als een belangrijke focus voor onderzoek en innovatiebeleid gezien. Veel lidstaten beschouwden de 3% R&D-doelstelling nog steeds als relevant vanwege het politieke commitment. Een aantal lidstaten verwelkomden daarbij het initiatief om te kijken naar een indicator waarin naast R&D ook andere vormen van innovatie worden meegenomen. Ook onderstreepten enkele lidstaten het belang van de mogelijkheid van differentiatie van doelstellingen per lidstaat zodat deze beter aansluiten bij de uitgangspositie van de lidstaten. Diverse lidstaten wezen, net als Nederland, op het belang om afstemming binnen de kennisdriehoek te versterken en het belang om bedrijven beter bij de instrumenten te betrekken, bijvoorbeeld door vereenvoudiging van het financiële instrumentarium. Ook pleitten een aantal lidstaten net als Nederland voor een heroriëntatie van de begroting om deze, meer nog dan nu het geval is, te laten bijdragen aan concurrentievermogen. Tevens werd hierbij door enkele lidstaten gewezen op het belang van een optimale benutting van deze fondsen. Tenslotte wezen met name de laatst toegetreden lidstaten op het onbenutte potentieel van intellectueel kapitaal en pleitten zij voor het inzetten van structuurfondsen voor onderzoek en innovatie.

Net als na afloop van de discussie een dag eerder gaf het voorzitterschap aan dat een samenvatting van deze discussie via de Raad voor Algemene Zaken naar de Europese Voorjaarsraad van 25 en 25 maart zal worden meegegeven. Tijdens de Europese Voorjaarsraad zullen vervolgens de voorstellen in de mededeling worden besproken en zullen naar verwachting besluiten worden genomen over de grote lijnen van de strategie: de focus, de doelen en de governance. Tijdens de Europese Raad op 17 en 18 juni zal de vormgeving van de nieuwe strategie nader worden ingevuld. Hieronder valt het vaststellen van de geïntegreerde richtsnoeren, de vaststelling van de landenspecifieke niveaus van de doelen (op voorstel van de lidstaten) en de identificatie van nationale knelpunten voor groei en banen.

Evaluatie Europese Onderzoeksraad (ERC)

Raadsconclusies

De Spaanse minister Garmendia introduceerde namens het voorzitterschap kort de Raadsconclusies over de mededeling van de Commissie die gebaseerd is op de tussentijdse externe evaluatie over de stand van zaken en toekomstige ontwikkeling van de Europese Onderzoeksraad (ERC). De conclusies werden zonder discussie aangenomen.

Mobiliteit onderzoekers

Raadsconclusies

Namens het voorzitterschap introduceerde minister Garmendia de Raadsconclusies over mobiliteit en carrières van onderzoekers. Deze Raadsconclusies zijn opgesteld om een nieuwe impuls te geven aan het ontwikkelen en implementeren van concrete acties voor het stimuleren van mobiliteit, betere werkomstandigheden, en verbeterde carrières voor onderzoekers. De conclusies vormen een stap voorwaarts in de realisatie van de Europese Onderzoeksruimte waarbij het voorzitterschap het belang van sociale zekerheid voor alle onderzoekers, inclusief promovendi, benadrukte. Op 8 maart zal er in de Raad voor werkgelegenheid, sociaal beleid, volksgezondheid en consumentenzaken (WSBVC-Raad) een beleidsdebat over deze Raadsconclusies plaatsvinden door de ministers van Sociale Zaken. De Raad heeft zonder discussie de conclusies aangenomen.

Diversen

Resultaten van Kopenhagen: implicaties voor de Europese strategie

De Commissie, bij monde van Commissaris Tajani, ging in op de resultaten van Kopenhagen, en de lessen die kunnen worden getrokken. Positief is volgens de Commissie dat voor het eerst de belangrijkste landen in de wereld werk willen maken van het verlagen van de CO2-uitstoot, al is het akkoord niet juridisch bindend. Om in Mexico tot een beter resultaat te komen is het volgens de Commissie belangrijk om aan te tonen dat de inzet op CO2-reductie ook economische kansen biedt, en niet gezien moet worden als economische bedreiging.

Resultaten van de informele Raad voor Concurrentievermogen 8–9 februari

Het debat tijdens de informele Raad heeft volgens het voorzitterschap de grote interesse van lidstaten in elektrische voertuigen aangetoond evenals een breed gevoel van noodzaak van een actieplan voor schone en zuinige voertuigen.

Standaardisatie activiteiten op het terrein van elektrische voertuigen

De Commissie, bij monde van Commissaris Tajani, informeerde de Raad over de activiteiten die worden ondernomen op het terrein van normen en standaarden voor elektrische voertuigen. Allereerst kennen elektrische auto’s andere veiligheidsrisico’s dan conventionele auto’s. Er moet dan ook onderzocht worden hoe en waar de eisen in de Europese Type Goedkeuring (ETG) moeten worden aangepast. Daarnaast zijn Europese standaarden nodig voor de oplaadstructuur van elektrische voertuigen. De Commissie is voornemens om CEC/CENELEC (Europees comité voor standaardisatie op elektrotechnisch terrein) te mandateren om een geharmoniseerde Europese standaard te ontwikkelen voor oplaadstructuur.

Interne markt scorebord No 20

De Commissie, bij monde van Commissaris Barnier, lichtte de resultaten van het scorebord 2010 toe. Lidstaten hebben nog beter op tijd geïmplementeerd in vergelijking met het jaar ervoor, met een implementatietekort van gemiddeld slechts 0,7%, ruim onder het doel van 1%. De kwaliteit van de implementatie kan beter, gezien de groei van het aantal zaken voor het Hof van Justitie.

Het functioneren van IMI (Internal Market Information System)

De Commissie, bij monde van Commissaris Barnier, informeerde de Raad over het functioneren van het IMI, een elektronisch informatiesysteem waarmee bevoegde instanties zoals gemeenten, provincies waterschappen, beroepsorganisaties en inspecties informatie met elkaar kunnen uitwisselen. IMI is één van de instrumenten van de richtlijn beroepskwalificaties en de dienstenrichtlijn. Volgens de Commissie begint het IMI goed te werken. Er zijn inmiddels zo’n 5000 autoriteiten geregistreerd, en veel technische verbeteringen doorgevoerd. Op termijn wil de Commissie de toepassing mogelijk uitbreiden naar andere gebieden (detacheringsrichtlijn). In 2010 wil de Commissie verder werken aan de zichtbaarheid en de gebruikersvriendelijkheid van het systeem.

Dienstenrichtlijn

Het voorzitterschap benadrukte het belang van de dienstenrichtlijn voor groei en werkgelegenheid, en als instrument in de bestrijding van de economische crisis. De dienstenrichtlijn brengt een diepgaande hervorming van de belangrijkste sector binnen de EU-economie. Het voorzitterschap verzocht lidstaten zorg te dragen voor een goede en snelle implementatie van de richtlijn. Ook de Commissie, bij monde van Commissaris Barnier, wees er op dat het in potentie gaat om veel banen en extra groei, als de richtlijn op de juiste wijze wordt toegepast. Lidstaten hebben veel gedaan, maar het beeld van de stand van zaken van implementatie is divers. Zo hebben de meeste lidstaten, met uitzondering van twee, het ontwerp van hun horizontale wetgeving afgerond. Veel lidstaten hebben nog werk te doen om ook hun sectorale wetgeving af te ronden. Ook hebben veel lidstaten nog veel werk te doen om de mogelijkheden van hun één-loket uit te bouwen, zodat ook on-line procedures kunnen worden afgewikkeld. De Commissaris gaf aan in goede partnerschap met lidstaten te willen werken aan afronding van de implementatie en riep die lidstaten, die vertraging hebben opgelopen, op extra inspanningen te verrichten.

Nederland sprak waardering uit voor die lidstaten die net als Nederland de implementatie van de dienstenrichtlijn hebben afgerond. Tegelijkertijd noemde Nederland het zorgelijk dat er lidstaten zijn die de implementatie nog echt niet op orde hebben. Nederland riep alle achterblijvende lidstaten, en in het bijzonder de grote economieën en de belangrijkste handelspartners van Nederland, op om de grootst mogelijke inspanning te verrichten om de dienstenrichtlijn alsnog volledig te implementeren. Ook enkele andere lidstaten riepen op tot actie, waarbij tevens werd gewezen op het belang van de wederzijdse evaluatie exercitie voor eventuele vervolgstappen.

ITER

De Commissie lichtte bij monde van Commissaris Geoghegan-Quinn de stand van zaken met betrekking tot de kernfusietestreactor ITER toe. Uitgangspunt voor de EU is het streven om tegen aanvaardbare kosten en acceptabele risico’s het ITER-project te voltooien. Hiertoe heeft de EU-delegatie tijdens de internationale ITER-raad in november gepleit voor een alternatief scenario. Hoewel andere deelnemende landen kritisch stonden tegenover de latere opleverdatum die bij dit alternatieve scenario hoort is tijdens die Raad afgesproken dat er een alternatief scenario wordt uitgewerkt waarover de ITER-raad in juni zou moeten kunnen besluiten. Wat betreft de financiering van de extra kosten voor de EU gaf de Commissie aan bezig te zijn met het uitwerken van een aantal scenario’s. Met het presenteren van deze scenario’s hoopt de Commissie voldoende informatie te verstrekken aan de Raad zodat deze tot een mandaat kan komen voor besluitvorming in de internationale ITER-raad van juni.

Ontwikkeling Publiek Private Partnerschappen

De Commissie, bij monde van Commissaris Geoghegan-Quinn, gaf een toelichting over de mededeling met daarin de eerste ervaringen met de Publiek Private Partnerschappen (PPP’s) die onder het Europees economisch herstelplan zijn opgestart. Deze mededeling biedt samen met de ervaringen over de eerste Gezamenlijke Technologie Initiatieven (JTI’s) houvast voor het ontwikkelen van een lange termijn strategie voor PPP’s na 2013.

Publiek Private Partnerschap voor «internet van de toekomst»

De Commissie, bij monde van Commissaris Geoghegan-Quinn, gaf een toelichting over de mededeling over een publiek-privaat partnerschap voor het internet van de toekomst. De Commissie heeft daarin een ambitieuze strategie voor het internet van de toekomst voorgesteld. Doel hiervan is Europa een leidende rol te laten innemen in het onderzoek naar en de invoering van slimme internettechnologie op gebieden, als de gezondheidszorg, vervoer (verkeersgeleidingssystemen) en energie (netwerken).

Terugkoppeling van de conferentie over ICT en Energie-efficientie

Het voorzitterschap gaf een terugkoppeling van het «High Level Event on Information and Communication Technologies for Energy Efficiency», dat op 23 en 24 februari 2010 is gehouden te Brussel.

Naar boven