21 501-30
Raad voor Concurrentievermogen

nr. 218
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 december 2009

Mede namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bied ik u hierbij het verslag aan van de Raad voor Concurrentievermogen van 3 en 4 december jl.

Nederland werd tijdens het onderzoeksgedeelte vertegenwoordigd door minister Ronald H. A. Plasterk. Tijdens het gedeelte over consumenten, industrie en interne markt werd Nederland vertegenwoordigd door minister Maria J. A. der Hoeven.

Tijdens het onderzoeksgedeelte op 3 december is er een resolutie aangenomen over een betere aansturing (governance) van de Europese Onderzoeksruimte (ERA). Daarnaast heeft de Raad conclusies aangenomen over de toekomstige prioriteiten voor Europees onderzoek en op onderzoek gebaseerde innovatie. Ook heeft de Raad conclusies aangenomen over de toekomst van onderzoek, innovatie en infrastructuren op ICT-gebied en over gezamenlijk programmering van onderzoek in Europa. Tijdens het gedeelte over consumenten op 3 december heeft de Raad een beleidsdebat gevoerd over het voorstel voor een richtlijn consumentenrechten. Tijdens het gedeelte over industrie en interne markt heeft de Raad ten aanzien van het gemeenschapsoctrooi en geschilbeslechting conclusies aangenomen en is de Raad tot een algemene oriëntatie gekomen over de verordening Gemeenschapsoctrooi. Daarnaast heeft de Raad conclusies aangenomen over de Lissabonstrategie post 2010, betere regelgeving, en prioriteiten voor de interne markt. De Raad is niet gekomen tot een politiek akkoord over het voorstel voor een verordening over de Europese besloten vennootschap. Tijdens de lunch en onder het punt Diversen is gesproken over de stand van zaken van de herstructurering van General Motors Europe.

Vanwege de inwerkingtreding van het verdrag van Lissabon per 1 december 2009 was de agenda van de Raad onderverdeeld in beraadslagingen over wetgevingshandelingen en niet-wetgevingshandelingen. De beraadslagingen over wetgevingshandelingen zijn openbaar. Daardoor waren de beraadslagingen over de verordening gemeenschapsoctrooi en over de verordening Europese BV openbaar. Over belangrijke voorstellen van niet-wetgevende aard is in beginsel het eerste debat openbaar. Bij deze vergadering gold dit voor het debat over de richtlijn consumentenrechten.

Een uitgebreid verslag van de Raad vindt u in de bijlage bij deze brief.

Van 7–9 februari 2010 zal de Raad in informele setting bij elkaar komen in San Sebastián, Spanje. De eerstvolgende formele Raad voor Concurrentievermogen vindt plaats op 1 en 2 maart in Brussel.

Tijdens het AO op 1 december ter voorbereiding van de Raad voor Concurrentievermogen van 3 en 4 december heb ik uw Kamer toegezegd uiteen te zetten welke aandacht maatschappelijk verantwoord ondernemen op EU-niveau krijgt en in welke EU Raden discussies over MVO kunnen plaatsvinden. De Europese Commissie heeft haar visie op de stimulering van MVO vastgelegd in een mededeling in 2006: «Implementing the partnership for growth and jobs: making Europe a pole of excellence on corporate social responsibility». Daarin gaat de Commissie uit van de volgende definitie van MVO: «a concept whereby companies integrate social and environmental concerns in their business operations and in their interaction with their stakeholders on a voluntary basis».

MVO verkeert in uiteenlopende ontwikkelingsfasen in de EU lidstaten. Tegenover enkele koploperlanden in West-Europa zoals Zweden, Denmarken en Nederland staan veel Oost-Europese lidstaten die een zekere scepsis hebben over de merites van MVO. Om beoogde convergentie van beleid in EU lidstaten te bevorderen heeft de Europese Commissie daarom een EU High Level Group for Corporate Social Responsibility ingesteld. In deze groep stimuleert de Europese Commissie de uitwisseling van kennis en praktijken over MVO tussen lidstaten. Nederland wordt hierin vertegenwoordigd door de ministeries van EZ en SZW.

Bespreking van MVO als thema als zodanig, waar het gaat om bedrijven die op vrijwillige basis verder gaan dan wat wettelijk vereist is om maatschappelijke behoeften aan te pakken, komt in EU vakraden op dit moment niet aan de orde. Wel wordt binnen vakraden gesproken over thema’s die nauw raken aan MVO.

Zo worden binnen EPSCO minimum normen bepaald op het terrein van arbeidsomstandigheden en medezeggenschap. In de Milieuraad worden de randvoorwaarden bepaald voor een milieubewuste bedrijfsvoering, bijvoorbeeld door middel van een systeem voor emissierechten en door middel van instrumenten als EMAS en eco-labelling. Een ander voorbeeld is de Raad voor Concurrentievermogen waar aspecten van duurzaam consumeren en produceren aan de orde komen, bijvoorbeeld bij de discussie over het actieplan «Duurzaam produceren en consumeren». Voorts komen handelspolitieke aspecten met een MVO-component aan de orde binnen de RBZ. Tot slot speelt de ECOFIN een rol als het gaat om de Europese regelgeving voor jaarverslaggeving.

Daarnaast heb ik tijdens het AO op 1 december toegezegd uw Kamer te informeren over de aanwezigheid in de lidstaten van onafhankelijke adviescolleges voor toetsing van de administratieve lasten, zoals ACTAL. In een aantal landen, naast Nederland, zijn onafhankelijke adviescolleges aanwezig, namelijk in Duitsland, Zweden, en VK. Deze adviescolleges houden nauw contact met elkaar en eveneens met de lidstaten waar een dergelijk adviescollege niet aanwezig is. Het EU Actieprogramma administratieve lastenreductie voor bedrijven richt zich op het reduceren van lasten die voortvloeien uit communautaire regelgeving. Tevens doet het Actieplan een oproep aan de lidstaten om ook ten aanzien van de nationale wetgeving met reductievoorstellen te komen. Inmiddels is in alle lidstaten sprake van een nationale doelstelling voor de reductie van administratieve lasten. Als één van de koplopers op het gebied van de aanpak van regeldruk onderhoudt Nederland nauw contact met de lidstaten die ook voortvarende lastenreductieprogramma’s hebben. Ook zet Nederland alles in het werk om lidstaten die minder ver zijn te ondersteunen met het uitwisselen van kennis en ervaring. Op EU-niveau zorgen zowel het Impact Assessment Board (IAB) als de Groep Stoiber voor kwaliteitsbewaking. De IAB is verantwoordelijk voor de kwaliteitsbewaking van impact assessments op voorgenomen regelgeving. De Groep Stoiber ondersteunt de Commissie bij de uitvoering van het administratieve lasten actieprogramma. Commissievoorzitter Barroso heeft het voornemen bekend gemaakt van verlenging van het mandaat en versterking van de rol van de Stoiber-groep. Commissievoorzitter Barroso heeft ook aangegeven dat hij hoge prioriteit zal geven aan betere regelgeving en hier direct verantwoordelijkheid voor zal dragen.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

BIJLAGE

Toekomstige prioriteiten voor Europees onderzoek en op onderzoek gebaseerde innovatie

Beleidsdebat en conclusies

De Raad voerde een beleidsdebat over de toekomstige onderzoeksprioriteiten in relatie tot de opvolger van de Lissabonstrategie. Daarnaast lagen conceptconclusies voor.

Het Voorzitterschap gaf aan dat de Raadsconclusies een belangrijke stap zijn in de ontwikkeling van de Europese Onderzoeksruimte (ERA). De conclusies maken tevens deel uit van de bijdrage van de Raad voor Concurrentievermogen aan de Lissabonstrategie na 2010. Het Voorzitterschap had de lidstaten gevraagd te reageren op drie thema’s: doelen, de kennisdriehoek (onderwijs, onderzoek en innovatie) en vereenvoudiging van de Europese instrumenten op het gebied van onderzoek, ontwikkeling en innovatie.

Uit de inbreng van de lidstaten bleek grote overeenstemming over de substantiële bijdrage die er vanuit onderzoek, ontwikkeling en innovatie moet worden geleverd met het oog op de doelen van de Lissabonstrategie na 2010. De opvatting was dat hiervoor een beperkt aantal ambitieuze, concrete en realistische doelen op Europees niveau moeten worden geformuleerd, met daarvan afgeleide indicatoren en doelen voor de Europese Onderzoeksruimte. Nederland onderstreepte het belang van de mobiliteit van onderzoekers en studenten, grootschalige onderzoeksinfrastructuren en het gezamenlijk programmeren van onderzoek.

Alle lidstaten benadrukten het belang van goede interactie tussen de drie onderdelen van de kennisdriehoek van onderwijs, onderzoek en innovatie. Wil Europa concurrerend blijven, dan moet ons excellente onderzoek nog meer leiden tot nieuwe producten en processen.

Er bestond consensus over de noodzaak van vereenvoudiging van het Europese instrumentarium op het gebied van onderzoek, ontwikkeling en innovatie. Vereenvoudiging kan worden bereikt door de verschillende Europese onderzoeks- en innovatie-instrumenten beter op elkaar te laten aansluiten. Bovendien zouden instrumenten op nationaal, regionaal en Europees niveau beter op elkaar afgestemd moeten worden. Tenslotte is aanpassing van het Financieel Reglement van de EU nodig, zodat dit voldoet aan de specifieke eisen van financiering van onderzoek en innovatie. Nederland sprak de wens uit om bij de aanpassing van het financieel reglement voor onderzoek en innovatie het high trust-principe te hanteren. Deze benadering is gebaseerd op vertrouwen waardoor de deelnemers niet tot in detail gecontroleerd worden op de voorwaarden en de administratieve lasten worden verminderd. De prikkel voor naleving zit dan in de sancties die worden opgelegd bij het niet naleven van de voorwaarden door de deelnemers.

De Raad nam vervolgens de conclusies aan.

Betere aansturing van de Europese Onderzoeksruimte (ERA)

Resolutie

De Commissie refereerde aan de vooruitgang die op dit onderwerp is geboekt. Het Voorzitterschap wees op het feit dat het komende Spaanse Voorzitterschap verder zal gaan met de verbetering van de aansturing van de ERA, door o.a. aan een nieuw mandaat voor het adviescomité CREST te werken. CREST is het ambtelijk adviescomité dat adviseert over wetenschappelijk en technologisch onderzoek aan zowel de Raad voor Concurrentievermogen als aan de Europese Commissie. Dit comité krijgt met de beoogde aanpassing van het mandaat mogelijk een belangrijke rol in de aansturing van de verdere ontwikkeling van de ERA.

Vervolgens refereerde het Voorzitterschap aan de positie van de huidige versus de toekomstige aan de ERA geassocieerde landen. Het Voorzitterschap stelde voor om de status van de samenwerking van de huidige geassocieerde landen te erkennen en dit in de resolutie op te nemen. De resolutie werd met inbegrip van het voorstel van het Voorzitterschap door de Raad aanvaard.

De toekomst van onderzoek, innovatie en infrastructuren op ICT-gebied

Raadsconclusies

Het Voorzitterschap wees op het belang van ICT voor onderzoek en kennisontwikkeling en daarmee voor economische groei, innovatie en sociale verandering. Het is nodig de potentie van ICT ten volle te benutten door obstakels weg te nemen, samenwerking te verbeteren en fragmentering tegen te gaan. Zo zouden er initiatieven ontwikkeld moeten worden voor onderzoeksintensieve MKB’s om meer jonge mensen te interesseren voor ICT-onderzoek en om de Europese en nationale ICT onderzoek- en innovatie-instrumenten beter op elkaar te laten aansluiten. Vervolgens gaf ook de Commissie het belang van ICT aan. Zij stelde dat Europa wat betreft haar ICT-beleid op drie vlakken actief moet zijn. Zo zou samenwerking over de grenzen heen en het bouwen van clusters op het gebied van ICT-onderzoek en -innovatie moeten worden bevorderd, zouden de overheidsinvesteringen in ICT omhoog moeten en zou er betere coördinatie van ICT-beleid in en tussen lidstaten nodig zijn. De conclusies werden vervolgens zonder verdere discussie aangenomen.

Gezamenlijk Programmeren

Raadsconclusies

De Commissie refereerde aan het belang van onderzoek om de grote maatschappelijke uitdagingen het hoofd te bieden, en wees daarbij op de toegevoegde waarde van het gezamenlijk programmeren van onderzoek. Volgens de Commissie is het nu zaak verder te werken aan de randvoorwaarden om het proces van gezamenlijk programmeren te laten slagen. In de conceptconclusies waren drie thema’s opgenomen voor verdere uitwerking, te weten: «gezondheid en de preventie van dieetgerelateerde ziekten», «landbouw, klimaat en voedselzekerheid» en «cultureel erfgoed». Deze drie thema’s worden toegevoegd aan het al eerder vastgestelde thema «neurodegeneratieve ziekten, in het bijzonder Alzheimer».

De drie landen die voorafgaand aan de Raad als coördinator één van de thema’s hadden uitgewerkt, Nederland, Italië en Frankrijk, gaven de belangen van de verschillende thema’s weer, en zegden toe in samenwerking met alle geïnteresseerde landen de voorstellen verder uit te gaan werken. Nederland noemde het proces van gezamenlijk programmeren van onderzoek één van de belangrijke pilaren onder het Europese onderzoeksbeleid, en stelde dat onderlinge specialisatie uiteindelijk in een betere totaaluitkomst resulteert. Nederland sprak steun uit voor de vier initiatieven. Gezamenlijk programmeren kan een rol spelen voor zowel de wetenschap als voor het oplossen van maatschappelijke vraagstukken en het stimuleren van onderzoek in de industrie, aldus Nederland. Nederland gaf aan er naar uit te zien om mee te denken bij het definiëren van nieuwe thema’s en het opstellen van de randvoorwaarden.

De Raad nam vervolgens de conclusies aan en besloot daarmee tot verdere uitwerking van de initiatieven.

Voorstel voorRichtlijn Consumentenrechten

Beleidsdebat

De Raad sprak voor het eerst inhoudelijk op politiek niveau over het richtlijnvoorstel consumentenrechten. De discussie was constructief. Een grote meerderheid van lidstaten sprak steun uit voor het verbeteren van de werking van de interne markt als doel van het voorstel, veelal op voorwaarde dat een hoog niveau van consumentenbescherming wordt gegarandeerd. Een aantal lidstaten pleitte voor volledige harmonisatie. Alleen op deze manier kan het voorstel meerwaarde bieden. Deze groep lidstaten wees er op dat bedrijven hun producten en diensten veel makkelijker over de grens kunnen aanbieden als de regels voor consumentenbescherming in de EU gelijk zijn. Ook consumenten profiteren hiervan, door grotere keuzemogelijkheden en mogelijk betere kwaliteit en lagere prijzen. Een andere groep lidstaten richtte zich vooral op het belang van een hoog niveau van consumentenbescherming, waarbij een aantal lidstaten hierbij specifiek aangaf dat volledige harmonisatie niet mag leiden tot een verlaging van de consumentenbescherming in hun land. Slechts een enkele lidstaat pleitte bij voorbaat in algemene zin voor minimum harmonisatie.

Nederland benadrukte dat de interne markt er is voor zowel consumenten als bedrijven, en dat regels ter bescherming van de consument en ter bevordering van de interne markt hand in hand kunnen gaan. Nederland heeft steun uitgesproken voor het streven naar volledige harmonisatie en het belang benadrukt van een juist evenwicht tussen een hoog niveau van consumentenbescherming en het verbeteren van het concurrentievermogen, zonder onnodige administratieve lasten.

Een meerderheid van lidstaten sprak, net als Nederland, brede steun uit voor het voorstel van het Voorzitterschap voor een brede definitie van verkoop op afstand en verkoop buiten verkoopruimten. Ook het voorstel voor een vaste herroepingtermijn van 14 dagen kreeg brede steun. Op het punt van de wettelijke garanties lopen de meningen nog uiteen. Nederland gaf aan de garantietermijn in samenhang te bezien met de bewijslast en de rechtsmiddelen van de consument, wat gezamenlijk tot een evenwichtig totaalpakket moet leiden. Meer specifiek gaf Nederland aan voor volledige harmonisatie te zijn en de voorgestelde twee jaar garantietermijn te kunnen steunen, mits er een oplossing komt voor de aansprakelijkheidstermijn voor duurzame goederen waarvan naar redelijkheid mag worden verwacht dat deze langer dan twee jaar meegaan. Ten aanzien van de reikwijdte van de richtlijn gaven veel lidstaten, evenals Nederland, steun aan het voorstel van het Voorzitterschap om (onderdelen van) sectoren als onroerend goed en financiële diensten uit te sluiten van enkele hoofdstukken van het richtlijnvoorstel.

Gemeenschapsoctrooi en een systeem voor geschilbeslechting

Algemene oriëntatie en Raadsconclusies

Het Voorzitterschap benadrukte de noodzaak om tot een akkoord te komen over het Gemeenschapsoctrooi. Een Gemeenschapsoctrooi dat het huidige dure en omslachtige systeem vervangt zou het innovatief vermogen van de EU substantieel versterken. Met de voorstellen komt er een kwalitatief hoogwaardig en efficiënt systeem voor geschilbeslechting, met hoge kwaliteitseisen aan rechters, gebruik van technische rechters, en een multinationale samenstelling van het team van rechters. Ook worden er werkbare afspraken gemaakt over het Gemeenschapsoctrooi op het punt van de vernieuwingstaxen en de samenwerkingsarrangementen tussen het Europees Octrooibureau en nationale bureaus. Het Voorzitterschap achtte het voorliggende pakket, de verordening en de Raadsconclusies, evenwichtig en riep lidstaten op het broze evenwicht te bewaren en flexibiliteit te tonen.

De Commissie, bij monde van Commissaris Verheugen, gaf volmondig steun aan het voorliggende pakket en benadrukte dat een akkoord hierover een grote stap voorwaarts zou zijn. In afwachting van het advies van het Hof van Justitie en nadere opheldering op het punt van het talenregime van het Gemeenschapsoctrooi, wordt zo maximale voortgang geboekt. Het voorliggende pakket biedt volgens de Commissie de basis voor een kosteneffectief en kwalitatief hoogwaardig systeem, dat toegankelijk is voor bedrijven. Zo’n systeem kan leiden tot grote besparingen en een enorme impuls geven aan het concurrentievermogen en de innovatiekracht van de EU. De Commissie benadrukte dat het bedrijfsleven aandringt op een oplossing, en dat Business Europeen UEAPME het voorliggende pakket steunen.

Een grote meerderheid van lidstaten, waaronder Nederland, gaf steun aan het voorliggende pakket, dat breed werd gezien als een evenwichtig compromis. Veel lidstaten riepen daarbij elkaar en het Voorzitterschap dringend op niet verder te sleutelen aan de tekst. Lidstaten benadrukten, net als het Voorzitterschap en de Commissie, het belang van het Gemeenschapsoctrooi voor het concurrentievermogen van de EU, het stimuleren van innovatie, het vergroten van de rechtszekerheid en het verbeteren van de werking van de interne markt.

Het belangrijkste discussiepunt betrof de samenwerkingsarrangementen tussen het Europees octrooi Bureau (EOB) en de nationale bureaus. Conform de wens van Nederland en vele andere lidstaten is hierover in de conclusies opgenomen dat het EOB de onderzoeksresultaten van nationale octrooibureaus naar eigen inzicht kan gebruiken, zonder enige verplichting. Hiermee blijft de onafhankelijke positie van het EOB gegarandeerd, wat van belang is voor de eenduidigheid en kwaliteitsgarantie van het octrooionderzoek. Een enkele lidstaat had in de conclusies graag een grotere rol toegedicht aan de nationale bureaus. Tijdens de Raad werd voorts op verzoek van een lidstaat nog een kleine wijziging aangebracht in de conclusies, en dat betrof de relatie tussen de conclusies en het nog te ontvangen advies van het Hof van Justitie over de regeling voor geschilbeslechting. De conclusies werden aldus, met één kleine wijziging, aangenomen en er werd een algemene oriëntatie overeengekomen over de verordening Gemeenschapsoctrooi.

Post 2010 Lissabonstrategie: naar een competitief, innovatief en eco-efficiënt Europa

Raadsconclusies

De Commissie, bij monde van Commissaris Verheugen, wees allereerst op de centrale rol van de Raad voor Concurrentievermogen in de discussie over de post 2010 Lissabonstrategie en verzocht het Voorzitterschap met klem de ervaring en expertise van deze Raad mee te nemen in de vormgeving van de nieuwe strategie. Wat de Commissie betreft zal de nieuwe strategie «EU-2020» gaan heten. Belangrijk is dat de nieuwe strategie de Europese waarden verdedigt en antwoord geeft op de vraag hoe de EU in een omgeving met toenemende concurrentie mensen levenslang goede arbeid kan garanderen. Daarbij moeten de lange termijn uitdagingen worden aangepakt: demografische ontwikkelingen, klimaatverandering en mondialisering. Instrumenten zijn kennis en technologie, open markten, maar ook het verdedigen van arbeidsplaatsen tegen oneerlijke concurrentie. De Commissie benadrukte voorts dat er een industriële basis moet blijven in de EU.

Lidstaten benadrukten het belang van een nieuwe hervormingsstrategie richting 2020, en noemden een aantal bekende aandachtspunten: het belang van een goed werkende interne markt, reductie van administratieve lasten, oog voor het MKB en een strategie voor kennis en innovatie. Een aantal lidstaten ondersteunde het pleidooi van de Commissie om oog te blijven houden voor het belang van een industriële basis in de EU, en benadrukte de wenselijkheid van een gemeenschappelijk industriebeleid. Veel lidstaten noemden voorts de transitie naar een eco-effciënte economie als één van de centrale thema’s voor de nieuwe strategie, wat een basis biedt voor toekomstige groei. Een enkele lidstaat waarschuwde wel dat de nadruk op eco-efficiency niet ten koste mag gaan van de positie van het Europees bedrijfsleven en dat er oog moet zijn voor het risico van carbon leakage. Verder noemde een aantal lidstaten ook de sociale dimensie van de strategie. Ook wezen veel lidstaten op het belang van open markten. Een aantal lidstaten benadrukte in dit verband vooral dat er sprake is van oneerlijke concurrentie en dat de EU niet naïef moet zijn. De EU moet zich volgens deze lidstaten kunnen verdedigen en het principe van reciprociteit aanhouden. Een aantal andere lidstaten daarentegen waarschuwde om niet vanwege de angst voor toenemende druk van buitenaf de EU markt dicht te gooien. Tot slot steunden veel lidstaten het pleidooi van de Commissie voor een belangrijke rol van de Raad voor Concurrentievermogen in de vormgeving en implementatie van de nieuwe strategie.

Nederland deelt het standpunt ten aanzien van het belang van open markten, een goed functionerende interne markt, terugdringen administratieve lasten, kennis en innovatie, en een eco-efficiënte economie. In haar interventie bepleitte Nederland dat de focus van de nieuwe strategie op duurzame groei en banen behouden moet blijven. Er moet voor worden gewaakt dat de nieuwe strategie niet weer, zoals bij de eerste jaren van de Lissabonstrategie het geval was, verwordt tot kerstboom waar alles onder valt. Nederland kreeg hiervoor veel bijval. Ook steunde Nederland het pleidooi van de Commissie voor een belangrijke rol van de Raad voor Concurrentievermogen in de nieuwe strategie, op onderwerpen als de interne markt, betere regelgeving en onderzoek en innovatie.

Het Voorzitterschap concludeerde dat er brede steun is vanuit de Raad voor het belang van open markten – binnen en buiten de EU, goede randvoorwaarden, een breed innovatie offensief, de transitie naar een eco-efficiënte economie, met oog voor de impact op het concurrentievermogen, het belang van het opstellen van globale spelregels, en de belangrijke rol van de Raad voor Concurrentievermogen in de nieuwe strategie. De conclusies werden voorts aangenomen.

Betere regelgeving

Raadsconclusies

Commissaris Verheugen wees op de gedeelde verantwoordelijkheid van Commissie, EP en Raad. Hij benadrukte dat de Commissie voor ongeveer 38 mrd aan voorstellen heeft gedaan, hetgeen veel meer is dan de reductiedoelstelling van 25%. Naar de mening van de Commissie is slechts 7 mrd aan voorstellen was tot nu toe door Raad en het Europees Parlement aangenomen. Alle instellingen moeten hun steentje bijdragen. De Raad nam vervolgens de conclusies met betrekking tot het EU-programma Betere Regelgeving zonder discussie aan. Begin 2010 zal de Commissie een vierde strategische evaluatie van het programma uitbrengen.

Verordening voor de Europese BV

Politiek akkoord

In haar inleiding onderstreepte het Voorzitterschap het belang van het voorstel voor het MKB. De Europese BV moet het eenvoudiger maken voor ondernemers om over de grens te ondernemen. Het voorstel vormt een belangrijk onderdeel van de Small Business Act die de Raad in december 2008 heeft aangenomen. Na intensieve onderhandelingen ligt er nu een afgewogen compromis voor, aldus het Voorzitterschap. Om tot overeenstemming te komen verzocht het Voorzitterschap om flexibiliteit van alle lidstaten.

De Commissie, bij monde van Commissaris Verheugen, onderstreepte eveneens het belang van een Europese BV voor het grensoverschrijdend ondernemen van het MKB. MKB bedrijven maken nu nog te weinig gebruik van de Interne Markt vanwege juridische complicaties. Vicevoorzitter Verheugen wees daarbij op de oproep van ondernemersorganisaties om tot een akkoord te komen. Het voorliggende compromisvoorstel was niet meer het ideaal maar bood, wat de Commissie betreft, nog voldoende aanknopingspunten om het te kunnen steunen.

Vervolgens vroeg het Voorzitterschap of er lidstaten waren die nog bezwaar hadden tegen het voorstel. Duitsland nam in antwoord hierop als eerste het woord. Duitsland gaf aan dat het belangrijk is voor het MKB dat er een Europese BV komt, maar dat het niet kan instemmen met het huidige compromisvoorstel. Duitsland wenste onder andere een minimumkapitaal van ten minste 8000 Euro voor alle Europese BV’s, een verplichting tot het laten samenvallen van de statutaire en economische zetel van een bedrijf en verbetering van de regels voor inspraak van werknemers bij benoemingen van leden van bestuur en toezichtorganen.

Na deze interventie concludeerde het Voorzitterschap dat verder werk noodzakelijk is om tot een akkoord te komen. Aanpassing van het voorliggende compromis in deze vergadering zou, gegeven de vereiste van besluitvorming bij unanimiteit, onherroepelijk tot weerstand van andere lidstaten leiden. De Raad zou dus in een later stadium terug moeten komen op dit onderwerp. Wanneer de Europese BV in de toekomst opnieuw aan de orde wordt gesteld door een volgend Voorzitterschap, zal Nederland blijven inzetten op voldoende toegevoegde waarde, zekerheid en bescherming voor alle stakeholders.

Prioriteiten voor de interne markt

Raadsconclusies

Het Voorzitterschap lichtte kort de conclusies toe en wees op Het Voorzitterschap lichtte kort de conclusies toe en wees op het belang van thema’s als de interne markt voor goederen en diensten, de interne markt voor consumenten, intellectueel eigendom en de externe dimensie. Het Voorzitterschap verwelkomde het initiatief van de Commissievoorzitter om de interne markt als belangrijk strategisch onderwerp op de agenda van de nieuwe Commissie te zetten. De Commissie zal waar nodig voorstellen ontwikkelen voor een nieuw pakket maatregelen die het functioneren van de interne markt verder kunnen verbeteren. Het Voorzitterschap benadrukte vervolgens dat op het gebied van het vrij verkeer van diensten en goederen ook na de implementatie van de dienstenrichtlijn respectievelijk het goederenpakket nog steeds werk zal moeten worden verzet om nog aanwezige barrières op de interne markt te slechten. Daarnaast moet aandacht worden besteed aan de externe aspecten van de interne markt: de EU markt moet open zijn voor de rest van de wereld en andere markten moeten open zijn voor de EU. De conclusies werden zonder verdere discussie aangenomen.

Diversen

Onder het punt Diversen gaven het Voorzitterschap en de Commissie informatie over:

BONUS-169

De Commissie gaf informatie over het gemeenschappelijke onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma gericht op een beter beheer van de Oostzee (BONUS-169), dat door verschillende lidstaten rond de Oostzee is opgezet. BONUS is een zogenaamd Artikel 169-initiatief, waarbij de Commissie onderzoeksprogramma’s die gezamenlijk door meerdere lidstaten zijn opgezet, meefinanciert. Nederland neemt niet deel aan BONUS, omdat het een regionaal gericht programma is specifiek voor onderzoek van de Oostzee.

ITER

De Commissie gaf een terugkoppeling van de internationale ITER-raad van 18 en 19 november 2009. In deze ITER-raad zette de Commissie in op de door Europa wenselijk geachte aanpassingen aan het basisontwerp van deze kernfusietestfaciliteit die in het Franse Cadarache wordt gebouwd. Deze aanpassingen betreffen een versobering van het ontwerp en een langere doorlooptijd van het project. De EU is van mening dat alleen met deze aanpassingen verdere overschrijdingen van kosten kunnen worden beperkt. De ITER-raad zal zich in maart 2010 buigen over een door de internationale ITER-organisatie aan te passen basisontwerp. De Commissie gaf aan dat tijdens de ITER-raad ook is besloten om later een besluit te nemen over personele veranderingen in het management van de internationale ITER-organisatie. Tot slot verzekerde de Commissie de Raad ervan dat zij inmiddels begonnen is met de uitwerking van de door de lidstaten gewenste opties voor het opvangen van de kostenstijgingen binnen het EU-deel van de totaalkosten van ITER.

Investeren in de ontwikkeling van koolstofarme technologieën (SET-plan)

De Commissie gaf een korte presentatie over de mededeling «Investeren in de ontwikkeling van koolstofarme technologieën», waarin de Commissie de financiële consequenties presenteert van de realisatie van het eerder uitgebrachte Strategisch Plan voor Energietechnologie (SET-plan). De Commissie schat in dat de komende 10 jaar een extra investering van € 50 miljard voor energietechnologisch onderzoek nodig is. Deze extra investering zal zowel privaat als publiek, en op zowel nationaal als EU-niveau, gestalte moeten krijgen.

ELI-project

Tsjechië lichtte de gezamenlijk met Hongarije en Roemenië opgestelde verklaring toe over het geïntegreerde voorstel voor de uitvoering van het ELI-project (Infrastructuur voor extreem licht). In het ELI-project wordt wetenschappelijk onderzoek gedaan met lasers gericht op laser-materie-interactie op het hoogste intensiteitniveau. Het ELI-project staat op de «routekaart» van het Europees Strategisch Forum voor Onderzoeksinfrastructuren (ESFRI), waarin de grootschalige onderzoeksfaciliteiten zijn opgenomen waarvan de bouw van Europees belang is. Het ELI-project bestaat uit drie onderdelen: de«Beamline»-faciliteit in Tsjechië, de «Attosecond»-faciliteit in Hongarije en de «ELI-Nuclear Physics»-faciliteit in Roemenië.

Mededeling grensoverschrijdende elektronische handel

De Commissie gaf een presentatie over de mededeling van 22 oktober jl. over grensoverschrijdende handel tussen ondernemingen en consumenten. De Commissie gaf aan dat het percentage consumenten dat via internet koopt stijgt (van 27% in 2006 naar 33% in 2008) maar dat het percentage consumenten dat grensoverschrijdende aankopen doet via internet stabiliseert (van 6% in 2006 naar 7% in 2008). Hier ligt dus nog een enorm onbenut potentieel. In de mededeling stelt de Commissie een aantal actiepunten voor die de basis moeten leggen voor een interne markt voor grensoverschrijdende aankopen.

Conferentie Consumentenrechten bij aankoop van digitale content

De Commissie gaf een terugkoppeling van de conferentie over consumentenrechten bij aankoop van digitale content, zoals sofware, muziek, films en computerspelletjes. In de huidige praktijk blijkt dat de bescherming van de consument bij dit soort aankopen onduidelijk of onvoldoende is. De Commissie gaf aan een onderzoek te starten naar de geldende regels en praktijken en in 2011 de resultaten te willen presenteren. De Commissie riep lidstaten op informatie te sturen over de nationale regels en praktijken in hun land.

Laatste ontwikkelingen Opel/General Motors Europe (GM)

De Raad wisselde tijdens de lunch en onder het agendapunt «diversen» van gedachten over de stand van zaken van de herstructurering van GM Europe. GM was uitgenodigd een toelichting te geven op de laatste stand van zaken. Ook lidstaten met GM-vestigingen gaven een laatste stand van zaken.

De Commissie en lidstaten hebben afgesproken dat zodra het herstructureringsplan van GM er is, de Commissie zich hierover zal buigen en er gecoördineerde reactie van betrokken lidstaten komt. Dit houdt in dat geen nationale maatregelen worden genomen zonder van tevoren Commissie en andere lidstaten te informeren. Dit is van belang om een subsidierace tussen lidstaten en fragmentatie van de interne markt te voorkomen. Staatssteun mag niet worden gekoppeld aan niet-commerciële voorwaarden over locatie van investeringen, of geografische verdeling van herstructureringsmaatregelen. Staatssteun is juist bedoeld om aanpassing van productiecapaciteiten aan de marktontwikkelingen te ondersteunen.

Betere regelgeving- presentatie van best practices

Het Voorzitterschap gaf een toelichting op haar overzicht van best practices uit verschillende lidstaten op het terrein van betere regelgeving, vereenvoudiging van procedures en deed een oproep aan de lidstaten hiervan gebruik te maken.

GMES (Global Monitoring for Environment and Security)

De Commissie gaf een presentatie over de mededeling GMES: uitdagingen en vervolgstappen voor het ruimtecomponent. Deze mededeling geeft inzicht in de lange termijn aansturing en financiering van GMES in het licht van de volgende Financiële Perspectieven. Op basis van externe studies kan worden ingeschat dat de kosten voor de lange termijn 4 miljard euro voor de periode 2014–2020 bedragen. De Commissie benadrukte dat de EU geen leidende rol in de ruimte kan spelen zonder GMES en dat een beslissing in het kader van de volgende Financiële Perspectieven nodig is.

Juridisch kader inzake kansspelen en weddenschappen in de lidstaten

Het Voorzitterschap informeerde aan de hand van een voortgangsrapport over het verloop van de discussies in de raadswerkgroepen op het terrein van kansspelen. Veel lidstaten onderschrijven het voortgangsrapport dat ondermeer aangeeft de dialoog over kansspelen in EU-verband gaande te houden. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, intervenieerde en sprak steun uit voor het voortgangsrapport en voor het voortzetten van de dialoog.

Google Books

De Commissie informeerde over de stand van zaken van de discussie rond het digitaliseringsprogramma van Google voor boeken. De Commissie wees op de noodzaak van acties op EU-niveau. Volgens de Commissie vindt de digitale revolutie plaats, en is het beter daarop in te spelen. Er worden diverse hearings hierover georganiseerd met stakeholders.

Werkprogramma van het inkomend Spaans Voorzitterschap

De Spaanse minister van Wetenschap en Innovatie, mevrouw Garmendia, lichtte het werkprogramma van het inkomend Spaans Voorzitterschap toe. Spanje heeft samen met komende Voorzitterschappen België en Hongarije een trio-werkprogramma opgesteld. De belangrijkste prioriteit op het gebied van onderzoek en innovatie van het inkomend Spaans Voorzitterschap is het verder bouwen aan de Europese Onderzoeksruimte (ERA). Daarbij is onder meer aandacht voor het verder integreren van het Onderzoek- en Ontwikkelingbeleid en het innovatiebeleid. Ook publiek-private samenwerking, vereenvoudiging van administratieve regels en de rol van wetenschap bij het bevorderen van sociale samenhang krijgen extra aandacht. Vervolgens noemde de Spaanse minister van Industrie, Toerisme en Handel, de heer Sebastián Gascon, de zes prioriteiten op het terrein van industrie en interne markt: 1) de rol van innovatie en normalisering, 2) de post 2010 Lissabonstrategie en industriebeleid (mede in de context van de economische crisis), 3) elektrische auto’s, 4) toerisme, 5) de interne markt, inclusief de wederzijdse evaluatie exercitie in het kader van de dienstenrichtlijn en 6) betere regelgeving.

Voorstel verordening geharmoniseerde voorwaarden voor op de markt brengen van bouwproducten

Het Voorzitterschap informeerde over de stand van zaken van de onderhandelingen over het voorstel voor de verordening geharmoniseerde voorwaarden voor het op de markt brengen van bouwproducten. Het Voorzitterschap wees erop dat het doel van de verordening is het systeem te verbeteren, en transparantie en efficiëntie te verbeteren, de kosten voor bedrijven te verminderen en accurate informatie inzake bouwproducten te garanderen. Er zal worden gestreefd naar een compromis en een gemeenschappelijk standpunt onder Spaans Voorzitterschap.

Naar boven