21 501-30
Raad voor Concurrentievermogen

nr. 190
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 augustus 2008

Mede namens de minister voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap informeer ik u hierbij over de informele Raad voor Concurrentievermogen van 16–18 juli jl. in Versailles en Jouy-en-Josas, Frankrijk. De Raad bestond uit twee delen: een onderzoeksdeel en een deel over concurrentievermogen. Tijdens beide delen vond een vrije gedachtewisseling plaats zonder besluitvorming.

Gedurende het onderzoeksdeel werd gesproken over de toekomst van de Europese onderzoeksruimte. De nadruk lag daarbij op de bijdrage van onderzoek aan het oplossen van maatschappelijke uitdagingen. Nederland werd bij dit deel vertegenwoordigd door de plaatsvervangend Directeur-generaal Ondernemen en Innovatie van het ministerie van Economische Zaken.

Tijdens het tweede deel van de Raad werd gesproken over de door de Commissie eind juni uitgebrachte Small Business Act en de externe dimensie van het concurrentievermogen van de EU. Zoals tijdens het debat over de aanbestedingswet in de Eerste Kamer op 8 juli jl. (Handelingen der Kamer I, vergaderjaar 2007–2008, nr. 38, blz. 1620–1636 en blz. 1656–1673) door mij toegezegd heeft Nederland de Commissie verzocht een onderzoek uit te voeren over de naleving van de aanbestedingsrichtlijnen in de verschillende lidstaten. Nederland werd tijdens dit deel van de Raad vertegenwoordigd door de Directeur-generaal Economische Politiek van het ministerie van Economische Zaken.

De eerstvolgende (formele) Raad vindt plaats op 25 en 26 september in Brussel.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

VERSLAG INFORMELE RAAD VOOR CONCURRENTIEVERMOGEN VAN 16–18 JULI 2008

Onderzoeksdeel

Het voorzitterschap bij monde van de Franse minister van onderzoek, Valerie Pécresse, legde in haar inleiding de nadruk op de noodzakelijke versterking van de kennisdriehoek (onderzoeksinstellingen, bedrijfsleven en overheid). Innovatie vormt een cruciaal onderdeel van de Lissabon strategie om de concurrentiekracht te versterken. Zij legde daarbij de nadruk op de bijdrage die onderzoek kan leveren aan het oplossen van maatschappelijke uitdagingen. Om die bijdrage aan maatschappelijke uitdagingen concreter in te vullen had het voorzitterschap vier parallelle workshops georganiseerd op het gebied van 1) voeding, water en ecosystemen, 2) het Europees energieaanbod, 3) de informatiemaatschappij en 4) gezondheid en vergrijzing van de Europese bevolking.

Commissaris Potočnik ging in zijn inleiding in op de visie die de lidstaten en Commissie gezamenlijk moeten uitwerken, zoals afgesproken tijdens de Raad van mei jl. Deze visie moet zich richten op de inrichting van de Europese Onderzoeksruimte (ERA) tot aan 2020. De visie moet wat hem betreft een kort en bondig statement zijn gericht op de lange termijn zonder allerlei nieuwe instrumenten in het leven te roepen. Van belang is dat de verschillende belanghebbenden, met name het bedrijfsleven, goed worden betrokken bij het tot stand komen van de visie. Commissaris Reding ging met name in op het belang van ICT als basis vereiste voor onderzoek en economische groei. Een derde van al het onderzoek in Europa is ICT-gerelateerd. Het bedrijfsleven neemt een groot deel van dit onderzoek voor haar rekening (80%). Zij onderstreepte het belang van zowel publiek als privaat draagvlak voor een visie op de onderzoeksruimte. Daarnaast vroeg zij aandacht voor efficiënte procedures bij huidige instrumenten en het belang van internationale samenwerking in onderzoek.

Ook de drie externe sprekers, de heren Giorghiou, Chambolle en Dewatripont (experts op gebied van de Europese onderzoeksstrategie) wezen op het belang dat onderzoek kan bijdragen aan het oplossen van maatschappelijke uitdagingen. Dit vergt een focus op interdisciplinaire aanpak van de uitdagingen. Europa is goed in fundamenteel onderzoek, maar juist in toepassing van onderzoek blijft Europa achter. Nadrukkelijke focus op maatschappelijke uitdagingen kan ook bijdragen aan maatschappelijk draagvlak voor (verdere) investeringen in onderzoek. Er zou met name ook veel winst te behalen zijn door betere coördinatie en tegengaan van versnippering van onderzoek door de lidstaten. De heer Dewatripont pleitte daarbij voor een verhoging van de Europese investeringen voor onderzoek, hoger onderwijs en innovatie.

Tijdens de vier parallelle workshops bevestigden veel lidstaten de noodzaak tot het vormen van een gezamenlijke visie. Een groot deel van de lidstaten gaf aan dat zij de aansluiting van de onderzoeksagenda bij maatschappelijke uitdagingen konden steunen. Ook bleken veel lidstaten voorstander van verbetering van de coördinatie van onderzoek op Europees niveau. Daarnaast gaven diverse lidstaten aan belang te hechten aan verbetering van carrièreperspectieven en mobiliteit van wetenschappers. Tijdens de parallelle workshops werd met name stilgestaan bij de specifieke uitdagingen voor het betreffende onderzoeksveld. In de workshop over voeding, water en ecosystemen werd het aanpassen van de landbouwtechnieken aan klimaatverandering en voedselveiligheid als belangrijkste uitdaging genoemd. In de workshop over energie en klimaat bleek dat veel deelnemers het SET-plan een goed vertrekpunt vinden voor verdere onderzoekssamenwerking op dit gebied. Tijdens de workshop over de informatiemaatschappij bleek dat de grootste uitdaging ligt bij omzetting van onderzoek naar concrete producten en bedrijven. Bij de discussie over gezondheid en vergrijzing legde het voorzitterschap de nadruk op het belang van onderzoek naar ziekten die de functies van het brein aantasten, in het bijzonder de ziekte Alzheimer. Door demografische ontwikkelingen wordt een grote toename van de ziekte van Alzheimer verwacht. Vanwege de impact van deze toename op de maatschappij bestond wat betreft het voorzitterschap een urgente behoefte aan zowel nationale initiatieven als aan Europese coördinatie van onderzoeksprogramma’s over de ziekte Alzheimer.

Nederland nam deel aan de workshop over voedsel, water en ecosystemen. Tijdens de workshop legde Nederland met name de nadruk op het belang om het bedrijfsleven vanaf het begin te betrekken bij het tot stand komen van het onderzoeksprogramma. Daarnaast is van belang om met name uit te gaan van bestaande instrumenten voor coördinatie, zoals artikel 169, ERA-netten en het overleg tussen de Europese landbouwministeries over landbouwonderzoek. Voor een eventueel op te zetten onderzoeksprogramma over voedsel, water en ecosystemen is het van belang om ook onderzoek op het gebied van voedsel na de oogst te betrekken.

Tijdens de conclusies wees het voorzitterschap op de brede steun voor het formuleren van een gezamenlijke visie, zoals eerder ook bleek uit de Raad van mei jl. Het voorzitterschap zou de visie in samenwerking met de twee inkomende voorzitterschappen (respectievelijk Tsjechische Republiek en Zweden) en de Commissie uitwerken. Deze visie zou tijdens de Raad van december moeten worden aangenomen. Daarnaast wees het voorzitterschap op het belang van snelle actie ten aanzien van onderzoek naar de ziekte Alzheimer. Aangezien een aantal lidstaten (waaronder Frankrijk, Verenigd Koninkrijk en Duitsland) bezig is met het opstellen van nationale programma’s is juist in deze fase afstemming en snelle actie noodzakelijk. Door te zorgen voor afstemming op Europees niveau kan versnippering en dubbele inspanningen worden voorkomen. Minister Pécresse suggereerde hiertoe al in september een werkgroep vanuit de betrokken onderzoeksfinanciers op te starten. Zij zal in oktober een bijeenkomst organiseren met belangstellende lidstaten om ervaringen uit te wisselen.

Deel over concurrentievermogen

Small Business Act

In zijn inleiding sprak het voorzitterschap bij monde van staatssecretaris Novelli dank uit richting de Commissie voor het uitbrengen van de Small Business Act (SBA). Deze integrale benadering biedt het MKB de gelegenheid bieden om te groeien, ook als het economische klimaat niet optimaal is. Het MKB draagt aanzienlijk bij aan groei van werkgelegenheid. Toch blijft het Europese MKB qua productiviteitsgroei en internationalisering nog achter bij het MKB in de VS. Met name door structurele vereenvoudiging van regels en minder administratieve lasten kan het MKB meer ruimte worden geboden om te groeien. Aangezien het grootste deel van stimulering van het MKB op nationaal niveau moet plaatsvinden, zijn met name de lidstaten aan zet om het MKB daadwerkelijk te ondersteunen. Het voorzitterschap gaf aan de discussie met name te willen richten op financiering van het MKB, het voorstel voor de Europese BV en toegang van MKB tot aanbesteden.

Commissaris Verheugen legde in zijn inleiding, net als het voorzitterschap, de nadruk op het belang van MKB voor het Europese concurrentievermogen. De SBA vormt een belangrijk onderdeel van de Lissabonstrategie. Zijns inziens is het belangrijk dat er samenwerking is tussen de Commissie en lidstaten om de principes zoals vastgelegd in de SBA om te zetten in praktisch handelen. Tijdens de Raad van december zal er politieke verbondenheid moeten worden getoond ten aanzien van de SBA.

Commissaris McCreevy wees in zijn inleiding op het, gezamenlijk met de SBA verschenen, voorstel voor een Europese BV. Het voorstel moet het makkelijker maken om een bedrijf in een andere Europees land te starten. Hij hechtte veel belang aan de goede toegankelijkheid en eenvoud van het voorstel in de vorm van de zeer lage minimum kapitaaleisen (1€) en lage juridische kosten bij een opstart. Daarnaast hechtte hij eraan dat het voorstel voldoende flexibiliteit zou behouden voor de bedrijven die gebruik willen maken van de Europese BV. Vervolgens ging Commissaris McCreevy in op de vrijwillige handleiding van best practices voor aanbestedende diensten. Op basis van gegevens uit 2005 gaat 64 procent van het aantal overheidsopdrachten naar het MKB. Dit is in vergelijking met bijvoorbeeld de VS een stuk hoger, maar nog zeker niet optimaal. De grootte van de contracten, beperkte informatie en hoge administratieve lasten zijn de belangrijkste barrières voor het MKB om deel te nemen aan overheidsaanbestedingen. Meer regelgeving biedt hiervoor zijns inziens onvoldoende oplossing. De handleiding moet ervoor zorgen dat aanbestedende diensten hun overheidsopdrachten in de praktijk beter toegankelijk maken voor het MKB.

Commissaris Kroes wees vervolgens op het belang van open en concurrerende markten voor de groei van bedrijven. De algemene groepsvrijstellingsverordening is een kader voor maatregelen vanuit lidstaten gericht op marktimperfecties (o.a. milieu, R&D, MKB, enz.). Het is aan de lidstaten om hieraan invulling te geven.

De heer Sargent (voorzitter van de Raad voor betere regelgeving in het Verenigd Koninkrijk én directeur van een MKB-onderneming) gaf zijn visie op de SBA. In zijn inleiding legde hij vooral de nadruk op de noodzaak tot het verbeteren van de regelgeving. De huidige overvloed en complexiteit aan regelgeving leidt er toe dat regelgeving niet effectief is aangezien bedrijven niet in staat zijn er aan te voldoen. Zijns inziens zijn met name op het gebied van de Europese accountingregels en ondernemingsrecht grote verbeteringen noodzakelijk.

Tijdens de gedachtewisseling bleek brede steun voor de integrale aanpak van de SBA. Veel lidstaten wezen op het belang om snel tot actie over te gaan en verwezen naar het belang van subsidiariteit. De rol van de Commissie ligt met name op het terrein van de voltooiing van de interne markt en betere regelgeving. Een aantal lidstaten steunde de wens van Commissaris Verheugen en het voorzitterschap om in december zo zwaar mogelijke politieke verbondenheid te tonen. Algemene tendens in de discussie ten aanzien van financiering was dat de Commissie in samenwerking met de Europese Investeringsbank (EIB) op de juiste weg is. Lidstaten vonden met name belangrijk dat bestaande instrumenten voor risicokapitaal en garanties goed worden benut en dat ondersteuning wordt gegeven op het gebied van cross border financiering door venture capital fondsen. Een aantal lidstaten wees op het belang van microkredieten, financiering door Business Angels en het vergroten van de investeringsgereedheid van ondernemers. Het merendeel van de lidstaten steunde de idee van een Europese BV. Een Europese BV kan van grote waarde zijn voor bedrijven die zich in andere lidstaten willen vestigen. Tegelijkertijd gaven veel lidstaten aan nog bezwaren te hebben bij het huidige voorstel. Met name de rechtszekerheid, de werkbaarheid voor het MKB en de verhouding tot nationale rechtsstelsels waren belangrijkste aandachtspunten. Voor toegang van MKB tot overheidsopdrachten gaf een groot deel van de lidstaten aan de aanpak van een vrijwillige handleiding met best practises te steunen. Een aantal lidstaten gaf nogmaals expliciet aan tegen een voorkeursbehandeling voor het MKB bij aanbesteden te zijn.

Nederland steunde in zijn interventie de integrale aanpak van de Commissie en legde daarbij de nadruk op de nationale verantwoordelijkheid. Het MKB is juist vanwege haar beperkte omvang met name gericht op nationale structuren. Het is daarom goed dat de Commissie zich in de SBA vooral richt op het verbeteren van de werking van de interne markt in de praktijk en verlaging van de administratieve lasten. Een Europese BV kan van toegevoegde waarde zijn voor ondernemers die zich in andere lidstaten willen vestigen. Om te zorgen dat de Europese BV een werkbare vorm wordt voor ondernemers moet het voorstel duidelijke en uniforme regels bevatten. Nederland onderstreepte dat toegang tot aanbesteden voor het MKB moet worden verbeterd middels het aanpakken van de knelpunten die het MKB in de praktijk tegenkomt. Daarnaast vroeg Nederland aandacht voor de naleving van de regels in de verschillende lidstaten en verzocht, conform een toezegging van de minister van Economische Zaken aan de Eerste Kamer tijdens het debat over de aanbestedingswet op 8 juli jl., de Commissie een vergelijkend onderzoek hierover uit te voeren.

Het voorzitterschap concludeerde dat de SBA op brede steun van de lidstaten kan rekenen. Met het oog op de subsidiariteit is het nu vooral aan de lidstaten om te zorgen voor daadwerkelijk implementatie van het «denk eerst klein»-principe. Het uitgangspunt van het voorstel voor de Europese BV kan op steun rekenen. Het uiteindelijke voorstel moet wel duidelijk toegevoegde waarde hebben ten opzichte van de nationale stelsels. Voor verbetering van de toegang van het MKB tot overheidsopdrachten was de gepresenteerde handleiding volgens veel lidstaten de goede stap.

Externe dimensie van het concurrentievermogen van de Europese industrie

Het voorzitterschap, bij monde van de Franse staatssecretaris Jouyet, leidde de discussie in aan de hand van een discussiedocument. Het voorzitterschap wenste de discussie vooral te richten op drie vragen: Is het promoten van wereldwijde regels effectief om te zorgen voor eerlijke concurrentie op internationaal niveau? Moet de EU beter rekening houden met de externe dimensie bij interne regels? Welke prioriteiten moeten we stellen?

Commissaris Verheugen gaf aan in het licht van de globalisering vooral belang te hechten aan het intern versterken van het Europese concurrentievermogen. Het is zijns inziens belangrijk dat de Europese klimaatdoelstellingen worden omgezet in kansen voor de industrie. Innovatie is hierbij belangrijk. Daarnaast moet bij alle beleidsterreinen rekening worden gehouden met de klimaatdoelstellingen. Het actieplan duurzaam industriebeleid (COM(2008), 397/3) dat de Commissie medio juli heeft uitgebracht, is hiervan een voorbeeld. Ten slotte moet oog zijn voor een gelijk speelveld voor mondiaal opererende energie-intensieve industrie bij het nastreven van de klimaatdoelstellingen.

Commissaris Kroes voegde aan dit laatste punt toe dat niet alle markten wereldwijd opereren en bescherming van markten alleen moet plaatsvinden daar waar het nodig is. Ze reageerde daarnaast op het idee in het discussiedocument van het voorzitterschap om het staatssteunkader zodanig aan te passen dat projecten van «strategische» waarde makkelijker kunnen worden gesubsidieerd. Commissaris Kroes wees op het uitgangspunt dat staatssteun de Lissabondoelstellingen moet ondersteunen. Het huidige kader biedt voldoende mogelijkheden voor steun aan R&D en innovatie. Daarnaast deed zij een oproep aan lidstaten om betere informatie te verstrekken, zodat zij gerichter actie kan ondernemen.

Commissaris McCreevy wees op het belang van een goed werkende interne markt om te handelen in de wereldwijde context. Zo is in de strijd tegen namaak belangrijk dat er een heldere set regels is ter bescherming van intellectuele eigendomsrechten. Namaak kan schade betekenen in termen van gezondheid, veiligheid en kosten. Medio juli heeft de Commissie daarom een mededeling uitgebracht (Strategie voor Industriële Eigendomsrechten, COM(2008)465/3) die onder meer hierop ingaat. Daarnaast is zijns inziens vooruitgang nodig op het terrein van gemeenschapsoctrooi en geschilbeslechting die ten goede komt aan de bescherming en kostenefficiëntie van octrooien.

Vervolgens vond een gedachtewisseling plaats. Hieruit bleek brede steun voor het uitgangspunt dat open markten de EU veel hebben gebracht. Open markten, zowel binnen als buiten de EU, zijn de basis voor de huidige en toekomstige welvaart. De meeste nadruk in de discussie lag op het belang van het promoten van Europese regels en standaarden in internationale fora. Veel lidstaten, waaronder Nederland, wezen daarnaast op het belang van een gelijk speelveld voor de Europese industrie in relatie tot de klimaatdoelstellingen. Er was veel steun van lidstaten voor de bestrijding van namaak ter bescherming van intellectuele eigendomsrechten. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, en de Commissie benadrukten het belang van vooruitgang op het terrein van het gemeenschapsoctrooi.

Nederland gaf in zijn interventie aan dat de kern van het externe beleid moet liggen in het verder openen van markten in derde landen, het promoten van Europese regels en het intern versterken van het concurrentievermogen van de EU om een sterke economische rol te spelen in de wereld. Tegelijkertijd erkende Nederland dat het openen van markten niet zonder risico’s is. Er moet oog zijn voor een eerlijk speelveld voor Europese bedrijven die opereren op mondiaal niveau, zeker gezien de ambities van de EU op het terrein van klimaatbeleid. Aandachtspunt voor Nederland in dit kader is het tegengaan van carbon leakage als gevolg van het Emissie Handelssysteem in de EU. Nederland benadrukte dat de oplossing allereerst ligt in een internationaal akkoord. De EU moet zich echter voorbereiden voor het geval er geen, of een zeer afgezwakt mondiaal klimaatakkoord tot stand komt. Er moet eerst zorgvuldig worden uitgezocht welke sectoren een grote kans op carbon leakage hebben. Nederland gaf aan dat: (1) nog onder het Frans voorzitterschap de criteria van carbon leakage moeten worden vastgesteld door deze in de richtlijn op te nemen, (2) vervolgens de sectoren aan de hand van die criteria moeten worden geïdentificeerd. Tenslotte steunde Nederland Commissaris Kroes bij haar pleidooi inzake staatssteun.

Het voorzitterschap concludeerde dat voor een sterke economische positie van de EU in de wereld de EU moet blijven streven naar verdere opening van markten in derde landen en moet rekening worden gehouden met de externe dimensie in interne regels. Zo is een effectieve bescherming van het intellectueel eigendom belangrijk in de strijd tegen namaak. Daarnaast is meer vooruitgang nodig op het terrein van het gemeenschapsoctrooi. Ook moet aandacht worden besteed aan de externe dimensie van concurrentievermogen in de impact assessments van de Commissie. Tenslotte wees het voorzitterschap op het belang van educatie voor de versterking van het concurrentievermogen van de EU.

Naar boven