21 501-30
Raad voor Concurrentievermogen

nr. 10
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 25 november 2002

De vaste commissie voor Economische Zaken1, de algemene commissie voor Europese Zaken2 en de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen3 hebben op 7 november 2002 overleg gevoerd met staatssecretaris Wijn van Economische Zaken over:

– het verslag van de Raad voor het concurrentievermogen van 11/12 oktober 2002;

– de geannoteerde agenda voor de Raad voor het concurrentievermogen van 14 en 15 november 2002.

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Algra (CDA) merkt op dat de Europese stukken nogal laat worden aangeleverd. De regering zou zelf stukken kunnen voorbereiden, waarin duidelijk wordt wat de inzet is van de regering. Daarover kan indien nodig vertrouwelijk van gedachten worden gewisseld, zodat de Tweede Kamer de staatssecretaris kan adviseren en de resultaten van de inbreng na de Europese vergadering beoordelen. De Europese Unie is wellicht ver van het bed van de Nederlandse bevolking, maar zij is wel belangrijk.

De heer Van Hoof (VVD) vindt het een interessant initiatief om op een scorebord voor de interne markt bij te houden hoever de lidstaten zijn met de omzetting van Europese richtlijnen in nationale wetgeving. Er wordt getoetst of deze op tijd en op de juiste wijze heeft plaatsgevonden. De Nederlandse gewoonte is om iets verder te gaan dan wat minimaal nodig is, waarmee men roomser dan de paus is.

Bij het verslag dat wordt voorgelegd aan de Europese Raad van Kopenhagen, wordt opgemerkt dat duurzame ontwikkeling en concurrentievermogen goed samengaan. In het nationale debat wordt regelmatig gesteld dat het hierbij gaat om strijdige belangen, maar het kan zijn dat de vooruitgang binnen Europa hier een ander licht op werpt.

Bij het gemeenschapsoctrooi wordt erover gedacht om een centrale instantie op te zetten met filialen. De heer Van Hoof onderschrijft het Nederlandse standpunt dat de toegankelijkheid van het systeem voor het MKB in het oog moet worden gehouden. Om die reden is het van belang om direct decentrale filialen op te zetten, waar de Nederlandse taal wordt gehanteerd.

De heer Van Hoof onderstreept de inzet van het kabinet bij het vrij verkeer van EU-onderdanen en hun familieleden, omdat deze aansluit bij het voorgestane beleid. Het zou raar zijn om daar in Europa van af te wijken.

Bij de open markt en de wapenindustrie kan worden opgemerkt dat artikel 296 EG-verdrag (nationale veiligheid) soms wordt gebruikt als dekmantel voor nationale industriële belangen. Het is toe te juichen dat er op dit terrein enige voortgang is geboekt.

Als de stukken over de Raad voor het concurrentievermogen zo laat worden aangeleverd, kan de Kamer er alleen in heel algemene termen op reageren of juist heel veel vragen stellen. De heer Van Hoof stelt voor dat er regelmatig wordt gerapporteerd over de voortgang bij een aantal dossiers, omdat de besluitvorming op Europees niveau voor iedereen consequenties heeft.

Mevrouw Netelenbos (PvdA) merkt op dat de Europese stukken op vrijdag in de ministerraad worden besproken en daarna naar de Kamer kunnen worden gestuurd.

Het kabinet ondersteunt de afspraken in Lissabon over de kenniseconomie, maar dat moet ook consequenties hebben voor het beleid en de begroting. Er is een grote spanning tussen dit voornemen en de risico's die worden genomen bij de mogelijkheden om deze afspraken te kunnen realiseren.

De richtlijn erkenning beroepskwalificaties wordt volgens de regering duidelijker, eenvoudiger en beter toepasbaar. Er is een brief binnengekomen van de KNMG, waarin wordt gesteld dat deze juist omslachtig, tijdrovend en weinig transparant wordt. Er zijn nu 52 specialismen gedefinieerd en volgens de nieuwe richtlijn worden dat er 17, maar deze sluiten niet goed aan. Er was een goed systeem voor erkenning van opleidingen op mbo-, hbo- en wo-niveau. De vraag is waarom dit veranderd moet worden.

Het is een goede gedachte om filialen op te zetten voor het gemeenschapsoctrooi, zodat het midden- en kleinbedrijf daarvoor niet naar Brussel hoeft. Het ligt voor de hand dat iemand die een octrooi wil regelen, dat in zijn eigen taal kan doen. Het is niet duidelijk wat de bezwaren daartegen zijn.

Overheidsopdrachten en duurzaam aanbesteden schijnen wel op de agenda te staan, maar worden niet vermeld in de geannoteerde agenda. Op 22 november 2001 is de motie-Feenstra/Augusteijn-Esser over milieugericht overheidsaanschaffingenbeleid aangenomen. In de brief van het Wereldnatuurfonds, Greenpeace, Milieudefensie en de Stichting natuur en milieu wordt erop gewezen dat het in artikel 24 goed is geregeld, maar dat de ruimte die hierin wordt geboden, wordt ondermijnd door artikel 53.

Verder merkt mevrouw Netelenbos op dat bij de Nederlandse inbreng over de toekomstige rol van de Raad voor het concurrentievermogen als eerste organisatorisch punt wordt vermeld: zorgdragen voor een zoveel mogelijk vaste bezetting van de Raad op ministersniveau.

Het antwoord van de staatssecretaris

De staatssecretaris van Economische Zaken excuseert zich dat de Kamer de geannoteerde agenda niet eerder heeft ontvangen. Hij zegt toe dat hiervoor zorg wordt gedragen binnen het ministerie, omdat het buitengewoon lastig is voor de Kamer om zich voor te bereiden, als de stukken over Europa zo laat binnenkomen. De gedachte om een monitor voor de voortgang bij een aantal dossiers op te zetten kan nader worden uitgewerkt, bijvoorbeeld door een Worddocument te maken, dat regelmatig wordt bijgewerkt.

De Raad voor het concurrentievermogen, waarin drie raden zijn samengevoegd, is onder het Deens voorzitterschap al twee keer bij elkaar gekomen en zal dat nog twee keer doen, zodat deze zaken serieus, integraal worden aangepakt. De agenda is verdeeld in algemene horizontale thema's, zoals het scorebord, waarbij het gaat om een beleidsstrategie op middellange termijn, en individuele beleidsdossiers.

Het gemeenschapsoctrooi is een langlopend dossier, waarover unanieme besluitvorming moet plaatsvinden. Het doel van de invoering hiervan is om rechtseenheid te creëren binnen de Europese Unie. Bij nationale octrooien is er nationale rechtspraak, waarbij de interpretatie van de reikwijdte van octrooirechten per lidstaat kan verschillen. Een andere doelstelling is om de kosten van het gebruik van het systeem te verlagen, omdat een aanvraag om een octrooi in stand te houden in Europa vijf keer zo duur is als in de Verenigde Staten. Dat is een concurrentienadeel.

Een politiek gevoelig punt bij het gemeenschapsoctrooi is het talenregime. Hierbij gaat het enerzijds om het filen van een octrooi en anderzijds om het vertalen van een octrooi naar andere EU-landen, zodat het daar ook geldt. Om de kosten omlaag te brengen, moet het aantal vertalingen worden gereduceerd, maar daar hebben landen zoals Portugal en Griekenland bezwaar tegen. Door Nederlandse MKB-bedrijven die zich richten op R&D, wordt meestal de Engelse taal gebruikt bij het aanvragen van octrooien. De toegankelijkheid is voor deze bedrijven gewaarborgd, als deze taal erbij zit. Het Nederlandse standpunt is dat bij het gemeenschapsoctrooi drie of maximaal vijf talen worden gebruikt en dat de andere talen eruit worden gehaald om de kosten te verlagen. De staatssecretaris zegt toe rekening te houden met de voorkeur van de woordvoerders voor de eigen taal.

Het is niet aan te bevelen om deze discussie te veralgemeniseren. Een verschil tussen octrooien en wetgeving in het algemeen is dat de kenbaarheidsvereiste van de laatste vereist dat zij in alle Europese talen wordt vertaald.

De belangrijkste vraag is of de toetsing van het octrooi plaatsvindt door de nationale octrooibureaus en of door het Europees octrooibureau in München. Er moet worden getoetst of een uitvinding of een nieuw product zich voldoende onderscheidt om octrooiwaardig te zijn.

Het voorgestelde scorebord maakt het mogelijk om te zien of Nederland zich aan de minimumvereisten houdt of sneller of verder gaat dan gevraagd wordt. Bij de liberalisering van overheidsdiensten moet niet te veel voor de muziek uit worden gelopen. Bij het scorebord gaat het vooral om procedurele toetsing of de Europese richtlijnen binnen de termijn worden omgezet in nationale wetgeving. Daarbij wordt niet materieel de diepte ingegaan. Volgens sommigen kunnen de koninkrijksrelaties ertoe leiden dat Nederland achterligt, wat de staatssecretaris kan bevestigen op het terrein van e-commerce en biotechnologie. De norm voor maximale achterstand is gesteld op 1,5%. Nederland zit op 1,3%, dus het scorebord kan vooralsnog met vertrouwen tegemoet worden gezien.

De staatssecretaris sluit zich aan bij de opmerkingen van de heer Van Hoof over het immigratiebeleid en over de wapenindustrie, omdat de interne veiligheid door de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten bovenaan de agenda staat. Er moeten wel waarborgen zijn voor zorgvuldigheid bij in- en doorvoer, maar het is onontkoombaar dat deze sector bestaat.

Er zit altijd een zekere spanning tussen duurzaamheid en concurrentievermogen. Bij windmolens op zee, die nodig zijn voor duurzame energie en het concurrentievermogen, kan er spanning ontstaan met het uitzicht over zee en de trekvogels. De Lissabonagenda is enigszins holistisch, zodat zij kan leiden tot een MDW-operatie op Europees niveau. Uit de rapportage over het internemarktbeleid blijkt dat er bij geïntegreerde producten, het chemicaliënbeleid en ecolabeling wel vooruitgang is geboekt op beide terreinen. Dit verslag wordt nog toegezonden.

Wat betreft de risico's die de ambities van de Lissabonagenda voor Nederland inhouden, merkt de staatssecretaris op dat er in Nederland veel is gedaan aan liberalisering van markten, met name de arbeidsmarkt, en vermindering van de administratievelastendruk, zodat de flexibiliteit in de economie kan toenemen. Deze hervormingen hebben ertoe geleid dat Nederland in The Economist bovenaan staat als vestigingsland. Er moet nog wel aandacht worden besteed aan innovatie en versterking van de Mededingingswet.

De brief van de medisch specialisten heeft duidelijk gemaakt dat deze sector zich niet afsluit voor beroepsgenoten uit andere Europese landen en zich sterk maakt voor vrij verkeer van personen op dat terrein. Dat is een lofwaardig streven.

In het huidige systeem wordt een specialisme erkend door lidstaten en opgenomen op een lijst van erkende specialismen, maar een onderdaan met een specialisme dat buiten deze lijst valt, DTI is een goed voorbeeld, valt daarmee buiten het systeem van automatische erkenning en onder een algemeen stelsel. Hierover is een discussie gevoerd op ambtelijk niveau, omdat dertien lidstaten, waaronder Nederland, een tweedeling niet gewenst vinden. De Commissie heeft zich beraden op een voorstel. De kwaliteit van de gezondheidszorg blijft gewaarborgd doordat de lidstaten die afspraken maken over de erkenning van specialismen, altijd de mogelijkheid hebben om de voorwaarden aan te passen. Hierbij geldt het subsidiariteitsbeginsel.

Er is naast vrij verkeer van personen ook registratie nodig om controle uit te oefenen op de kwaliteit van de dienstverlening. Als de erkenning plaatsvindt op grond van de algemene richtlijn in plaats van de artsenrichtlijn, is dat een vorm van vereenvoudiging, waardoor het minder ingewikkeld wordt en de administratievelastendruk afneemt. De staatssecretaris zegt toe dat hij de KNMG hierover een brief stuurt.

De brief van WNF en Greenpeace over chapter 4, duurzaam inkopen van overheden, wordt nader bekeken door de staatssecretaris. Hij zal de motie-Feenstra/Augusteijn-Esser hierbij betrekken.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Timmermans

De voorzitter van de algemene commissie voor Europese Zaken,

Terpstra

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

Cornielje

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Tielens-Tripels


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Verbugt (VVD), Giskes (D66), Crone (PvdA), Van Dijke (ChristenUnie), B. M. de Vries (VVD), Van Oven (PvdA), Van den Doel (VVD), Netelenbos (PvdA), Van Hoof (VVD), Timmermans (PvdA), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), ondervoorzitter, Atsma (CDA), Vendrik (GroenLinks), Ten Hoopen (CDA), Hoogendijk (LPF), De Graaf (LPF), Eberhard (LPF), Jense (Leefbaar Nederland), Duyvendak (GroenLinks), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Stuger (LPF), Van Fessem (CDA) en Algra (CDA).

Plv. leden: Klein Molekamp (VVD), Bakker (D66), Dijksma (PvdA), Van der Vlies (SGP), Hofstra (VVD), Bos (PvdA), Blaauw (VVD), Koenders (PvdA), Van Beek (VVD), Tichelaar (PvdA), Van Dijk (CDA), Mastwijk (CDA), Van Gent (GroenLinks), Jan de Vries (CDA), Varela (LPF), Smulders (LPF), Wiersma (LPF), Teeven (Leefbaar Nederland), Vos (GroenLinks), Verburg (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Wit (SP), Zeroual (LPF), De Haan (CDA) en De Pater-van der Meer (CDA).

XNoot
2

Samenstelling: Leden: Terpstra (VVD), voorzitter, Blaauw (VVD), De Graaf (D66), Van Oven (PvdA), De Haan (CDA), Koenders (PvdA), Monique de Vries (VVD), Karimi (GroenLinks), ondervoorzitter, Atsma (CDA), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), Van der Staaij (SGP), Geluk (VVD), Janssen van Raay (LPF), Zvonar (LPF), Van Winsen (CDA), Van den Brand (GroenLinks), Teeven (Leefbaar Nederland), Schonewille (LPF), De Jong (LPF), De Nerée tot Babberich (CDA), Smilde (CDA), Eski (CDA) en Van Dijk (CDA).

Plv. leden: Van den Doel (VVD), Van Aartsen (VVD), Dittrich (D66), Netelenbos (PvdA), Bruls (CDA), Van Nieuwenhoven (PvdA), Oplaat (VVD), Vos (GroenLinks), Van Haersma Buma (CDA), Bussemaker (PvdA), Van Velzen (SP), Rouvoet (ChristenUnie), Wilders (VVD), Smulders (LPF), Zeroual (LPF), Algra (CDA), Jense (Leefbaar Nederland), Varela (LPF), Palm (LPF), Mastwijk (CDA), Buijs (CDA), Hessels (CDA) en Spies (CDA).

XNoot
3

Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), Jorritsma-Lebbink (VVD), Cornielje (VVD), voorzitter, Lambrechts (D66), Rijpstra (VVD), Netelenbos (PvdA), Monique de Vries (VVD), Atsma (CDA), Hamer (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Bonke (LPF), ondervoorzitter, Van Ruiten (LPF), Hoogendijk (LPF), Vergeer-Mudde (SP), Jense (Leefbaar Nederland), Herben (LPF), Tichelaar (PvdA), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Azough (GroenLinks) en Eski (CDA).

Plv. leden: Slob (ChristenUnie), Ferrier (CDA), Van Blerck-Woerdman (VVD), Van Aartsen (VVD), Dittrich (D66), De Grave (VVD), Adelmund (PvdA), Luchtenveld (VVD), Hessels (CDA), Van Nieuwenhoven (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), Eerdmans (LPF), Wiersma (LPF), Zeroual (LPF), Van Bommel (SP), Teeven (Leefbaar Nederland), Eberhard (LPF), Dijksma (PvdA), Van Fessem (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Sterk (CDA), Halsema (GroenLinks), Van Bochove (CDA) en Bos (PvdA).

Naar boven