21 501-20 Europese Raad

21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 840 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 maart 2014

Hierbij bied ik u aan, mede namens de Minister-President, het verslag van de bijeenkomst van de leden van de Europese Raad over Oekraïne van 6 maart 2014 en de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 17 maart 2014.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

VERSLAG VAN DE BIJEENKOMST VAN DE LEDEN VAN DE EUROPESE RAAD VAN 6 MAART 2014 EN GEANNOTEERDE AGENDA RAAD BUITENLANDSE ZAKEN VAN 17 MAART 2014

Oekraïne

Op uitnodiging van de Voorzitter van de Europese Raad, Herman van Rompuy, kwamen op 6 maart de leden van de Europese Raad in een informele vergadering bijeen om te spreken over de ontwikkelingen rond Oekraïne. Aan het eind van de bijeenkomst werd een verklaring van de staatshoofden en regeringsleiders uitgebracht waarin de uitkomsten van het overleg werden weergegeven.

De bijeenkomst werd voorafgegaan door een ontmoeting met de interim-premier van Oekraïne, Jatsenjoek. Interim-premier Jatsenjoek zette daarin de politieke en economische uitdagingen waar Oekraïne voor staat uiteen. De regeringsleiders onderstreepten hun steun aan Oekraïne en spraken hun erkenning uit voor de vasthoudendheid waarmee de Oekraïners de afgelopen periode hebben gestreden voor een democratisch Oekraïne. Ook spraken de regeringsleiders hun waardering uit voor de terughoudende reactie van Oekraïne op het Russische handelen.

In de bijeenkomst van de regeringsleiders onderschreven zij de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van 3 maart jl. (zie verslag van de extra Raad Buitenlandse Zaken over Oekraïne, Kamerstuk 21 501-02, nr. 1342) en veroordeelden krachtig de schending van de soevereiniteit en territoriale integriteit van Oekraïne. De regeringsleiders onderstreepten dat iedere oplossing van het conflict gebaseerd moet zijn op de soevereiniteit van Oekraïne en in lijn moet zijn met de relevante internationale afspraken. De regeringsleiders benadrukten het belang van de relaties tussen de EU en Rusland en de bijzondere verantwoordelijkheid van Rusland voor vrede, veiligheid en stabiliteit in Europa. De EU zal via alle voorhanden mogelijkheden een vreedzame politieke oplossing blijven nastreven en zal deelnemen aan bredere multilaterale initiatieven die kunnen bijdragen aan de dialoog tussen Oekraïne en Rusland. De regeringsleiders waren van mening dat het besluit van de Opperste Raad van de Autonome Republiek Krim om een referendum te houden over de toekomstige status van het gebied in strijd is met de Oekraïense grondwet en daarmee illegaal.

De regeringsleiders constateerden dat Rusland sinds de RBZ van 3 maart geen de-escalerende stappen heeft gezet. Zij besloten daarom in lijn met de Raadsconclusies van 3 maart jl. tot onmiddellijke opschorting van de onderhandelingen over een nieuw strategisch akkoord en besprekingen over gezamenlijke stappen richting visumliberalisatie. De Minister-President heeft benadrukt dat Rusland weliswaar moet worden veroordeeld voor zijn acties, maar dat Rusland tegelijkertijd duidelijk gemaakt moet worden dat een politieke oplossing van het conflict mogelijk is. Er moet gezocht worden naar een format of forum om de dialoog tussen Rusland en Oekraïne te faciliteren met als doel de-escalatie van de situatie. In lijn hiermee onderstreepten de regeringsleiders dat het conflict moet worden opgelost door onderhandelingen tussen Rusland en Oekraïne. Die onderhandelingen moeten de komende dagen van start gaan en binnen afzienbare tijd concrete resultaten opleveren. Bij het uitblijven van resultaten zal de EU besluiten over additionele maatregelen, zoals het instellen van reisbeperkingen, bevriezing van tegoeden en het afzeggen van de EU-Rusland Top. HV Ashton en de Commissie zijn gevraagd voorbereidende werkzaamheden hiertoe te verrichten. Eventuele verdere stappen van Rusland om de situatie in Oekraïne te destabiliseren zullen daarnaast verreikende gevolgen hebben voor de relaties tussen de EU en Rusland ten aanzien van een breed spectrum van economische gebieden.

De regeringsleiders moedigden Oekraïne aan om politieke hervormingen ter hand te nemen, via een inclusief politiek proces, waarbij moet worden gewerkt aan de voorbereiding van eerlijke en vrije verkiezingen, grondwetshervormingen en onderzoek naar het recente geweld. De Minister-President benadrukte het belang van inclusiviteit van bestuur en het politieke proces en het belang van respect voor minderheden. De regeringsleiders verwelkomden de presentatie door de Commissie van mogelijke financiële steun voor Oekraïne (zie Kamerbrief «EU-steunpakket Oekraïne» d.d. 5 maart 2014, Kamerstuk 21 501-02, nr. 1351), waarbij werd bevestigd dat voor al deze middelen besluitvorming dient te geschieden in de daarvoor geëigende raadsformaties en fora en de daarbij behorende besluitvormingsprocedures (zie ook hieronder). De regeringsleiders hebben dus ook geen beslissing genomen over de voorgestelde middelen. In de verklaring van de regeringsleiders wordt onderstreept dat IMF steun cruciaal is om de middelen beschikbaar te stellen en wordt een beroep gedaan op de regering van Oekraïne om met spoed een ambitieuze reeks structurele hervormingen te starten, met name ter bestrijding van corruptie en versterking van de transparantie.

De regeringsleiders verwelkomden het besluit van de Raad op 5 maart tot het instellen van sancties om tegoeden te bevriezen van 18 Oekraïners die verantwoordelijk zijn voor mensenrechtenschendingen en voor misbruik van staatstegoeden onder de voormalige regering. Dit besluit is op 6 maart inwerking getreden. Tegoeden van de in het Raadsbesluit genoemde 18 personen zijn per direct in de hele EU bevroren. Bevriezing van deze tegoeden kan bijdragen aan Oekraïense inspanningen om deze tegoeden terug te vorderen in het kader van strafrechtelijk onderzoek. Ook in Nederland zijn tegoeden van personen op de EU-sanctielijst bevroren. DNB heeft banken en andere financiële instellingen omtrent de sanctiemaatregelen geïnstrueerd.

De regeringsleiders bevestigden opnieuw dat de EU gecommitteerd is aan het Associatie- en Vrijhandelsakkoord (AA/DCFTA) met Oekraïne. De EU zal op korte termijn de politieke hoofdstukken van de overeenkomst tekenen. Vooruitlopend op inwerkingtreding van het vrijhandelsakkoord overweegt de EU om autonome preferentiële handelsmaatregelen in te stellen die invoertarieven voor Oekraïne zouden verminderen. De regeringsleiders bevestigden de afspraken over visumliberalisatie met Oekraïne (zie ook kamerbrief «Stand van zaken visumliberalisatietrajecten Oostelijk Partnerschap», Kamerstuk 21 501-20, nr. 818, 27 november 2013), die zijn gebaseerd op de voorwaarden van het gezamenlijke actieplan en benadrukten dat de EU klaarstaat om Oekraïne te steunen bij het zekerstellen van hun energiezekerheid, via verdere diversificatie van aanvoerroutes, effectievere aansluitingen op het Europese netwerk en energie-efficiency. Tot slot bevestigden de regeringsleiders eveneens het voornemen om de Associatie- en Vrijhandelsakkoorden met Georgië en Moldavië uiterlijk eind augustus 2014 te ondertekenen.

Besluitvormingsprocedures EU-middelen voor Oekraïne

Naar aanleiding van het debat op 5 maart jl. inzake Oekraïne wordt hieronder nadere informatie gegeven over door de Commissie gepresenteerde voorstellen van 5 maart 2014. De Commissie heeft een inventarisatie gepresenteerd van mogelijke steun uit de verschillende instrumenten die de EU ter beschikking heeft. Daarbij is ook de mogelijke steun van de Europese Investeringsbank (EIB) en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD) meegenomen. Deze gezamenlijke steun zou een bedrag van 11 miljard euro kunnen behelzen (zie ook de brief aan uw Kamer van de Ministers van Financiën en Buitenlandse Zaken van 5 maart jl.). Voor iedere component van deze steun geldt dat de geëigende besluitvormingsprocedures in acht worden genomen. In lijn met de toezegging van het kabinet tijdens het debat met uw Kamer over onder andere de Europese steun aan Oekraïne, volgt hier een nadere toelichting op de besluitvormingsprocessen per component van de steun.

De steun die vanuit de Europese begroting aan Oekraïne zou kunnen worden verleend komt uit een aantal verschillende instrumenten. De verstrekking van macro-financiële steun door de EU zal voornamelijk bestaan uit leningen die worden opgehaald op de financiële markten en is gekoppeld aan een IMF-programma. Er wordt een bedrag voorzien van 1,6 miljard euro voor een periode van twee jaar. Van dit bedrag werd 610 miljoen euro aan leningen die reeds overeengekomen zijn door de Raad en het Europees Parlement (500 miljoen euro werd toegekend in juli 2010 (besluit Europees Parlement en Raad, 646/2010/EU), maar niet uitgekeerd vanwege uitblijven IMF-programma; 110 miljoen euro betreft een restbedrag van MFA-steun aan Oekraïne uit 2002). Het overige deel (1 miljard euro) behoeft nog goedkeuring van de Raad (met gekwalificeerde meerderheid) en het Europees Parlement (codecisieprocedure). Beide bedragen kunnen pas worden verstrekt als er tussen het IMF en Oekraïne afspraken zijn gemaakt over een IMF-programma en de daarbij gebruikelijke IMF conditionaliteiten. Zoals eerder gemeld heeft Oekraïne op 27 februari bij het IMF een verzoek voor financiële steun ingediend. Afgelopen dinsdag 4 maart is vervolgens een IMF missie in Oekraïne van start gegaan om de financieel-economische situatie technisch en onafhankelijk te beoordelen. Zoals toegezegd zal uw Kamer worden geïnformeerd over de uitkomsten van deze missie.

Vanuit het Europees Nabuurschapsbeleid, dat zich richt op het ondersteunen van democratisering en transitieprocessen in buurlanden van de Europese Unie, wordt een bedrag voor Oekraïne voorgesteld van 1,4 miljard euro over een periode van zeven jaar (2014–2020). Dat komt neer op 190 miljoen euro gemiddeld per jaar. Dit bedrag valt binnen het plafond voor het nabuurschapsinstrument voor deze begrotingsperiode. Omdat de EU aan het begin staat van een nieuw meerjarig financieel kader (2014–2020) moet het meerjarig landenprogramma voor Oekraïne nog worden vastgesteld door het uitvoeringscomité voor het nabuurschapsinstrument, waarin lidstaten vertegenwoordigd zijn. Dit gebeurt naar verwachting in mei a.s. besluitvorming geschiedt bij gekwalificeerde meerderheid. Tot slot zijn beperkte bijdragen voorzien uit het Instrument voor Veiligheid en Stabiliteit (IVS) (20 miljoen euro voor 2014–2020) en het budget voor het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GBVB) van de Unie (15 miljoen euro voor 2014–2020). Besluitvorming over de aanwending van deze middelen geschiedt op projectbasis door de Raad (IVS: gekwalificeerde meerderheid / GBVB: unanimiteit), op voorstel van Hoge Vertegenwoordiger Ashton.

Voor de EIB en de EBRD, die gezamenlijk tot 8 miljard euro zouden kunnen bijdragen over verschillende jaren, vindt besluitvorming over de inzet van middelen plaats binnen deze banken zelf. Zowel de EIB als de EBRD werkt op projectbasis en schat in wat het risico, de impact en de toegevoegde waarde van projecten is. Nederland is vertegenwoordigd in de Raad van Bewind van beide instellingen.

Seminar ambassade Kiev

In antwoord op een toezegging van het kabinet tijdens het debat met uw Kamer van 5 maart jl., vindt u hieronder ten slotte nadere informatie over het seminar dat in november jl. op de Nederlandse ambassade in Kiev plaats vond. Het betrof een publieke bijeenkomst die openlijk in de media is geadverteerd en waarvoor elk geïnteresseerd bedrijf zich kon aanmelden. Aan het seminar namen ongeveer 60–70 vertegenwoordigers van Oekraïense, Nederlandse en internationale bedrijven deel. Foto's zijn die avond openbaar gemaakt en na afloop is ook een foto op de Facebook pagina van de ambassade geplaatst. Geen van de 18 personen op de EU-sanctielijst heeft aan het seminar deelgenomen.

Overige besprekingen Oekraïne

De afgelopen dagen is door verschillende organisaties gesproken over de situatie in Oekraïne.

NAVO

Op 4 en 5 maart kwam de Noord-Atlantische Raad (NAR) bijeen om de situatie in Oekraïne te bespreken. Aansluitend op de NAR vond een informele bijeenkomst van de NAR met het Politiek- en Veiligheidscomité (PSC) van de EU plaats, gevolgd door een bijeenkomst met Rusland in het kader van de NAVO-Rusland Raad (NRR). De NAR besloot tot versterking van de samenwerking met Oekraïne binnen het bestaande raamwerk van de NAVO-Oekraïne Commissie. Tevens besloot de NAR tot een herziening van de NAVO-Rusland relaties, het opschorten van de voorbereidingen van de gezamenlijke NRR-operatie rond de begeleiding van de uitvoering van de gemeenschappelijke VN/OPCW-missie in Syrië, alsook het opschorten van bijeenkomsten met Rusland op werkniveau tot de ministeriële bijeenkomst van de NAVO op 1 en 2 april a.s. Tenslotte besloot de NAVO de politieke dialoog op ambassadeursniveau in NRR-verband wel doorgang te laten vinden. Deze beslissing werd later die dag in de NRR aangekondigd en toegelicht. Van Russische zijde werd met teleurstelling op dit besluit gereageerd. Het informele overleg van de NAR en de PSC gaf een duidelijk signaal van eensgezindheid over de verdere aanpak van de Oekraïne-crisis. Vastgesteld werd dat de soevereiniteit en territoriale integriteit van Oekraïne waren geschonden en dat de eerste prioriteiten de-escalatie dialoog vormden.

RAAD VAN EUROPA

Een Raad van Europateam is inmiddels onder leiding van Jeroen Schokkenbroek aan het werk met adviezen over de rechtsstaat in Oekraïne. Ook een team van het Comité ter voorkoming van marteling van de Raad van Europa is in Kiev aanwezig. Secretaris Generaal Jagland ziet dit werk als essentieel voor het bereiken van de stabiliteit. De Doema van de Russische Federatie heeft een adviesverzoek ingediend bij de Venetië Commissie van de Raad van Europa over de legitimiteit van de Oekraïense regering. Het is nog niet duidelijk wanneer de Venetië Commissie hierop reageert.

VERENIGDE NATIES

Op 3 maart jl. kwam de Veiligheidsraad op verzoek van Rusland in publieke zitting bijeen. Assistent Secretaris Generaal VN Fernandez-Taranco herhaalde de oproep van de SGVN tot dialoog, de-escalatie en vreedzame oplossing van de crisis. Rusland stelde op de Krim te handelen op verzoek van president Janoekovitsj en uit zorg voor de mensenrechten van de Russische bevolking in de regio. Alle andere leden van de Veiligheidsraad spraken hun ernstige zorg uit over de ontwikkelingen, benadrukten het non-interventiebeginsel en respect voor de territoriale integriteit van de Oekraïne en riepen op tot de-escalatie en een vreedzame oplossing met respect voor de rechten van minderheden. Intussen heeft de SGVN in Genève gesproken met de Russische Minister van Buitenlandse Zaken en heeft hij de plaatsvervangend secretaris-generaal naar Kiev gestuurd voor gesprekken met de autoriteiten. Zorgelijk is dat de speciaal adviseur van de SGVN, Robert Serry, tijdens zijn bezoek aan de Krim regio werd bedreigd door gewapende personen die hem dwongen de regio te verlaten. Hij is inmiddels veilig in Kiev aangekomen. De SGVN heeft inmiddels ook Assistent Secretaris Generaal Simonovic, van het VN-hoge Commissariaat voor de mensenrechten verzocht naar de Krim af te reizen. Tijdens het bezoek aan Nederland van ondersecretaris generaal voor politieke aangelegenheden, Jeffrey Feltman, op 4 maart jl. deelde hij de Nederlandse visie op de noodzaak van een inclusievere regering in Kiev.

OVSE

De situatie in Oekraïne bepaalt ook de agenda van OVSE. Daarbij zijn verschillende initiatieven ontplooid of in ontwikkeling.

Net als een 20-tal andere OVSE-staten heeft Nederland besloten van 6–12 maart met twee ongewapende militairen deel te nemen aan een missie om de toestand op de Krim in ogenschouw te nemen. Deze verificatiemissie, die plaatsvindt in het kader van het zogenoemde Weens Document (een binnen de OVSE al langer bestaande bundel vertrouwenwekkende en veiligheidsbevorderende maatregelen), geschiedt op uitnodiging van Oekraïne. Nederlandse militairen nemen vaker deel aan dergelijke bezoeken aan derde landen. Ook worden ingevolge het Weens Document jaarlijks circa 2 tot 4 missies van buitenlandse militairen in Nederland ontvangen.

Onderhavige verificatiemissie naar de Krim en Nederlandse deelname daaraan is uitdrukkelijk bedoeld om de ontstane situatie te de-escaleren. Door het waarnemen van de werkelijke toestand op de grond, wordt gepoogd bij te dragen aan het vinden van een politieke, op dialoog gebaseerde, oplossing van de crisis. Voor een dergelijke missie is geen toestemming van derde staten vereist. De Russische Federatie heeft aangegeven dat de missie geen toegang zal krijgen tot de reguliere Russische bases op de Krim. De missie is bij de eerste poging op de Krim te komen, op donderdag 6 maart, door onbekende geüniformeerden de toegang geweigerd. Op vrijdagmiddag 7 maart werd een nieuwe poging ondernomen, waarbij de missieleden opnieuw door ongeïdentificeerden in uniform de toegang tot de Krim werd ontzegd.

Daarnaast wordt binnen de OVSE nog altijd gesproken over het opzetten van een civiele waarnemingsmissie om de algehele veiligheidssituatie in Oekraïne te monitoren. Het blijft onzeker of over een mandatering van een eventuele missie overeenstemming bereikt kan worden. Daarnaast heeft het Office for Democratic Institutions and Human Rights een missie ontplooid, die tot doel heeft de mensenrechtensituatie in Oekraïne te beoordelen. Tevens treft ODIHR momenteel voorbereidingen voor een waarnemingsmissie ten behoeve van de presidentsverkiezingen op 25 mei a.s. In beide gevallen heeft Oekraïne om deze bijdrage van ODIHR verzocht.

OVERIGE AGENDAPUNTEN VAN DE RAAD BUITENLANDSE ZAKEN VAN 17 MAART 2014

Syrië en regionale context

De Raad zal wederom spreken over het conflict in Syrië en de gevolgen daarvan voor de buurlanden. Het kabinet kijkt terug op een fragiele dialoog tussen het Syrische regime en de Syrische Oppositie Coalitie, die op 15 februari jl. zonder concrete resultaten eindigde. Er is nog geen datum vastgesteld voor hervatting van de gesprekken. Joint Special Representative Brahimi zal op 13 maart a.s. verslag doen aan de VN Veiligheidsraad (VNVR) over het Genève II-proces. Hij zal in overleg met beide partijen, de Verenigde Staten en Rusland moeten bezien of er nog steeds bereidheid bestaat om de dialoog voort te zetten. Het kabinet is van mening dat alleen een politiek proces een duurzame oplossing kan bieden voor het conflict in Syrië, hoewel een spoedige doorbraak in het vredesproces niet in de lijn der verwachting ligt. De situatie in Syrië lijkt nog altijd te verslechteren; het brute geweld houdt aan, bombardementen met vatenbommen op woonwijken zijn aan de orde van de dag en humanitaire hulp weet slechts in zeer beperkte mate de bevolking te bereiken. Het kabinet houdt hiervoor allereerst het regime verantwoordelijk.

Een klein lichtpuntje is de aanname met consensus door de VN Veiligheidsraad op 22 februari jl. van VNVR-resolutie 2139 over de humanitaire situatie in Syrië. Het kabinet verwelkomt deze resolutie als een belangrijke stap, maar benadrukt het belang van implementatie ervan door de strijdende partijen om het lijden van de Syrische bevolking spoedig te verlichten. Nederland heeft verder naar aanleiding van de toezegging aan uw Kamer de registratie van Artsen Zonder Grenzen in Turkije bepleit ten behoeve van crossborder hulp in Noord-Syrië.

De deadline van 30 juni a.s. voor ontmanteling van het chemisch wapenarsenaal in Syrië lijkt gehaald te kunnen worden. Recentelijk verlieten alle gedeclareerde direct inzetbare chemische wapens (mosterdgas) het land. Daarnaast heeft het Syrische regime een tijdsschema ingediend voor afvoer van de overige gedeclareerde chemische stoffen binnen afzienbare tijd. Momenteel is ongeveer een derde van de totale hoeveelheid chemische wapens en stoffen ofwel binnen Syrië ontmanteld, ofwel het land uit vervoerd voor ontmanteling elders. Het is van belang dat de EU druk blijft uitoefenen op het Syrische regime, zodat het blijft meewerken aan de tijdige ontmanteling van de chemische wapens.

De gevolgen van het Syrische conflict voor Libanon zijn steeds duidelijker voelbaar. Zichtbare effecten zijn de aanhoudende stroom vluchtelingen en de steeds frequentere veiligheidsincidenten, zoals de recente bomaanslagen in Bir Hassan, een zuidelijke buitenwijk van Beiroet. De op 15 februari jl. gevormde regering van nationale eenheid onder leiding van Tammam Salam staat voor een grote uitdaging. Naast het bewaren van de stabiliteit in het land zal de nieuwe regering zich moeten buigen over de hervorming van de kieswet en de voorbereiding op de presidentsverkiezingen in mei of juni a.s. Het kabinet onderschrijft de aanpak van de EU om zich te richten op zowel sociaaleconomische- als veiligheidsuitdagingen in Libanon.

Ook in Irak zijn de gevolgen van de Syrische crisis steeds zichtbaarder. Zo faciliteert de instroom van wapens en strijders uit Syrië de versterking van de Islamitische Staat van Irak en Syrië (ISIS) in het westen van Irak. Tevens vluchten grote aantallen Syriërs naar Irak. De parlementaire verkiezingen die voor 30 april a.s. gepland staan vormen een belangrijke testcase voor de democratische ontwikkeling van Irak.

Bosnië-Herzegovina

De Raad zal naar aanleiding van recente protesten spreken over de politieke situatie in Bosnië-Herzegovina. De Raad bouwt voort op zijn eerdere discussie in februari. Voor de inzet van het kabinet daarbij wordt verwezen naar de kabinetsappreciatie ten aanzien van Bosnië-Herzegovina die uw Kamer spoedig toegaat.

Midden-Oosten Vredesproces

De Ministers zullen de laatste ontwikkelingen in het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP) bespreken. In dit verband zal de Raad ook van gedachten wisselen over de uitwerking van het «ongeëvenaarde pakket» van de EU dat aan partijen is voorgehouden in de raadsconclusies van 16 december 2013. Het kabinet dringt aan op uitwerking van dit pakket, dat aangeboden zou worden ingeval van een finaal statusakkoord.

De vredesonderhandelingen bevinden zich in een beslissende fase. Secretary of State Kerry werkt met beide partijen aan een raamwerk voor onderhandelingen. Het kabinet is van mening dat bij het initiatief van SoS Kerry een belangrijke ondersteunende rol voor de EU is weggelegd. Eensgezind optreden van de EU is essentieel, evenals nauwe coördinatie met de VS. De inzet van het kabinet is gericht op het bijdragen aan een zo gunstig mogelijk klimaat voor het welslagen van dit diplomatieke proces.

EU-Afrika Top

De Raad zal de EU-Afrika Top voorbereiden die op 2 en 3 april 2014 in Brussel plaatsvindt. Nederland zal tijdens de top vertegenwoordigd worden door de Minister-President en de Minister van Buitenlandse Zaken. Deze top past binnen het streven van de EU om de klassieke ontwikkelingsrelatie met Afrika te vervangen door een relatie gebaseerd op gelijkwaardigheid, waarbij wereldwijde problemen zoals vrede en veiligheid, mensenrechten en klimaatverandering geadresseerd worden. Het thema van de top is «Investing in Peace, Prosperity and People». De belangrijkste gemeenschappelijke afspraken die moeten worden vastgelegd zijn het naleven van de internationale normen en verdragen betreffende goed bestuur, het respecteren van mensenrechten, de afspraak om het beleid te richten op duurzame economische groei en werkgelegenheid, ook voor vrouwen en jongeren en de belofte om de bevolking voldoende (beroeps)onderwijs te bieden.

Het kabinet beschouwt de top als een zichtbare onderstreping van het wederzijdse belang dat aan deze samenwerking wordt gehecht. Het thema van de top omvat de voor Nederland belangrijkste onderwerpen binnen de EU-Afrika relaties, zoals vrede en veiligheid, economische groei en werkgelegenheid. Vooral de economische focus (duurzame en inclusieve ontwikkeling en economische groei) sluit goed aan bij de kansen die Afrika biedt en de uitdagingen die er zijn. Het kabinet hecht er aan dat er met de Afrikaanse leiders ook gesproken wordt over migratie, inclusief terug- en overname.

Het kabinet is van mening dat binnen een gelijkwaardige relatie ook lastige onderwerpen besproken moeten kunnen worden. Gezien de aanhoudende kritiek van verschillende landen van Afrikaanse zijde op het ICC kan dit onderwerp op de top ter sprake komen. Het kabinet hecht aan een open en gelijkwaardige dialoog met Afrikaanse landen en hun betrokkenheid bij en steun voor het ICC. Tijdens de laatste top van de Afrikaanse Unie (januari 2014) heeft de AU aangegeven knelpunten rond de afsluiting van Economische Partnerschapsovereenkomsten (EPA’s) op te willen brengen. Het kabinet hecht groot belang aan het tijdig afsluiten van EPA’s, mede gezien het belang van de EPA’s voor de economische ontwikkeling van partnerlanden.

Energiediplomatie

De Raad bespreekt in bijzijn van Commissaris Energie Oettinger de wijze waarop het externe energiebeleid van de EU kan worden versterkt en een geïntegreerd onderdeel van het bredere externe beleid van de Unie kan worden gemaakt. De inzet is gericht op betere coördinatie en informatie-uitwisseling, meer samenwerking tussen de verschillende EU-gremia en sterkere inzet op energiediplomatie.

Het kabinet onderschrijft de noodzaak om meer aandacht te besteden aan energie in de externe relaties van de EU, in het bijzonder in contacten met relevante derde landen, zoals Rusland, Turkije, de VS en China. Het kabinet pleit voor een actievere coördinerende rol van de EDEO, met gebruikmaking van EU delegaties in betreffende landen. Ook onderschrijft het kabinet het belang van internationale governance op energiegebied. Daarnaast pleit het kabinet ervoor dat de EU blijft inzetten op diversificatie van aanvoer en bronnen en eenwording van een geliberaliseerde en energiemarkt. Dit laat onverlet dat lidstaten eveneens een eigenstandig extern energiebeleid voeren.

Naar boven