21 501-20 Europese Raad

Nr. 838 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 13 februari 2014

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 27 november 2013 over de stand van zaken in de trajecten voor visumtrajecten van het Oostelijk Partnerschap (Kamerstuk 21 501-20, nr. 818).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 12 februari 2014. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Eijsink

De griffier van de commissie, Van Toor

Vraag 1

Kunt u een overzicht geven van de gemaakte fouten in de visumliberalisatie voor de Balkanlanden? Welke lessen zijn er geleerd uit de visumliberalisering voor de Balkanlanden?

Antwoord

De belangrijkste lessen uit het visumliberalisatietraject van de landen van de Westelijke Balkan zijn dat monitoring na visumliberalisatie wenselijk kan zijn en dat er ook een procedure moet zijn op basis waarvan visumvrijstelling tijdelijk kan worden opgeschort indien de gevolgen van visumliberalisatie negatief zijn.

Na het besluit tot visumvrijstelling voor de Westelijke Balkanlanden worden, mede op verzoek van Nederland, de gevolgen hiervan nauwlettend gemonitord. In de monitoringsrapporten benoemt de Commissie voor ieder land elementen die verbetering behoeven en doet hiertoe concrete aanbevelingen. De monitoring stelt de Commissie en ook de lidstaten in staat om eventuele ongewenste neveneffecten van visumliberalisatie te signaleren en de desbetreffende landen aan te sporen deze terug te dringen en te voorkomen. Het is immers de primaire verantwoordelijkheid van de landen zelf om aan de voorwaarden voor visumliberalisatie te (blijven) voldoen en maatregelen te treffen om misbruik tegen te gaan.

Daarnaast is bij de visumvrijstelling voor Bosnië en Albanië in november 2010 door Nederland en Frankrijk bedongen dat de zogenaamde noodremprocedure zou worden ingevoerd in Verordening 539/2001. Deze maakt het mogelijk bij onder andere een plotselinge toename van illegaliteit en/of asielaanvragen, tijdelijk de visumplicht weer in te voeren. De desbetreffende wijziging van Verordening 539/2001 is op 5 december 2013 door de Raad goedgekeurd en is op 9 januari jl. in werking getreden.

De combinatie van enerzijds visumvrijstelling en anderzijds een strikte monitoring van het post-visumliberalisatietraject én de invoering van de noodremprocedure in Verordening 539/2001 biedt voldoende balans en een adequaat vangnet bij eventuele ongewenste neveneffecten.

Vraag 2

Kan per Oostelijk Partnerschapsland worden aangegeven hoe precies wordt voorkomen dat dezelfde problemen gaan spelen als de problemen die na de visumliberalisering voor de Balkanlanden gingen spelen? In hoeverre onderscheidt de aanpak destijds bij de Balkanlanden zich van de aanpak bij de zes Oostelijk Partnerschapslanden?

Antwoord

Bij de eerdere visumliberalisatie-«roadmaps» voor de landen van de Westelijke Balkan, werd nog niet apart gerapporteerd over de brede gevolgen van afschaffing van de visumplicht. Dit werd meegewogen in het voorstel van de Commissie na afronding van de «roadmaps». Op aandringen van m.n. Nederland, gaan de visumliberalisatie-actieplannen voor de landen van het Oostelijk Partnerschap gepaard met een impact assessment dat in de loop van het traject van de visumliberalisatie-actieplannen wordt gedeeld met de lidstaten: een beoordeling van de brede gevolgen van afschaffing van de visumplicht als onderdeel van het traject naar visumliberalisatie. Naast de aanbevelingen in de voortgangsrapportages m.b.t. de actieplannen, doet de Europese Commissie ook aanbevelingen op grond van haar impact assessment. Deze methodiek is aangehouden bij Moldavië en zal ook gelden bij de actieplannen voor Oekraïne en Georgië. Aan de overige landen van het Oostelijk Partnerschap is nog geen visumliberalisatie-actieplan aangeboden.

Vraag 3

Welke maatregelen kunnen op korte termijn worden genomen indien blijkt dat de Oostelijk Partnerschapslanden hun afspraken met betrekking tot het terugnemen van eigen onderdanen niet (meer) kunnen nakomen?

Antwoord

De periodieke voortgangsrapportages m.b.t. naleving van de afgesproken voorwaarden van de visumliberalisatie-actieplannen en de aanbevelingen in het kader van de impact assessments van de Europese Commissie zijn gericht op het voorkomen dat visumliberalisatie gepaard gaat met onvoorziene nadelige gevolgen. Een voorstel van de Europese Commissie voor daadwerkelijke visumliberalisatie volgt indien een land voldoet aan de afgesproken voorwaarden en het impact assessment geen negatief beeld laat zien. Evengoed wordt ook na een besluit tot visumliberalisatie blijvend gemonitord op naleving van de gemaakte afspraken en op onverhoopte en onvoorziene gevolgen.

In het onverhoopte geval van bijvoorbeeld plotselinge tegenwerking bij de terugname van eigen onderdanen, biedt de recent in werking getreden noodremprocedure in Verordening 539/2001 een adequaat vangnet. Deze Verordening biedt in dergelijke gevallen de mogelijkheid de visumplicht snel weer in te voeren. Voor minder urgente gevallen staat de normale wetgevingsprocedure open voor herinvoering van de visumplicht, d.w.z.: een besluit per gekwalificeerde meerderheid in de Raad op een voorstel van de Commissie, met medebeslissingsrecht van het Europees Parlement.

Vraag 4

Waarom wordt visumliberalisering voor Oostelijk Partnerschapslanden doorgezet terwijl voor de Balkanlanden een noodremprocedure is gestart? Kunt u aangeven hoe precies zal worden voorkomen dat de noodremprocedure moet worden toegepast op de Oostelijk Partnerschapslanden?

Antwoord

De recent in werking getreden Verordening waarin onder meer de noodremprocedure is geregeld beperkt zich niet tot de landen van de Westelijke Balkan, maar geldt voor alle landen die zijn ontheven van de visumplicht en waarbij er sprake is van een plotselinge toestroom van illegale immigranten, asielzoekers of een plotselinge toename van het aantal afwijzingen van terug- en overname gevallen. Dit instrument is dus ook bruikbaar bij visumliberalisatie voor landen van het Oostelijk Partnerschap.

Het risico dat gebruik moet worden gemaakt van de noodremprocedure wordt zo veel mogelijk van tevoren ingedamd met de visumliberalisatie-actieplannen en impact assessments. Ook na daadwerkelijke visumliberalisatie zal de Europese Commissie blijvend monitoren op naleving van de afgesproken voorwaarden en tijdig gerichte aanbevelingen doen, afhankelijk van de aard van de constateringen, om gebruikmaking van de noodremprocedure te voorkomen. De betreffende landen hebben hier zelf ook belang bij en dragen zelf de primaire verantwoordelijkheid om aan de voorwaarden voor visumliberalisatie te (blijven) voldoen en maatregelen te treffen om misbruik tegen te gaan.

Vraag 5

Wordt ook onderzoek gedaan naar corruptie en een deugdelijk werkend justitieel systeem in de Oostelijk Partnerschapslanden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wordt de Kamer op de hoogte gebracht dan wel gehouden van de resultaten en uitkomst van eventuele vervolgstappen? Welke invloed heeft een falend justitieel systeem op visumliberalisatie?

Antwoord

De lijst van voorwaarden die deel uitmaken van een visumliberalisatie-actieplan behelzen ook anti-corruptiemaatregelen en versterking van de rechtsstaat. Voorbeelden hiervan zijn benchmarks ten aanzien van wetgeving ter voorkoming en bestrijding van corruptie, functioneren van anti-corruptie instellingen, anti-corruptiemaatregelen binnen relevante overheidsinstanties, ethische codes en trainingen over anti-corruptie voor onder andere publieke dienstverleners, rechterlijke macht, ordehandhavers, grensbewakers en douanebeambten, anti-discriminatiewetgeving en effectieve justitiële en politiesamenwerking met EU lidstaten.

Bij al deze eisen geldt expliciet dat het niet uitsluitend gaat om de aanname van wet- en regelgeving, maar juist ook om implementatie. Tot afschaffing van de visumplicht wordt overgegaan, wanneer sprake is van een geloofwaardige uitvoering, naleving en handhaving van de aangenomen wet- en regelgeving. In het geval van Moldavië heeft het visumliberalisatietraject een positieve rol gespeeld in het proces van justitiële hervormingen, dat ook een belangrijk onderdeel vormt van het voortraject en implementatie van een associatieovereenkomst. Hieronder vallen ook de bredere justitiële en bestuurlijke hervormingen. Deze worden niet belicht in de voortgangsrapportage voor de visumliberalisatie, maar worden in de aan de associatieovereenkomst verwante fora aangekaart en belicht in de voortgangsrapportages van het Europees Nabuurschapsbeleid.

Vraag 6

Op welke manier zal na visumliberalisatie worden toegezien op correcte naleving van de afspraken? Kunt u een overzicht geven van de mogelijk door de EU dan wel EU lidstaten te nemen maatregelen indien Oostelijk Partnerschapslanden zich niet aan gemaakte afspraken houden?

Antwoord

Zie de antwoorden op de vragen 3 en 4.

Vraag 7

In hoeverre verwacht u dat visumliberalisatie voor Oostelijk Partnerschapslanden ertoe kan leiden dat asiel wordt aangevraagd door personen die niet in de asielprocedure thuishoren?

Antwoord

Alleen in het geval van Moldavië is daar op dit moment voldoende zicht op. Op basis van de beoordeling door de Commissie en eigen inschattingen, is er geen aanleiding aan te nemen dat er een structurele toename zal zijn van het aantal asielaanvragen vanuit Moldavië1.

Ten aanzien van de andere twee landen waar een visumliberalisatie-actieplan aan is aangeboden, te weten Oekraïne en Georgië, zullen toekomstige impact assessments daar nog inzicht in moeten geven.

Vraag 8

Kunt u een overzicht geven in tabelvorm van het aantal visumaanvragen per jaar voor Nederland van de zes Oostelijke Partnerschapslanden (Armenië, Azerbeidzjan, Georgië, Moldavië, Oekraïne en Wit-Rusland) vanaf het jaar 2006? Kunt u in dit overzicht ook het aantal afgewezen verzoeken in cijfers en procenten aangeven?

Antwoord

Zie bijlage «Aantallen visumaanvragen kort verblijf OP-landen voor NL 2006–2013»2.

Vraag 9

Kunt u, indien mogelijk, ook eenzelfde overzicht verschaffen van het aantal visumaanvragen van deze zes landen voor de andere EU-lidstaten?

Antwoord

Zie bijlage «Aantallen visumaanvragen kort verblijf OP-landen binnen de EU 2006 – 2012»3.

Vraag 10

Welke invloed hebben de huidige bezuinigingen op de visumliberalisatietrajecten met de Oostelijke Partnerschapslanden?

Antwoord

Alleen ten aanzien van Moldavië is op dit moment sprake van daadwerkelijke visumliberalisatie. Ten behoeve van dat land hebben de bezuinigingen geen gevolgen. Omdat Nederland geen ambassade in Chisinau heeft en daar wat visumverlening betreft, wordt vertegenwoordigd door het gemeenschappelijke visumaanvraagkantoor op de ambassade van Hongarije, is voor Nederland sprake van kosten noch opbrengsten.

Vraag 11

Momenteel hebben werknemers uit de Oostelijke Partnerschapslanden, naast een tewerkstellingsvergunning (TWV), een visum nodig wanneer zij korter dan drie maanden in Nederland aan het werk gaan. Wanneer ze langer dan drie maanden in Nederland verblijven hebben ze een verblijfsvergunning nodig. Welke gevolgen hebben de visumliberalisatietrajecten voor het vrij verkeer van werknemers?

Antwoord

Visumliberalisatie heeft uitsluitend betrekking op afschaffing van de visumplicht voor kort verblijf (maximaal 90 dagen per periode van 180 dagen) en brengt geen wijzigingen met zich mee op de nationale wetgeving voor tewerkstellingsvergunningen en lang verblijf.

Vraag 12

Zijn er cijfers beschikbaar over de economische baten van visumliberalisering met de Oostelijk Partnerschapslanden?

Antwoord

Er zijn geen cijfers over wat visumliberalisering precies op zal leveren in economische termen. Dit is moeilijk te voorspellen. Het is echter wel de verwachting dat visumliberalisering voordelige effecten zal hebben op zakelijke relaties, handelsbetrekkingen en toerisme. Door het wegvallen van de visumplicht voor kort verblijf, wordt reizen over en weer immers makkelijker en nemen de mogelijkheden voor het bedrijfsleven en toerisme toe. Het potentieel zal nog verder versterkt worden wanneer bijvoorbeeld in het geval van Moldavië naast een besluit tot visumliberalisatie, ook het associatieovereenkomst, inclusief een vrijhandelszone met de EU getekend en van kracht zal worden.

Vraag 13

Komt Armenië nog in aanmerking voor visumliberalisering nu het land lid is geworden van Euraziatische Unie van Rusland?

Antwoord

In beginsel hebben alle Oostelijk Partnerschapslanden een langetermijnperspectief op visumliberalisatie, zoals afgesproken bij de oprichting van het Oostelijk Partnerschap in 2009. Dit geldt dus ook voor Armenië. Een lidmaatschap van de Euraziatische douane-unie maakt het aangaan van een vrijhandelsakkoord met de EU onmogelijk, maar staat een eventueel visumliberalisatietraject niet in de weg. Voor Armenië gaat het vooralsnog uitsluitend om een visumfacilitatieovereenkomst en een terug- en overnameovereenkomst die op 1 januari 2014 in werking zijn getreden. Voordat tot een visumdialoog zou kunnen worden overgegaan, zou eerst een goed beeld moeten bestaan van de uitvoering en naleving van beide overeenkomsten. Op dit moment is er geen sprake van een visumliberalisatietraject voor Armenië.

Vraag 14

Moet er sprake zijn van complete implementatie, dus voor de volle 100%, in de tweede fase van het traject? Zo nee, hoeveel moet er geïmplementeerd zijn voordat er overgegaan wordt tot het afsluiten van fase twee?

Antwoord

Tot afschaffing van de visumplicht wordt overgegaan, wanneer sprake is van een geloofwaardige uitvoering, naleving en handhaving van de aangenomen wet- en regelgeving. De implementatiefase kent echter in zekere zin geen einde. Ook na afschaffing van de visumplicht dient een land aan de uitvoering en naleving van de voorwaarden te blijven werken. Indien dit niet of onvoldoende gebeurt, biedt de wetgevingsprocedure ook de mogelijkheid de visumvrijstelling in te trekken. Met de nieuwe noodremprocedure is het bovendien, in gevallen van bijvoorbeeld een plotselinge hoge toename in illegale migratie of asielaanvragen, mogelijk om via een versnelde procedure de visumplicht tijdelijk weer in te voeren. Het is aan de landen in kwestie om, door structurele en continue uitvoering van de vereisten voor visumvrijstelling, een dergelijke situatie te voorkomen.

Vraag 15

Waarom wordt de «impact assessment» alleen uitgevoerd tussen de eerste en de tweede fase van het traject en niet nog een keer, als extra controle, na de tweede fase voordat definitief wordt overgegaan tot complete visumliberalisatie?

Antwoord

Dit moment is bewust gekozen. Voorheen nam de Commissie de brede gevolgen van afschaffing van de visumplicht mee in haar afweging bij het voorstel voor afschaffing van de visumplicht, dus aan het eind van het traject, wanneer alle stappen al waren doorlopen en lidstaten slechts nog bij het kruisje konden tekenen. Door de impact assessment naar voren te halen in het proces en een systeem van twee fasen in te voeren, kunnen op basis van de uitkomsten van de impact assessment – en nog voordat een visumliberalisatietraject een beslissende fase ingaat – de voorwaarden zo nodig nader worden aangescherpt en mogelijke gevaren van visumvrijstelling worden afgewogen tegen de voordelen. In de impact assessment worden op basis van de bevindingen ook aanbevelingen gedaan voor passende maatregelen door het land in kwestie. Dit komt feitelijk neer op gerichte, additionele voorwaarden voor een uiteindelijk besluit tot visumliberalisatie. Monitoring van de opvolging van de aanbevelingen stopt niet na afronding van de impact assessment, maar wordt meegenomen in de voortgangsrapportages onder fase twee, waarna de Commissie in het uiteindelijke wetsvoorstel een conclusie trekt over de verwachte gevolgen op onder andere het terrein van illegale migratie.

Vragen 16 en 17

Aan wat voor specifieke voorwaarden moet een land voldoen om te kunnen spreken van een positieve «impact assessment»?

Hoe gaat de «impact assessment» in zijn werk, wat is de tijdspanne, zijn er speciale criteria aan verbonden?

Antwoord

De impact assessment heeft betrekking op de brede gevolgen van afschaffing van de visumplicht. Daarvoor is geen limitatieve lijst met specifieke voorwaarden. De Europese Commissie houdt met name de aspecten aan die algemeen gelden en ook worden genoemd in de Verordening waarmee de visumplicht wordt geregeld (Verordening 539/2001). Daarin wordt gesteld dat de vaststelling van de derde landen waarvan de onderdanen aan de visumplicht zijn onderworpen en van die waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, geschiedt aan de hand van een beoordeling per geval van een aantal criteria die in het bijzonder verband houden met illegale immigratie, openbare orde en veiligheid en de externe betrekkingen van de Unie met de derde landen, waarbij tevens rekening wordt gehouden met implicaties van de regionale samenhang en de wederkerigheid.

Vraag 18

Kan worden toegelicht aan de hand van voorbeelden, wat er verstaan wordt onder de «onaanvaardbare risico’s op het gebied van illegale migratie, nationale veiligheid en openbare orde»?

Antwoord

In ieder geval zullen de aspecten op grond waarvan gebruik kan worden gemaakt van de noodremprocedure (zie antwoord op vraag 4) gelden als onaanvaardbaar. Bijvoorbeeld als te voorzien is dat het aantal illegalen of het aantal (ongegronde) asielaanvragen uit het derde land aanzienlijk zal stijgen (meer dan 50%).

Verder heeft «illegale immigratie, nationale veiligheid en openbare orde» een dermate brede reikwijdte, dat een veelvoud aan scenario’s hieronder kan worden geschaard. Ten aanzien van visumliberalisatie voor Moldavië – op dit moment het enige Oostelijk Partnerschapsland dat daarvoor in aanmerking komt – is er geen aanleiding uit te gaan van onaanvaardbare risico’s. Op specifieke voorbeelden kan dan ook niet worden vooruitgelopen.

Vraag 19

De lange-termijndoelstelling van de trajecten is visumliberalisatie. Kunt u voor de verschillende landen afzonderlijk aangeven op welke termijn u verwacht dat aan alle voorwaarden kan worden voldaan om visumliberalisatie te realiseren?

Antwoord

Nee, dat is niet mogelijk. Het voldoen aan de criteria van het actieplan is leidend voor visumliberalisatie, niet het tijdspad. Hoeveel tijd het in beslag neemt voor ieder Oostelijk Partnerschapsland, om aan de vereiste criteria te voldoen, is afhankelijk van het tempo van en de vooruitgang in hervormingen van het desbetreffende land zelf en niet vooraf te voorspellen.

Vraag 20

Hoe worden duurzaamheid en effectiviteit van implementatie gemeten wanneer de criteria leidend zijn, en niet het tijdspad?

Antwoord

De Europese Commissie kijkt in het kader van de visumliberalisatie-actieplannen naar onder meer vastlegging in wetgeving, inrichten van beleidsmatige en institutionele kaders, reservering van budgetten en de inzet van personele capaciteit. In de tweede fase wordt gekeken naar de implementatie hiervan. Deze focus op het opbouwen van een geloofwaardig track record van uitvoering, naleving en handhaving geeft inzicht in de duurzaamheid en effectiviteit van de afgesproken voorwaarden.

Vraag 21

Hoeveel asielverzoeken zijn er de laatste drie jaar door Moldaviërs gedaan in de EU?

Antwoord

Eerste asielaanvragen Moldaviërs in de EU

jaar

2010

2011

2012

2013 (jan-sept)

aantal

400

490

350

170

Bron: Eurostat (14-01-2014)

Vraag 23

Op welke termijn, over hoeveel weken of maanden, zal de Commissie een wetsvoorstel indienen om Moldavië op te nemen in de lijst van landen met een visumvrijstelling?

Antwoord

De Commissie heeft het voorstel tot het opnemen van Moldavië op de visumvrije Schengenlijst al ingediend4. Uw Kamer is bij brief van 20 december 2013 over dit wetsvoorstel geïnformeerd5». Op 9 januari jl. is het voorstel in het LIBE-comité van het Europees Parlement besproken. De verwachting is dat de stemming in het LIBE-comité in februari zal plaatsvinden. Indien LIBE het voorstel zonder wijzigingen aanneemt, kan het binnen enkele maanden aan de Raad en het Europees Parlement (plenair) worden voorgelegd.

Vragen 22, 24 en 25

Kunt u een voorbeeld geven van een omstandigheid die aanleiding geeft tot een noodremprocedure?

In welke gevallen zal worden overgegaan tot het in werking laten treden van de noodremprocedure?

Kan worden toegelicht wat de «specifieke omstandigheden» zijn, waardoor de visumliberalisatie tijdelijk wordt opgeschort?

Antwoord

De noodremprocedure is het tijdelijk schorsen van vrijstelling van de visumplicht in noodsituaties. Van een noodsituatie kan sprake zijn als er, in vergelijking met een periode van zes maanden van het voorgaande jaar of zes maanden voor het ingaan van de vrijstelling van de visumplicht, een toename is van meer dan 50% van:

  • het aantal illegale onderdanen van het derde land,

  • het aantal asielaanvragen van onderdanen van dat derde land terwijl het aantal ingewilligde aanvragen laag is (< 4%) en deze toename leidt tot specifieke druk op het asielstelsel van de lidstaat, of

  • het aantal afgewezen overnameverzoeken die de lidstaat bij dat het derde land heeft gedaan.

Vragen 26 en 27

Wie is er verantwoordelijk voor het in werking laten treden van de noodremprocedure?

Kan worden uitgelegd hoe een noodremprocedure in zijn werk gaat, welke fasen gaan eraan vooraf en wat zijn de criteria waaraan een noodremprocedure moet voldoen?

Antwoord

De lidstaat die te maken heeft met een noodsituatie6 stelt de Commissie hiervan op de hoogte. De Commissie onderzoekt deze kennisgeving. Ook onderzoekt de Commissie hoeveel lidstaten zijn getroffen, het algemene effect van deze toenames op de migratiesituatie in de Unie en de gevolgen voor de openbare orde en binnenlandse veiligheid.

Als de Commissie constateert dat moet worden opgetreden, stelt zij binnen drie maanden na ontvangst van de kennisgeving van de lidstaat een uitvoeringsbesluit vast waarbij de vrijstelling van de visumplicht voor onderdanen van het betrokken derde land wordt opgeschort voor een periode van zes maanden. Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/20117. Op grond hiervan is de Commissie bevoegd om het uitvoeringsbesluit vast te stellen, in overleg met een comité dat bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten.

Vraag 28

Krijgt een land bij een noodremprocedure eerst een waarschuwing voordat wordt overgegaan op het activeren van de noodremprocedure? Zo ja, hoever van te voren wordt een waarschuwing gegeven? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Het derde land wordt officieel van het besluit tot opschorting van de visumvrijstelling geïnformeerd na vaststelling van de uitvoeringshandeling, oftewel nadat de beslissing is genomen. In de uitvoeringshandeling wordt bepaald op welke datum de opschorting van de vrijstelling van de visumplicht van kracht wordt. Er is voor gekozen om geen waarschuwing in de procedure op te nemen in verband met de efficiënte toepassing van het opschortingsmechanisme en gezien het feit dat er sprake is van een noodsituatie waardoor er snel moet worden opgetreden.

Overigens wordt het derde land in de praktijk wel tevoren gewaarschuwd door middel van de monitoringsrapporten, waarin de Commissie voor ieder land de elementen benoemt die verbetering behoeven en daarbij tevens aanbevelingen doet.

Vragen 29, 30, 31 en 33

Wat is de maximale duur van een noodremprocedure aangezien het in de brief als een tijdelijke maatregel wordt aangeduid?

Op basis van welke criteria wordt een noodremprocedure weer opgeheven? Aan welke voorwaarden moet dan zijn voldaan?

Wat is de volgende stap die genomen wordt tegen het betreffende land die te maken heeft met een noodremprocedure en niet in staat is de aanwezige problemen aan te pakken?

Moet een land dat te maken krijgt met een noodremprocedure eerst weer een positief trackrecord laten zien voordat het weer kan beschikken over visaliberalisatie? Zo ja, hoelang zal deze periode zijn? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

De vrijstelling van de visumplicht kan worden opgeschort voor een periode van zes maanden. Vóór het verstrijken van deze periode doet de Commissie onderzoek naar de omstandigheden die aanleiding zijn om de noodremprocedure in het leven te roepen en dient zij hierover een verslag in bij het Europees Parlement en bij de Raad. Als de omstandigheden die aanleiding hebben gegeven tot het invoeren van de noodremprocedure niet meer aanwezig zijn, dan wordt de opschorting opgeheven. Als deze omstandigheden nog wel aanwezig zijn, dient de Commissie, naast het verslag, tevens een wetgevingsvoorstel in om het betrokken derde land van de lijst visumvrije landen over te hevelen naar de lijst visumplichtige landen (wijziging bijlagen bij Verordening (EG) nr. 539/2001). Als een dergelijk wetsvoorstel wordt ingediend, wordt de opschorting van de visumplicht verlengd met maximaal twaalf maanden.

Vraag 32

Wordt het betreffende land in het geval van een noodremprocedure begeleid door de EU om de juiste directe maatregelen door te voeren? Zo ja, hoe gaat dit in zijn werk, wat zal de rol zijn van de EU? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

De Commissie zal, voor zover mogelijk, het derde land bijstaan om de problemen aan te pakken. Of dit mogelijk is en hoe, zal geheel afhankelijk zijn van de situatie.

Vraag 34

Zal het betreffende land na het intrekken van de noodremprocedure voor een bepaalde periode nauwlettender gecontroleerd worden? Zo ja, hoe ziet die controle er uit? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

De Commissie blijft tot nader order actief de gevolgen van visumliberalisatie monitoren voor de landen van de Westelijke Balkan en Moldavië, ook als er geen sprake is geweest van een noodsituatie. Hierbij wordt getoetst of de desbetreffende landen de maatregelen en hervormingen waartoe zij zich in het visumliberalisatie-actieplan hebben verbonden, daadwerkelijk blijven uitvoeren. De bevindingen worden gedeeld met het EP en de Raad, zoals ook nu al gebeurt.

Vraag 35

Welke elementen ten aanzien van anti-discriminatie- en anti-corruptiewetgeving moet Oekraïne doorvoeren?

Antwoord

Oekraïne heeft in september 2012 anti-discriminatiewetgeving aangenomen. Hoewel een duidelijke vooruitgang, is deze nog niet alomvattend en nog niet geheel in lijn met Europese en internationale standaarden, zoals de Commissie in haar voortgangsrapportage ook te kennen geeft. De wet biedt bijvoorbeeld nog onvoldoende rechtszekerheid wat betreft het verbod op discriminatie op grond van genderidentiteit en seksuele oriëntatie. Ook zijn de rechten van slachtoffers nog onvoldoende beschermd vanwege het ontbreken van de omkering van de bewijslast en het gebrek aan duidelijkheid over compensatiemechanismen. Ook ontbreken definities voor bepaalde vormen van discriminatie zoals segregatie en meervoudige discriminatie. Al deze punten moeten dusdanig geadresseerd worden dat er sprake is van onbetwistbare rechtszekerheid.

Ook op het gebied van anti-corruptie is al veel voortgang geboekt, maar de voortgangsrapportage laat zien dat het wettelijk kader nog verder moet worden versterkt. Hierbij gaat het onder andere om het aanbrengen van afschrikkende sancties voor de private sector, het zekerstellen van onpartijdige controles op vermogensverklaringen, het versterken van publieke aanbestedingsregels en het vaststellen van passende voorschriften voor immuniteit.

Vraag 36

Hoeveel asielverzoeken zijn er de afgelopen drie jaar in de EU gedaan door Oekraïners?

Antwoord

Eerste asielaanvragen Oekraïners in de EU

jaar

2010

2011

2012

2013 (jan-sept)

aantal

545

725

865

615

Bron: Eurostat (14-01-2014)

Vraag 37

Op welke specifieke terreinen wil het kabinet, naast de genoemde anti-discriminatiewet, in Oekraïne nog meer voortgang zien?

Antwoord

Oekraïne zal alle vereisten van het visumliberalisatie-actieplan moeten vervullen. Hoewel Oekraïne veel bereikt heeft in de afgelopen rapportageperiode, zijn er ten aanzien van alle blokken nog openstaande punten, die in de voortgangsrapportage worden benoemd. Het kabinet is het met de Commissie eens dat ook aan deze resterende benchmarks moet worden voldaan om voor overgang naar de implementatiefase in aanmerking te komen.

Vraag 38

In welke mate hebben de mislukte onderhandelingen van de Europese Unie met Oekraïne over het associatieverdrag invloed op het traject naar visumliberalisatie?

Antwoord

Dit zijn gescheiden trajecten met eigen besluitvormingsprocedures die geen directe relatie hebben tot elkaar. Er is echter wel sprake van raakvlakken doordat bepaalde voorwaarden voor beide trajecten gelden. Het gaat dan om wetgeving die zowel vereist is voor overgang naar de tweede fase van het visumliberalisatietraject, als voor ondertekening van de associatieovereenkomst.

Vraag 39

Kunt u verder ingaan op welke specifieke onderdelen van de blokken drie en vier nog een hoop werk voor Georgië is te verzetten?

Antwoord

Met betrekking tot blok drie « openbare orde en veiligheid», heeft Georgië belangrijke vooruitgang geboekt op het gebied van openbare orde en veiligheid, zoals ook blijkt uit het rapport van de Commissie. Georgië heeft op tal van terreinen belangrijke wetgeving aangenomen. Het is echter nu van groot belang dat de uitvoering ook adequaat plaats vindt. En dat er voldoende middelen en menskracht beschikbaar is om misdaad, terrorisme en corruptie te bestrijden. Daar ligt een belangrijke uitdaging voor Georgië.

Een punt van aandacht is de strijd tegen het witwassen van geld en bestrijding van de financiering van terrorisme, waarbij de Financial Intelligence Unit beter moet functioneren en ook de desbetreffende wetgeving dient een ruimer bereik te krijgen; nu vallen bijvoorbeeld makelaars daar nog niet onder.

Op het gebied van internationale verdragen is het belangrijk dat Georgië de Haagse Conventie inzake de bescherming van kinderen (1996) en de Conventie van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik ratificeert.

Met betrekking tot blok vier «externe betrekkingen en fundamentele rechten», hebben de Georgische autoriteiten goede voortgang gemaakt, zoals de voortgangsrapportage ook laat zien, maar moet er ook nog het nodige gebeuren eerdat fase twee in zicht komt. Zo moet Georgië een nieuwe wet aannemen over Georgisch staatsburgerschap, in lijn met Europese en internationale standaarden en dienen de autoriteiten een strategie te ontwikkelen voor het meer systematisch en duurzaam omgaan met de kwestie van ongedocumenteerde personen. Ook wordt van Georgië verwacht dat het een alomvattende anti-discriminatiewet aanneemt, naar Europese en internationale standaarden, waar ook een bewustwordingscampagne en training voor ambtenaren aan gekoppeld dient te worden. Een laatste voorbeeld is de aanname van een alomvattende nationale mensenrechtenstrategie met begeleidend actieplan.


X Noot
1

Zie tevens de antwoorden van de Minister van Buitenlandse Zaken op vragen van de leden Madlener en Wilders (PVV) over het bericht «Ook Moldaviër mag zonder visum Nederland in», Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr. 1188.

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
3

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
5

zie BNC-fiche «Wijziging verordening afschaffing visumplicht Moldavië; Kamerstuk 22 112, nr. 1762

X Noot
6

zie voor wat een noodsituatie is, het antwoord op de vragen 22, 24 en 25

Naar boven