21 501-20 Europese Raad

Nr. 705 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 december 2012

Naar aanleiding van het verzoek gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden van uw Kamer op 27 november jl., bied ik u mede namens de minister-president een aanvulling op het verslag van de Europese Raad van 22 en 23 november 2012.

De minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Aanvullend verslag van de Europese Raad van 22–23 november jl.

Op verzoek van de Tweede Kamer stuur ik uw Kamer mede namens de minister-president een aanvulling op het verslag van de Europese Raad dat uw Kamer reeds ontving op 27 november jl. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 703).

Tijdens de Europese Raad is door voorzitter Van Rompuy, na bilateraal met alle lidstaten te hebben gesproken, op donderdagavond een nieuwe onderhandelingsbox gepresenteerd, die vervolgens de volgende dag plenair door de staatshoofden en regeringsleiders is besproken. In deze nieuwe onderhandelingsbox wilde voorzitter Van Rompuy zich eerst richten op de uitgavenkant. De Eigen Middelen bleven dan ook in hun geheel onveranderd.

Aan de uitgavenkant bevatte de nieuwe onderhandelingsbox wel wijzigingen. Voorzitter Van Rompuy had voor verschillende landen specifieke extra ontvangsten, zowel via de structuurfondsen als via het plattelandsbeleid, opgenomen om hiermee steun te verwerven voor het voorstel en tegemoet te komen aan de specifieke eisen van deze lidstaten. Daarnaast werd voorgesteld minder te bezuinigen op het cohesiebeleid en landbouw, maar meer op de andere categorieën, zodat het totaalplafond ten opzichte van de eerdere onderhandelingsbox ongewijzigd kon blijven op 1 011 miljard euro voor de periode 2014–2020. Dit is in vastleggingen bijna 81 miljard (7%) minder dan de Commissie heeft voorgesteld en een reële verlaging van het budget van 2% ten opzichte van de huidige periode. De gelden voor cohesie en landbouw dalen met respectievelijk 10% en 12% ten opzichte van de huidige periode, terwijl de gelden voor onderzoek, onderwijs en innovatie met circa 52% stijgen.

Voor Nederland en enkele andere grote netto betalende lidstaten zoals Duitsland en het Verenigd Koninkrijk was dit echter niet voldoende. Grotere besparingen zijn wat Nederland betreft nodig om tot een akkoord te komen. Bovendien werd er onvoldoende bezuinigd op de administratieve uitgaven (slechts 0,5 miljard). Als nationale overheidsinstellingen fors moeten inleveren, kunnen de Europese instellingen niet achterblijven. Op de Europese Raad is daarom intensief informeel overleg geweest tussen deze groep en andere grote lidstaten zoals Frankrijk en Spanje. Tijdens deze informele bilaterale gesprekken, maar ook in de plenaire bijeenkomst, bleek in toenemende mate het besef te groeien dat een akkoord alleen bereikbaar is wanneer er meer van het totaalplafond af gaat.

De onderhandelingen over de Eigen Middelen, inclusief kortingen en perceptiekostenvergoeding, zullen bewaard worden tot het einde van de onderhandelingen. Op dat punt is op de Europese Raad dan ook nog geen vooruitgang geboekt. Nederland heeft uiteraard, net als andere lidstaten met een korting, elke gelegenheid aangegrepen, zowel tijdens de informele gesprekken als in de plenaire sessie, te benadrukken dat Nederland niet zal instemmen met een akkoord waarin Nederland niet minimaal zijn huidige korting behoudt. Enkele andere grote lidstaten gaven aan niet akkoord te kunnen gaan met handhaving van de huidige kortingen. Voor het behouden van de perceptiekostenvergoeding werkt Nederland nauw samen met België, dat ook onevenredig hard geraakt wordt door een verlaging van deze vergoeding. Deze discussie over Eigen Middelen zal op de Europese Raad begin volgend jaar een belangrijke rol spelen. Leidend blijft het principe; «nothing is agreed until everything is agreed».

Nederland heeft steeds aangegeven dat het niet per se nodig is nu al tot een akkoord te komen. Er is nog voldoende tijd. Voor Nederland was het wel belangrijk dat deze Europese Raad niet met onenigheid zou eindigen en voldoende basis zou bieden voor een akkoord met 27 lidstaten begin volgend jaar. Door de informele en formele discussies over het MFK-plafond, waarbij meer inzicht is verkregen in de posities van lidstaten, lijkt die basis op deze Europese Raad te zijn gelegd. In die zin moet deze Europese Raad gezien worden als een noodzakelijke en nuttige tussenstap op weg naar een akkoord volgend jaar. Na een akkoord in de Europese Raad zal worden onderhandeld met het Europees Parlement, dat een goedkeuringsrecht heeft op het MFK. Zowel het Europees Parlement als de Europese Commissie hebben zich zeer sterk geprofileerd in deze onderhandelingen. Het Europees Parlement eist een forse verhoging van het MFK. Bovendien heeft het Europees Parlement aangekondigd ook de Eigen Middelen te zullen betrekken in de onderhandelingen, hoewel het hier slechts een adviesrecht heeft (nationale parlementen keuren een wijziging van het Eigen Middelen Besluit goed). Het is daarom te verwachten dat ook deze onderhandelingen niet eenvoudig zullen zijn.

Het proces om tot een akkoord te komen gaat de komende weken verder, waarbij de Nederlandse positie onveranderd zal blijven. Nederland blijft inzetten op een lager plafond, behoud van de korting en van de perceptiekostenvergoeding. De verwachtingen over het bereiken van de Nederlandse inzet zijn door de Europese Raad niet veranderd. Om tot een akkoord met 27 lidstaten te komen, zullen uiteindelijk compromissen gesloten moeten worden. Maar het kabinet gaat er vanuit dat het uiteindelijke akkoord een meer sobere en moderne EU-begroting zal opleveren, waarbij er meer geld zal gaan naar onderzoek, onderwijs en innovatie en minder naar cohesie en landbouw en dat Nederland zijn korting behoudt.

Naar boven