21 501-20 Europese Raad

Nr. 673 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 augustus 2012

Tijdens de regeling van werkzaamheden van 6 maart jl. is door verschillende fracties verzocht om een reactie van het kabinet op het rapport The Netherlands & The Euro, dat op verzoek van de PVV is geschreven door onderzoeksbureau Lombard Street. Bijgaande brief voorziet in dit verzoek. Bij dezelfde gelegenheid verzochten verschillende partijen om een doorrekening van het CPB van het rapport. Deze is inmiddels gepubliceerd1.

Het rapport van Lombard Street is één in een serie van onderzoeken naar de voor- en nadelen van de euro en de risico’s van het uiteenvallen van de eurozone. In december heb ik een overzicht hiervan naar uw Kamer gestuurd2. Dit overzicht toonde aan dat er grote onzekerheden zijn rondom de mogelijke gevolgen van opsplitsing van de eurozone. De gemene deler uit alle onderzoeken is dat er hoge directe kosten zijn vanwege wisselkoersfluctuaties en financiële instabiliteit. Ook studies over de gevolgen van invoering van de euro worden gekenmerkt door een hoge mate van onzekerheid. Het is onmogelijk te weten wat de situatie zonder de EMU zou zijn geweest.

Het CPB constateert in zijn doorrekening dat er methodologische bezwaren kleven aan het rapport van Lombard Street. De conclusie dat de euro geld heeft gekost in de periode voorafgaand aan de banken- en schuldencrisis, is gebaseerd op de aanname dat groeiverschillen tussen Nederland en enkele landen buiten de eurozone terug te voeren zijn op de euro. Die verschillen kunnen echter worden veroorzaakt door vele andere, niet aan de euro gerelateerde factoren. Verder overschat Lombard Street volgens het CPB de kosten van Nederlandse steun aan eurolanden met financieringsproblemen en onderschat het de kosten van een euro-exit door Nederland. Daarnaast veronderstelt Lombard Street dat Nederland bij het verlaten van de euro geen steun meer geeft aan EU-lidstaten met financieringsproblemen en dat dit geen economische, juridische en politieke gevolgen heeft voor Nederland. Deze aannames betitelt het CPB als onjuist.

Gelet op het bovenstaande ziet het kabinet geen aanleiding om het beleid ten aanzien van de stabiliteit van de eurozone te wijzigen.

De minister van Financiën, J. C. de Jager

Naar boven