21 501-20 Europese Raad

Nr. 657 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 juni 2012

Naar aanleiding van het verzoek van uw Kamer om een reactie op de opmerkingen van de voorzitter van de Europese Raad, de heer Van Rompuy, over het bericht in Die Welt am Sonntag van 24 juni 2012, waarin hij aangeeft dat Europa aanwijzingen zou moeten kunnen geven op bepaalde aspecten van het pensioenbeleid, deel ik u het volgende mede.

Het betreffen opmerkingen in het kader van een plan voor de toekomst van de Economische en Monetaire Unie, dat nog niet bekend is. De heer Van Rompuy zal zijn ideeën voorleggen aan de Europese Raad van 28 en 29 juni, maar de voorbereidende stukken daarvoor, waaronder dit plan, worden op zijn vroegst 26 juni beschikbaar. Het is derhalve niet mogelijk hier nu reeds inhoudelijk op te reageren. Deze reactie ontvangt u voorafgaande aan het debat over de agenda van de Europese Top van woensdag 27 juni. Ook het pensioenaspect zal daarbij betrokken worden.

Overigens wil ik voor wat betreft de algemene Nederlandse opstelling ten aanzien van het Europese pensioenbeleid verwijzen naar de technische briefing aan uw Kamer van 5 april 2012 en de kabinetsreactie op het Witboek pensioenen van 23 april 2012. Als het gaat om het belang van de houdbaarheid van de pensioenen lijkt de heer Van Rompuy in het interview nauw aan te sluiten bij de aanbevelingen van de Commissie uit het Witboek pensioenen. Daarin wordt gesteld dat het voor veel lidstaten noodzakelijk is dat zij het draagvlak van hun pensioenstelsels verbreden, meer mensen langer aan het werk houden en hun financiële situatie beter op orde brengen. In de kabinetsreactie op het witboek is aangegeven dat het kabinet met deze doelstellingen in den brede kan instemmen, aangezien de daaruit voortvloeiende versterking van de economische groei en verbetering van de publieke financiën in Europa, ook Nederland tot voordeel strekt. Dat laat onverlet dat de lidstaten primair zelf verantwoordelijk zijn voor de inrichting van hun pensioenstelsels.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H. G. J. Kamp

Naar boven