21 501-20 Europese Raad

Nr. 524 BRIEF VAN DE MINISTER EN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 maart 2011

Graag bieden wij u hierbij aan, mede namens de minister-president, de geannoteerde agenda van de Europese Raad van 24 en 25 maart 2011 te Brussel.

De minister van Buitenlandse Zaken,

U. Rosenthal

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

H. P. M. Knapen

Geannoteerde agenda Europese Raad d.d. 24 en 25 maart 2011 te Brussel

De Europese Raad (ER) van 24–25 maart a.s. zal in het teken staan van de besluitvorming over het totaalpakket ter borging van de financieel-economische stabiliteit in de EU. Daarnaast zullen de situatie in de Arabische regio en de situatie in Japan aan de orde komen.

Totaalpakket financieel-economische stabiliteit

De afgelopen tijd is hard gewerkt aan de verschillende elementen van het totaalpakket om de financieel-economische stabiliteit in de EU te waarborgen. Dit totaalpakket bestaat uit een aantal aspecten dat in samenhang dient te worden bekeken:

  • het Europees Semester;

  • de wetgevingsvoorstellen van de Europese Commissie inzake versterking van economic governance;

  • het EFSF en het ESM, inclusief verdragswijziging;

  • het Pact voor de Euro;

  • de lopende programma’s ten behoeve van Ierland en Griekenland

Achtereenvolgens hebben de Eurozone Top van 11 maart jl. en de Eurogroep/Ecofin Raad van 14 maart jl. belangrijke onderdelen van het totaalpakket voorbereid. De verslagen van deze bijeenkomsten zijn uw Kamer op respectievelijk 15 en 16 maart jl. toegegaan.

Uw Kamer vroeg bij herhaling naar de bevoegdheidsaspecten van het pakket. Dit totaalpakket bestaat uit diverse onderdelen met elk een andere juridische status en verbindendheid:

  • het Europese Semester betreft een procedure-afspraak waarbij reeds bestaande verdragsverplichtingen met elkaar worden gesynchroniseerd;

  • de wetgevingsvoorstellen zijn zes juridisch bindende instrumenten (verordeningen en een richtlijn);

  • het ESM heeft de vorm van een intergouvernementele overeenkomst waarbij strikte conditionaliteiten gelden waar een land aan moet voldoen als voorwaarde voor het verkrijgen van steun;

  • het Euro Pact is een politieke afspraak waarbij geen bevoegdheden overgaan;

  • en bij Ierland en Griekenland gaat het om bindende leningsvoorwaarden voor deze landen met consequenties als zij daaraan niet voldoen (de overmaking van de verschillende tranches zijn daarvan afhankelijk).

N.a.v. de vraag van uw Kamer tijdens het Algemeen Overleg 17 maart jl. wordt hieronder voor elk van de onderdelen aangegeven of er sprake is van overdracht van bevoegdheden aan de EU en zo ja, welke.

Het Europees Semester

De Annual Growth Survey, die de Europese Commissie januari jl. voor het eerst heeft gepubliceerd, vormt voortaan de start van het Europees Semester. In de Survey worden de verschillende maatregelen voor 2011 en 2012 geschetst die volgens de Commissie noodzakelijk zijn om het economisch herstel op korte termijn te versterken, om gelijke tred te houden met de belangrijkste concurrenten van de EU en om de weg in te slaan naar het bereiken van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie. Het kabinet onderschrijft de in het Annual Growth Survey genoemde prioriteiten.

De ER zal op basis van de Annual Growth Survey de prioriteiten voor 2011 en 2012 vaststellen ten aanzien van structurele hervormingen en begrotingsconsolidatie. De lidstaten worden geacht de door de ER vastgestelde aanbevelingen te betrekken bij het opstellen van de (i) Nationale Hervormingsprogramma’s uit hoofde van de Europa 2020-strategie en; (ii) de Stabiliteits- en Convergentieprogramma’s uit hoofde van het SGP.

Het kabinet ziet belangrijke meerwaarde in de synchronisatie van bestaande processen zoals beoogd met invoering van het Europees Semester. Het Europees Semester synchroniseert de verschillende bestaande processen voor economische beleidscoördinatie in de EU, te weten de Europa 2020-strategie en het Stabiliteits- en Groeipact (SGP). Hierdoor wordt onderlinge consistentie aangebracht in de aanbevelingen die uit deze processen voortvloeien. Deze processen hebben elk hun basis in het Werkingsverdrag. Als bekend kunnen de aanbevelingen van de Commissie aan een lidstaat openbaar worden gemaakt, zij kunnen echter niet worden afgedwongen. Het Semester biedt transparante informatie over de economische en begrotingssituatie van een lidstaat. Dit versterkt het SGP, het biedt immers beter inzicht, ook voor de markten, in de verschillende uitgangspositie van de verschillende lidstaten. Er is met het semester geen sprake van een additionele bevoegdheidsoverdracht.

Economic governance

Tijdens de Ecofin Raad van 15 maart jl. werd een algemene oriëntatie vastgesteld over de zes wetgevingsvoorstellen van de Commissie inzake economic governance. Op basis hiervan zullen de onderhandelingen met het Europees Parlement (EP) worden gestart dat bij vier van de zes voorstellen medewetgever is. Beoogd wordt dat hierover eind juni een definitief akkoord met het EP wordt overeengekomen. Tijdens de ER zal het economic governance pakket gepresenteerd worden als onderdeel van het totaalpakket om de financieel-economische stabiliteit in de EU te waarborgen. Het is niet de bedoeling dat tijdens de ER opnieuw onderhandeld wordt over onderdelen van het economic governance pakket.

Het economic governance pakket bestaat uit één nieuwe richtlijn (met minimumeisen voor begrotingsraamwerken), twee verordeningen die worden aangepast (preventieve arm en correctieve arm SGP) en drie nieuwe verordeningen waarvan een voor sancties voor eurolanden die niet voldoen aan het SGP, en twee die een nieuwe procedure betreffen om schadelijke macro-economische onevenwichtigheid te adresseren met sancties voor eurolanden binnen deze procedure. Voor een uitgebreide beschrijving van al deze zes instrumenten verwijs ik naar de brief van Minister De Jager van 16 maart jl..

Het kabinet heeft, op verzoek van uw Kamer, altijd stevig ingezet op maatregelen ter versterking van het SGP en de invoering van een nieuwe procedure voor het voorkomen en/of aanpakken van schadelijke macro-economische onevenwichtigheden. Dergelijke preventieve maatregelen zijn cruciaal om toekomstige financieel-economische crises binnen de EMU te voorkomen en moeten naar de mening van het kabinet een prominente plaats hebben in het totaalpakket om de financiële stabiliteit veilig te stellen. Dit laatste is nu het geval.

Het kabinet verwelkomt het behaalde resultaat, met name dat de richtlijn inzake minimumeisen ten aanzien van nationale begrotingsraamwerken en een numerieke schuldbenchmark daar prominent onderdeel van uitmaken. Lidstaten met een nationale schuld boven de 60% BBP moeten dit deel van de schuld nu gaan afbouwen met gemiddeld 1/20e per jaar. Minimumeisen aan nationale begrotingsraamwerken worden juridisch afdwingbaar. Nederland voldoet overigens al in belangrijke mate aan de gestelde eisen. Daarnaast heeft het kabinet zich hard gemaakt voor automatische besluitvormingen binnen het SGP. Ook heeft de Nederlandse inzet op het waar mogelijk meer toepassen van automatisme in de besluitvorming geresulteerd in de verklaring dat de lidstaten binnen het SGP in beginsel de aanbevelingen van de Commissie zullen volgen, tenzij er zwaarwegende redenen zijn om dit niet te doen. In dat geval zal de Raad dit schriftelijk moeten toelichten («comply or explain»). Dit komt bovenop de omgekeerde gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming die zal worden ingevoerd bij het opleggen van sancties onder het SGP (zie bijlage). Tevens is mede op aandringen van Nederland een akkoord bereikt over een ambitieuze procedure om macro economische onevenwichtigheden te voorkomen en/of tegen te gaan, gericht op het verhogen van de concurrentiekracht van de lidstaten. Al deze aspecten zullen stevig bijdragen aan preventie van financiële instabiliteit in de eurozone. Met het pakket krijgt de Commissie meer bevoegdheden dan het tot nu toe had om sancties voor te stellen en om te controleren of begrotingen van lidstaten aan bepaalde minimumeisen voldoen. Dit pakt voor Nederland goed uit omdat het aan de voorkant tegengaat dat lidstaten in de problemen komen en daarmee het risico beperkt dat Nederland aan de achterkant redding moet bieden.

EFSF en ESM

Op 11 maart hebben de regeringsleiders van de eurozone afgesproken dat de leencapaciteit van het EFSF (European Financial Stability Facility) van 440 miljard euro volledig operationeel worden gemaakt. Op 21 maart a.s. zal de Eurogroep hierover nader technisch overleg voeren. Ook de afspraken van de Eurozone Top over de rente die landen in nood betalen, worden nader uitgewerkt. Daarbij is het van belang dat de kosten worden gedekt en er daarbovenop sprake is van een adequate opslag voor risico.

Zoals al gesteld in de geannoteerde agenda voor de Eurozone Top is het kabinet van mening dat het EFSF en het ESM robuust en geloofwaardig moeten zijn. De voor Nederland essentiële eigenschappen van het EFSF komen terug in het ESM. Het gaat hierbij om de strikte conditionaliteiten die gelden als voorwaarde voor het verkrijgen van steun (bindende leningsvoorwaarden met consequenties als zij daaraan niet voldoen: de overmaking van de verschillende tranches zijn daarvan afhankelijk) en de betrokkenheid van het IMF (zowel financieel als qua expertise en genoemde conditionaliteiten). Om de efficiëntie van het EFSF te verhogen zal een alternatief moeten worden gevonden voor het verplicht aanhouden van cash buffers.

Het EFSF heeft de vorm van een intergouvernementeel akkoord dat voor de deelnemende landen juridische verplichtingen met zich brengt zoals het stellen van garanties. Er worden geen bevoegdheden aan Brussel overgedragen.

In reactie op vragen van onder meer de heer Van Bommel en de heer Ormel onderstreept het kabinet dat er geen sprake is van uitgifte van Europese obligaties.

Met het oog op het maken van een goede afweging over het totaalpakket zal het kabinet uw Kamer spoedigst na de Eurogroep van 21 maart a.s. informeren over de uitkomsten daarvan.

Verdragswijziging

De ER zal formeel instemmen met het tekstvoorstel voor een beperkte verdragswijziging, waarover de ER van 16 en 17 december 2010 al een akkoord bereikte. Deze verdragswijziging moet de weg vrijmaken voor een intergouvernementeel stabiliteitsmechanisme. Het biedt een mogelijkheid om een mechanisme op te richten en niet meer. Er worden geen bevoegdheden aan de EU overgedragen. Dit mechanisme zal worden opgericht door alle Eurolanden gezamenlijk. Op ad hoc basis en naast het ESM kunnen niet-Eurolanden deelnemen aan steunverlening. Voor de verdragswijziging is gekozen voor de vereenvoudigde procedure van art. 48, lid 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, waarbij het EP, de Commissie en de ECB zijn geraadpleegd.

Het kabinet kan instemmen met de voorgestelde verdragswijziging. Nederland ziet de verdragswijziging als een «enabling clause» die eventuele juridische barrières wegneemt voor het oprichten door de regeringen van de lidstaten van een permanent crisismechanisme. Uiteraard wordt de verdragswijziging t.z.t. aan uw Kamer ter goedkeuring voorgelegd. De verwachting is dat de ratificatieprocedures van de lidstaten eind 2012 voltooid kunnen zijn.

Pact voor de Euro

Zoals het kabinet reeds heeft aangegeven in het verslag van de Eurozone Top zal het op 11 maart jl. tussen de staatshoofden en regeringsleiders van de Eurozone overeengekomen Pact voor de Euro integraal deel uitmaken van het totaalpakket aan maatregelen om de stabiliteit van de Eurozone veilig te stellen. Dat betekent dat het pact tijdens de ER formeel zal worden aangenomen en dat niet-Eurolanden zich bij het pact kunnen aansluiten. Het kabinet ziet het Pact als een nuttige aanvulling op het totaalpakket.

Het pact volgt vier sporen:

  • 1. coördinatie ter versterking van het concurrentievermogen;

  • 2. bevordering van de werkgelegenheid en;

  • 3. verder bijdragen tot de houdbaarheid van de overheidsfinanciën;

  • 4. versterking financiële stabiliteit.

Bij het volgen van deze sporen is er geen sprake van overdracht van nationale bevoegdheden of van juridisch bindende verplichtingen. Loononderhandelingen en pensioenen zijn de bevoegdheid van sociale partners en blijven een nationale aangelegenheid. Zo ook belastingen. Het Pact leidt dan ook niet tot een politieke unie waarover de Tweede Kamer een motie aannam (ingediend op 17 januari jl. door CU, SP, PvdA, SGP en steun van PVV en de Partij van de Dieren). Wel biedt het Pact de lidstaten de mogelijkheid om «elkaar de maat nemen» en politieke afspraken te maken op genoemde beleidsterreinen. Ook vestigt het de aandacht op het belang van concurrentiekracht, de houdbaarheid van pensioenen en van de overheidsfinanciën voor de stabiliteit van de Eurozone. Nederland blijft op alle punten haar eigen beleidsafwegingen maken.

Conform tijdens de afgelopen Eurozone Top afgesproken zal Nederland op de Europese Raad aangeven de volgende nationale maatregelen te zullen nemen in het kader van het pact:

  • concurrentievermogen: De invoering van een nieuw bedrijfslevenbeleid, bestaande uit een sectorale aanpak met meer vraagsturing door het bedrijfsleven, met minder specifieke subsidies, meer generieke lastenverlichting en meer ruimte voor ondernemers.

  • werkgelegenheid: Het verder activerend maken van de sociale zekerheid en het reduceren van uitkeringsafhankelijkheid door de invoering van een regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt die bestaande regelingen hervormt.

  • houdbaarheid overheidsfinanciën: De introductie van een nieuwe wet waarmee de afspraken uit het SGP worden verankerd in de Nederlandse nationale wetgeving.

  • financiële stabiliteit: De introductie van een wet die de interventiemogelijkheden ten aanzien van financiële ondernemingen uitbreidt ten opzichte van het wettelijk instrumentarium van de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet.

Nederland zal tevens aandacht vragen voor de brief die minister-president Rutte samen met enkele counterparts van gelijkgezinde lidstaten heeft verstuurd aan de overige leden van de ER. Deze brief onderstreept het belang van verdieping van de interne markt voor het Europese groei- en concurrentievermogen, zoals eerder ook van uw kant door onder meer de heer Ten Broeke werd betoogd. Nederland zou graag zien dat de ER dit markeert.

De Griekse en Ierse leningprogramma’s

Griekenland en Ierland hebben beide lopende leningenprogramma’s waarvan de laatste onder het EFSF. Onderdeel van deze leningen zijn met IMF en Commissie overeengekomen programma’s waarmee de landen hun financiën weer op orde moeten maken en structurele hervormingen moeten doorvoeren. Komen ze deze verplichtingen niet na, dan worden geen nieuwe tranches uitgekeerd. De Griekse minister-president heeft tijdens de Eurozone Top op 11 maart toegezegd dat Griekenland het programma van privatiseringen en onroerend-goed verkopen van 50 miljard euro geheel en snel zal uitvoeren. N.a.v. vragen en opmerkingen van onder meer de heer Schouw en de heer van Bommel tijdens het Algemeen Overleg 17 maart jl. kan ik u laten weten dat de Griekse overheid medio 2011 een overzicht zal presenteren. Het gaat hierbij onder meer om de spoorwegen, transport, vliegvelden en havens, kansspelen en vastgoed. Met de inkomsten zal de schuldenlast worden gereduceerd. Deze inspanning komt naast de reeds geplande bezuinigingen. Gelet op deze toezegging van Griekenland hebben de regeringsleiders besloten de rente op leningen aan Griekenland te verlagen en de looptijd van de leningen te verlengen naar 7½ jaar in lijn met het IMF. Over de exacte uitwerking van deze afspraak alsmede de mogelijk bredere implicaties hiervan voor de voorwaarden van leningen uit het EFSF en het ESM vindt op 21 maart a.s. overleg plaats in de Eurogroep. Ook zal, zoals in het verslag van de Eurozone Top aan uw Kamer staat vermeld, in de aanloop naar de Europese Raad van 24-25 maart as. nog nader worden overlegd over het Ierse verzoek om verlaging van de rente op de leningen die aan Ierland zijn verstrekt. Over de uitkomsten van de Eurogroep zal minister De Jager uw Kamer op dinsdag 22 maart a.s. informeren.

Het kabinet vraagt uw Kamer om instemming met het totaalpakket.

Situatie Arabische regio

De ER zal spreken over de situatie in de Arabische wereld, met name in Egypte, Tunesië en Libië. Hiermee zal opvolging worden gegeven aan de Raad Buitenlandse Zaken van 11 maart jl. De Europese Raad zal naar verwachting richting geven aan de EU-samenwerking met de regio zoals geschetst in de Mededeling van de Commissie en Hoge Vertegenwoordiger Ashton getiteld «Een partnerschap voor democratie en gedeelde welvaart met het zuidelijke Middellandse Zeegebied» die uitkwam op 8 maart jl.

Op 11 maart jl. bracht de buitengewone ER een verklaring uit over de situatie in de Arabische regio en Libië in het bijzonder. Met deze verklaring werd tevens verder richting gegeven aan de steunmaatregelen vanuit de Europese Unie, mede in reactie op genoemde Mededeling (zie tevens het verslag van de buitengewone ER uw kamer toegegaan op 15 maart jl.).

Zoals ook gesteld in de geannoteerde agenda voor de RBZ van 21 maart as. (uw Kamer op 15 maart jl. toegegaan) meent het kabinet dat de EU-samenwerking met landen in de regio gericht moet blijven op snelle uitwerking van een coherent pakket maatregelen, bestaande uit hulp, handelsmaatregelen (verruimen van handelspreferenties, stroomlijnen van oorsprongsregels, bevorderen van interregionale handel), leningen, technische assistentie en politieke dialoog. Sterker dan in het verleden dient dit verbonden te zijn aan voorwaarden ten aanzien van vorderingen op het gebied van mensenrechten, democratie en rechtsstatelijkheid. Nederland denkt constructief mee over de mogelijkheden om de activiteiten van de Europese Investeringsbank in de regio te versnellen en voor het totale steunpakket eventueel extra financiële ruimte te creëren binnen de bestaande EU begroting 2011, de plafonds van de Financiële Perspectieven, categorie 4 (extern beleid) en regels voor de EU begrotingsdiscipline. Nederland blijft tegen het oprichten van nieuwe instituties, zoals een Euromediterrane Bank. Mobiliteitsbeleid moet vormgegeven worden binnen de grenzen van de EU-Visumcode. Er kan geen sprake zijn van perspectief op visumvrij verkeer met de regio.

Uiteraard vindt het kabinet dat de eerste verantwoordelijkheid voor verandering bij de landen in de regio zelf berust. Zij zullen geloofwaardige en beslissende maatregelen moeten nemen om noodzakelijke politieke, sociale en economische hervormingen in gang te zetten en verbetering van de mensenrechtensituatie te bewerkstelligen. Het garanderen van de vrijheid van meningsuiting en van vrije toegang tot het internet is daarbij van bijzonder belang, evenals de bescherming van rechten van religieuze minderheden.

Libië

Het kabinet is bezorgd over de situatie in Libië en de gewelddadige repressie door het Libische regime. Met behulp van lucht, zee en landssteun weet Qadaffi door te stoten naar het oosten. Het regime van Qadaffi heeft zijn legitimiteit verloren. De internationale druk op het regime, onder andere in de vorm van sanctiemaatregelen, moet onverminderd hoog blijven.

Het kabinet steunt het heldere besluit van de VN-veiligheidsraad tot het instellen van een no-fly zone, dat het tevens mogelijk maakt andere maatregelen te nemen om burgers in Libië te beschermen. Het is duidelijk dat de internationale gemeenschap het optreden van Qadaffi tegen zijn eigen bevolking niet accepteert. Het is nu van belang dat de EU eensgezind haar steun voor deze aanpak uitspreekt. Daarnaast moet zij de landen in de regio oproepen tot actieve steun voor en participatie in de uitvoering van de resolutie. Het kabinet steunt de planningsprocessen voor een eventuele inzet van GVDB-middelen, met dien verstande dat een eventueel besluit tot inzet in nauw overleg met de regio genomen moet worden. De EU bekijkt eveneens de mogelijkheden tot het treffen van aanvullende sancties tegen Libië.

In de ER-verklaring van 11 maart jl. wordt lidstaten gevraagd personeel en technische assistentie aan Frontex beschikbaar te stellen. Het kabinet is zeker bereid indien Frontex hierom vraagt, te bezien of mensen en middelen ter beschikking kunnen worden gesteld.

Humanitaire hulpverlening aan de Libische bevolking en aan de mensen die de grenzen van Libië passeren, blijft noodzakelijk en is prioriteit voor de EU-lidstaten. Nederland heeft 1,5 miljoen euro bijgedragen aan internationale hulpverzoeken van de Internationale Federatie van het Rode Kruis en UNHCR.

Situatie Japan

In reactie op de aardbeving en tsunami die op 11 maart jl. in Japan plaatsvonden en de ongekende humanitaire en materiële gevolgen van deze ramp, zal de Europese Raad spreken over de situatie aldaar. Op 15 maart jl. heeft Japan een eerste voorlopig hulpverzoek bij de EU ingediend waarin een financiële bijdrage ten behoeve van het Japanse Rode Kruis of een EU-gecoördineerde inzet van hulpgoederen, zoals dekens, matrassen en waterflessen worden gesuggereerd. Japan heeft daarbij verzocht om een strak gecoördineerde benadering, waarbij de EU werkt met een geconsolideerd hulppakket en één enkel coördinatieteam. Nederland is het met de Japanse autoriteiten eens dat het van belang is dat gekozen wordt voor een gecoördineerde aanpak. Nederland heeft reeds expertise beschikbaar gesteld en bekijkt de mogelijkheid voor verdere steun ten behoeve van het EU-hulppakket. Ten aanzien van de situatie in de kerncentrales in Japan en mogelijke implicaties ervan voor de Unie pleit Nederland ervoor geen overhaaste conclusies te trekken en eerst een grondige analyse van de situatie in Japan af te wachten. Op 21 maart a.s. komt een buitengewone Energieraad bijeen om een en ander te inventariseren. De economische gevolgen van de ramp laten zich op dit moment nog niet goed inschatten. Wanneer hierover meer duidelijkheid begint te ontstaan, kan de EU bezien welke reactie wenselijk is.

Bijlage

Stappen richting sancties in het nieuwe SGP zoals afgesproken door de Raad in de general approach

Preventieve arm van het SGP (rentedragend deposito)

  • Wanneer een lidstaat significant is afgeweken van het aanpassingspad richting de middellangetermijndoelstelling (MTO), moet de Commissie met een waarschuwing komen. Deze afwijking kan geconstateerd worden naar aanleiding van het niet voldoen aan de eisen die gesteld worden m.b.t. groei van de overheidsuitgaven en/of aan de hand van het niet voldoende verbeteren van het structurele saldo.

  • Binnen een maand na de waarschuwing zal de Raad met gewone gekwalificeerde meerderheid een aanbeveling aan de lidstaat adresseren, met hierin een deadline voor te nemen actie. Dit gebeurt op aanbeveling van de Commissie. Deze deadline is maximaal 5 maanden. De deadline kan verkort worden tot 3 maanden «if the warning by the Commission considers that the situation is particularly serious and warrants urgent action» (niet nader gedefinieerd).

  • Na afloop van deze periode moet de Raad, op aanbeveling van de Commissie, een aanbeveling aannemen over wel of niet genomen effectieve actie. Dit gebeurt met gewone gekwalificeerde meerderheid. Indien de Raad constateert dat geen effectieve actie is genomen, zal de Commissie binnen 20 dagen een aanbeveling aan de Raad doen voor het opleggen van een rentedragend deposito. Deze zal worden geacht te zijn aangenomen door de Raad, als de Raad niet binnen 10 dagen na aanname van de aanbeveling door de Commissie, de aanbeveling met gekwalificeerde meerderheid verwerpt (omgekeerde gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming dus). De Raad mag daarnaast de Commissieaanbeveling voor een rentedragend deposito amenderen (bijvoorbeeld qua hoogte) met gewone gekwalificeerde meerderheid.

  • Met de invoering van de omgekeerde gekwalificeerde meerderheid blijft de beslisbevoegdheid formeel bij de Raad zoals in het Verdrag is vastgelegd. In de praktijk wordt het moeilijker voor de Raad om aanbevelingen van de Commissie voor een sanctie tegen te houden omdat dit een gekwalificeerde meerderheid zal vereisen.

Correctieve arm van het SGP (I) (niet-rentedragend deposito)

  • Als de Raad (met gewone gekwalificeerde meerderheid) vaststelt dat er sprake is van een buitensporig tekort (op basis van 126(6) van het Verdrag), en als er tegelijkertijd sprake is van een lidstaat die al een rentedragend deposito heeft moeten stallen bij de Commissie (zie hierboven) of wanneer er tegelijkertijd sprake is van «particularly serious non compliance with the legal budgetary policy obligations laid down in the Stability and Growth Pact», dan zal de Commissie binnen 20 dagen nadat de Raad heeft vastgesteld dat er sprake is van een buitensporig tekort een aanbeveling aan de Raad doen voor het opleggen van een niet-rentedragend deposito. De Raad wordt geacht deze aanbeveling over te hebben genomen wanneer deze niet binnen 10 dagen na aanname van de aanbeveling door de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid door de Raad is verworpen (omgekeerde gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming dus). De Raad mag daarnaast de Commissieaanbeveling voor een niet-rentedragend deposito amenderen met gewone gekwalificeerde meerderheid.«Particularly serious non compliance» is niet nader gedefinieerd. Dit geeft de Commissie additionele ruimte om indien noodzakelijk sneller dan voorheen met een sanctievoorstel te komen

Correctieve arm van het SGP (II) (boete)

  • Wanneer de Raad op basis van artikel126(8) van het Verdrag met gewone gekwalificeerd meerderheid vaststelt dat geen effectieve actie is genomen door een lidstaat naar aanleiding van een aanbeveling om het buitensporige tekort aan te pakken, dan zal de Commissie binnen 20 dagen komen met een aanbeveling voor de Raad voor het opleggen van een boete. De Raad wordt geacht deze aanbeveling over te hebben genomen wanneer de Raad de aanbeveling niet binnen 10 dagen na aanname van de aanbeveling door de Commissie met gekwalificeerde meerderheid verwerpt (omgekeerde gekwalificeerde meerderheid dus). De Raad mag daarnaast de Commissieaanbeveling voor een sanctie amenderen met gewone gekwalificeerd meerderheid.

Tot slot geldt dat voor de beslissingen waarvoor de normale gekwalificeerde meerderheid blijft gelden, is bepaald dat de Raad in de regel de aanbevelingen van de Commissie volgt of schriftelijk motiveert wanneer hij daarvan afwijkt (comply or explain).

Naar boven