21 501-20 Europese Raad

Nr. 498 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Graag bieden wij u hierbij aan, mede namens de minister-president, de geannoteerde agenda van de Europese Raad van 4 februari 2011 te Brussel.

De minister van Buitenlandse Zaken,

U. Rosenthal

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

H. P. M. Knapen

Geannoteerde agenda Europese Raad d.d. 4 februari 2011 te Brussel

Zoals eerder door vaste Europese Raadsvoorzitter Van Rompuy aangekondigd, zal deze Europese Raad (ER) zich met name buigen over de thema’s energie en innovatie. Niet uitgesloten kan worden dat nog andere onderwerpen aan de agenda zullen worden toegevoegd. Tijdens de lunch kan de financieel-economische situatie aan de orde komen.

Energie

De ER zal onder het energiedeel van de Europese Raadsbijeenkomst spreken over drie onderwerpen: het functioneren van de interne energiemarkt; transitie naar een duurzame energiehuishouding en het externe energiebeleid van de Unie.

Ten aanzien van het functioneren van de interne energiemarkt benadrukt Nederland dat de totstandkoming daarvan essentieel is voor het op een kosteneffectieve manier bereiken van een CO2-arme economie. Deze interne markt kan alleen tot stand komen wanneer alle lidstaten bestaande Europese energiemarktregels implementeren. Om de noodzakelijke energie-infrastructuur te realiseren, zijn stroomlijning van nationale vergunningprocedures (met behoud van nationale bevoegdheden) en betere kostenallocatie nodig. Binnen deze randvoorwaarden is Nederland van mening dat de benodigde infrastructuur door de markt zelf gefinancierd dient te worden. Nederland staat kritisch ten opzichte van Europese financiering van energie-infrastructuur. Pas als genoemde maatregelen ontoereikend blijken, kan bezien worden of additionele maatregelen, zoals overheidsfinanciering, nodig zijn.

Het tweede thema betreft innovatieve oplossingen voor de transitie naar een duurzame energiehuishouding en energiebesparing. In de visie van Nederland moet er op termijn sprake zijn van één Europese energiemarkt, waarin duurzame opwekking dààr plaatsvindt waar dat het meest kostenefficiënt is (bijvoorbeeld: zonne-energie in Zuid-Europa, windenergie in windrijke gebieden aan de kust en op zee). Daarvoor is een handelssysteem en op termijn mogelijk een geharmoniseerd beleid met betrekking tot hernieuwbare energie nodig. Nederland nodigt de Commissie uit om met voorstellen te komen om handel in hernieuwbare energie tussen lidstaten te faciliteren en te bezien hoe de EU op termijn kan komen tot een geïntegreerde markt voor hernieuwbare energie. Voorts vindt Nederland energie-efficiëntie belangrijk. Het is daarbij van belang goed te kijken waar Europese maatregelen meerwaarde hebben naast nationale maatregelen. Nederland is tegen een door Europa bindend opgelegde doelstelling voor energie-efficiëntie.

Ten slotte het EU-externe energiebeleid. Nederland zet in op versterking van het EU-externe energiebeleid met behoud van een goede balans tussen nationale en bilaterale belangen enerzijds en gecoördineerde EU inzet anderzijds, zodat de vrije handel tussen lidstaten en derde landen wordt gefaciliteerd. In geval van crisis is krachtig optreden van de EU essentieel.

Innovatie

Onderzoek en innovatie zijn voor Europa van groot belang om het hoofd te kunnen bieden aan toenemende mondiale concurrentie en grote maatschappelijke uitdagingen zoals klimaatverandering, energievoorziening en vergrijzing. Onderzoek en innovatie spelen dan ook terecht een centrale rol in de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei en banen.

Nederland juicht toe dat het onderwerp onderzoek en innovatie in deze Europese Raad zal worden besproken. Er zijn nog flinke stappen te zetten bij het benutten van het Europese onderzoeks- en innovatiepotentieel. Specifiek probleem is een relatief laag investeringsniveau in onderzoek, ontwikkeling en innovatie gecombineerd met het onvoldoende verzilveren van onderzoeksresultaten in innovatieve producten, diensten en productieprocessen («valorisatie»).

Zowel op het niveau van de lidstaten als op EU-niveau zijn urgente maatregelen noodzakelijk, van de zijde van de overheid maar ook van het bedrijfsleven. Subsidiariteit is hier een belangrijk uitgangspunt. Veel maatregelen op het gebied van innovatie zullen vooral op nationaal niveau genomen moeten worden, aangezien het leeuwendeel van de totale onderzoeks- en innovatiemiddelen daar wordt gespendeerd. Acties op EU-niveau dienen ter aanvulling hierop. Daarbij kunnen twee sporen worden onderscheiden: het verbeteren van de randvoorwaarden voor onderzoek en innovatie en het beter inzetten van EU-middelen.

Het verbeteren van de randvoorwaarden op EU-niveau betreft het versterken van de interne markt, het verminderen van administratieve lasten, het verbeteren van de toegang tot kapitaal en het sterker aanzetten van innovatiegericht aanbesteden. Een goed functionerende interne markt is essentieel voor het stimuleren van innovatie in Europa.

Inzet van EU-middelen kan worden verbeterd door het drastisch verlagen van administratieve lasten, het stroomlijnen van instrumenten (bijvoorbeeld gezamenlijke programmeringsinitiatieven op onderszoeksgebied en het komende 8e Kaderprogramma) en het vergroten van de effectiviteit. Het verlagen van administratieve lasten vraagt om een omslag naar een «high trust» benadering, waarbij een balans moet worden gevonden tussen enerzijds de noodzaak tot efficiënte controle op de uitgaven van gemeenschapsgelden en anderzijds de behoefte van gebruikers van EU-instrumenten aan flexibiliteit. In dit kader zou bijvoorbeeld aangesloten kunnen worden bij boekhoudsystemen van de gebruikers in plaats van het opleggen van een aanvullend systeem vanuit de EU. Een aantal van dergelijke maatregelen zou overigens al onder het huidige 7e Kaderprogramma kunnen worden doorgevoerd.

Naar boven