Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 21501-20 nr. 481 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 21501-20 nr. 481 |
Vastgesteld 15 juli 2010
De vaste commissie voor Europese Zaken1 en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken2 hebben op 16 juni 2010 overleg gevoerd met minister-president, minister Balkenende van Algemene Zaken over:
– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 16 juni 2010 houdende het verslag van de Raad Algemene Zaken van 14 juni 2010 (21 501-02, nr. 974);
– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 16 juni 2010 houdende het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken (inclusief Ontwikkelingssamenwerking) van 14 juni 2010 (21 501-02, nr. 975);
– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 11 juni 2010 over de geannoteerde agenda van de Europese Raad van 17 juni te Brussel (21 501-20, nr. 474);
– de brief van de vaste commissie voor Europese Zaken d.d. 20 mei 2010 met het standpunt van de regering inzake de mogelijkheid van de inzet van structuur- en cohesiefondsen als stimulerend en/of disciplinerend middel (2010D23498).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,
Van Bommel
De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,
Ormel
De griffier van de vaste commissie voor Europese Zaken,
Nijssen
Voorzitter: Van Bommel
Griffier: Nijssen
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten:Ormel, Peters, Ten Broeke, Van Bommel, Van Dam, Van der Ham en Wiegman-van Meppelen Scheppink,
en minister Balkenende van Algemene Zaken, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.
De voorzitter: Ik heet de minister-president, zijn staf en de leden van de Kamer welkom.
De heer Ormel (CDA): Voorzitter. Dit is een bijzonder moment voor een algemeen overleg, waarbij echter één ding zeker is: al maakt Nederland een pas op de plaats, Europa gaat door. Tijdens de Europese Raad zal het rapport van de reflectiegroep onder leiding van oud-premier González van Spanje in ontvangst worden genomen. In dit rapport wordt duidelijk gemaakt dat Europa, als het er niet in slaagt een verstrekkende hervormingsagenda door te voeren, dreigt af te glijden naar een irrelevante positie in de wereld. Dit zou ook voor Nederland kunnen gelden. De CDA-fractie is van mening dat het geen Nederlands belang is als Europa afglijdt naar een irrelevante positie in de wereld en dat voortgang van Europese samenwerking noodzakelijk is op terreinen waarop wij als afzonderlijk land nauwelijks een rol van betekenis kunnen spelen. Het is dus van belang dat Nederland een actieve rol op zich neemt in het Europese krachtenveld. De CDA-fractie heeft grote waardering voor de actieve wijze waarop de Nederlandse regering zich heeft ingezet en zich ook vandaag nog inzet in Europees verband. Te denken valt aan het klimaatinitiatief van destijds van Balkenende en Blair en aan de actieve houding tijdens de financiële crisis. Het is ook van groot belang dat de ontwikkelingen rond een gezamenlijke diplomatieke dienst en een gezamenlijk asiel- en immigratiebeleid zullen doorgaan. Kan de minister-president aangeven wat de voortgang is ten aanzien van de EDEO? Klopt het bericht dat de Hoge Vertegenwoordiger Ashton vandaag wellicht een overeenkomst kan bereiken of is dat onzeker, zoals in de laatste berichten wordt gemeld? Waar zit het dan op vast? Kan de minister-president daar een voortgangsrapportage over geven?
De CDA-fractie is voorstander van versterking van zowel de preventieve als de correctieve arm van het Stabiliteits- en Groeipact. Kan de minister-president aangeven wat precies de inzet van de Nederlandse regering is? Is het mogelijk een meerderheid te krijgen voor het standpunt om, naast het opschorten van de cohesiefondsen, de opschorting van structuurfondsen als
sanctiemogelijkheid in te stellen? Hoe zit het met het eventueel selectief gedeeltelijk of geheel ontnemen van stemrecht aan lidstaten die niet voldoen aan het Stabiliteits- en Groeipact? Kan de minister-president aangeven of er ook besluitvorming te verwachten is ten aanzien van het instellen van een bankenbelasting en of er op de komende G20 een gezamenlijke EU-positie is? Wij benadrukken wel het belang van een mondiaal level playing field. Bovendien moeten wij oppassen voor stapelingseffecten. Wij hebben Basel III, waarbij hoge eisen worden gesteld aan de kapitaalvereisten van banken. Als daar een bankenbelasting bovenop komt, heeft dat ook gevolgen voor het Europese bankenstelsel. Op dit punt verneem ik graag een reactie van de minister-president.
Ten aanzien van Iran is de CDA-fractie van mening dat de Europese Unie de VN-Veiligheidsraadsresolutie van 9 juni zo snel mogelijk dient te implementeren. Kan de minister-president aangeven of het mogelijk is om tijdens de Raad aanvullende sanctiemaatregelen te concluderen? Zo nee, waar liggen de moeilijkheden? Betreft het alleen Zweden of gaat het om meerdere landen? Wij zijn van mening dat er nu echt, ook op deze top, aanvullende maatregelen genomen moeten worden.
Dan kom ik bij IJsland. Kan de minister-president aangeven op welke wijze garanties ten aanzien van IJsland bij het nakomen van verplichtingen in relatie tot Icesave gekoppeld zijn aan de toetredingsonderhandelingen? In het verslag van de Raad, dat ons vanmorgen bereikte, staat het oordeel van de ESA dat IJsland in strijd heeft gehandeld met de ook voor de Europese Economische Ruimte geldende Europese richtlijn hierover. Wordt dat ook als zodanig op de top gezegd? Is, met andere woorden, conceptconclusie 25 voor Nederland voldoende hard of gaat de minister-president tijdens deze top proberen daar nog wat aan toe te voegen?
Conform eerder gemaakte afspraken rondom de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst met Servië is de CDA-fractie tevreden dat er wederom een positief rapport van de heer Brammertz is verschenen. Wij steunen de inzet van de Nederlandse regering op dit punt.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Wij staan aan de vooravond van een belangrijke Europese Raad en ik ben ontzettend blij dat een ervaren minister-president namens Nederland erheen gaat om de Nederlandse inbreng naar voren te brengen.
Ik heb een aantal aandachtspunten en kritische opmerkingen bij de geagendeerde onderwerpen. Het eerste punt betreft IJsland en Servië. Beide landen willen toetreden tot de Europese Unie. Het zijn zeer verschillende landen, ook als het gaat om de mate waarin ze al klaar zijn om tot de Europese Unie te worden toegelaten. Bij beide landen zijn er cruciale zaken die om aandacht vragen. In het geval van IJsland betreft het de financiële overeenkomst naar aanleiding van Icesave. Bij Servië gaat het om de medewerking met het tribunaal en de uitlevering van Mladic.
Om met Servië te beginnen: een voorwaarde voor verdere stappen in het toetredingsproces was goede samenwerking met het Joegoslavië-tribunaal. Uit het rapport van Brammertz is gebleken dat die samenwerking nu een voldoende krijgt. Om die reden kan de ChristenUnie instemmen met het formaliseren van de SAO en kan het Nederlandse veto daarop dus worden opgeheven. Dit akkoord is echter nog niet hetzelfde als instemming met toetreden. Het is een stap in een heel proces. Volgende stappen in het proces van toetreding worden wat mijn fractie betreft daarom net zo nauwlettend gevolgd en eveneens gekoppeld aan medewerking met het tribunaal, want Mladic is immers nog steeds niet uitgeleverd.
Ten aanzien van IJsland was de voorwaarde voor toetreding, wat Nederland betreft, het uitvoeren van het akkoord over het Icesave-geld. In hoeverre geven de conceptconclusies daar nu uitvoering aan? Hoe stevig zijn die conclusies? Is het financiële akkoord onderdeel van het pakket waaraan voldaan moet worden?
Dan kom ik bij de financiële situatie en de rapportage van Van Rompuy. Versterking van het Stabilisatie- en Groeipact heeft de hartelijke instemming van de ChristenUnie als het gaat om preventieve maatregelen evenals sanctionerende en correctieve maatregelen, maar wij hebben wel een paar vragen over de maatregelen die voorgesteld worden. Allereerst als het gaat om het toezenden van de nationale begroting naar de Europese Commissie. Hoe ziet dat proces er precies uit? Mijn fractie vindt de voorgestelde volgorde, waarbij de begroting eerst naar de Europese Commissie wordt gestuurd en dan pas naar de parlementen niet de juiste. Volgens de conclusie wordt er rekening gehouden met nationale begrotingsprocedures, maar wat houdt dat in? Wat de ChristenUnie betreft wordt de begroting op zijn minst gelijktijdig naar de Commissie en de nationale parlementen gestuurd en vindt er vanuit de Commissie geen inmenging met nationale begrotingen plaats. Adviseren mag, maar besluiten over begrotingen dienen nationaal genomen te blijven worden. Ik vraag de minister-president om ons van zijn inzet op dit punt te verzekeren.
Wat ons betreft is het voorstel van Frankrijk en Duitsland voor het ontnemen van stemrecht in de Raad een goed dwangmiddel om landen eraan te houden goede begrotingen in te dienen. Hoe beoordeelt de Nederlandse regering dit voorstel? Stapsgewijze sancties, in te zetten vanaf een vroeg moment, worden voorgesteld, dus nog voordat het cijfer van een 3%-begrotingstekort in beeld komt. Het is terecht dat er vroegtijdig gewaarschuwd wordt, maar als de norm niet wordt overschreden zijn sancties niet aan de orde. Wanneer is bovendien het moment dan daar om te beginnen met sanctioneren? Ik verneem graag een reactie op dit punt.
Naast het versterken van het SGP is, volgens de geannoteerde agenda, beter inzicht nodig in macro-economische onevenwichtigheden. Er wordt gezegd dat vergroting van het moreel risico voorkomen moet worden. Dat is inderdaad wat wij nodig hebben: een sterkere morele agenda. De vraag is hoe die moraal goed kan worden geborgd, waarbij wij ons niet beperken tot een paar technische maatregelen.
Mijn volgende punt is de EU 2020-strategie, beter gezegd: de armoedestrategie. De ChristenUnie is er nog steeds niet gelukkig mee dat de Europese Unie hierover gaat. Mijn vraag daarbij is: legt Nederland zich nu stilzwijgend neer bij het bereikte compromis?
Dan kom ik bij het punt van het klimaat. Ik citeer uit de agenda: «Met het oog op de internationale klimaatonderhandelingen lijkt het tactisch onverstandig om nu unilateraal het ambitieniveau te verhogen. Dit zou druk op onderhandelingspartners weg kunnen nemen». Mijn vraag daarbij is: hoezo? Zo voer je toch juist de druk op bijvoorbeeld de Verenigde Staten en andere landen op? Volgens mij moet het de Europese Unie er in de onderhandelingen niet om gaan zo laag mogelijk uit te komen, maar juist gezamenlijk zo hoog mogelijk. Wij moeten ervoor waken dat de klimaatdiscussie en de discussie over reductie van emissies een heel beperkte financiële discussie gaan worden.
Tot slot heb ik een opmerking over de millennium development goals. Het is goed dat daar expliciet aandacht aan wordt gegeven. De bespreking van de voortgang in de Europese Raad lijkt mijn fractie een goede zaak, met name als het gaat om pleidooien voor een financiële inzet van 0,7%. Dat is namelijk hard nodig. Het is wellicht een herhaling van zetten, want het blijft natuurlijk treurig dat een aantal Europese landen nog steeds niet voldoet aan deze norm. De inzet kan bovendien breder, niet alleen wat het percentage betreft. Er moet ook worden bekeken welke onderwerpen per land goed behartigd kunnen worden. Niet ieder land hoeft zich immers met hetzelfde millenniumdoel bezig te houden. Ik vraag de minister-president in de bespreking hieraan aandacht te schenken.
De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. Ik begin met de EU 2020-strategie. De kerndoelen zijn nu formeel vastgesteld en daar zitten helaas nog steeds onderwijs en sociale inclusie bij. Dat laatste vinden wij geen goed idee om precies de reden die de heer Ormel zojuist noemde. Als je wilt voorkomen dat Europa irrelevant wordt, zul je moeten doen waar Europa goed in is. Europa is heel goed in het aaneensluiten van markten, het openen van markten en het openen van de vier vrijheden, maar Europa is heel slecht in het herverdelen van de ongelijkheden. Precies dat gebeurt in dit geval weer. Ik waarschuw nu alvast dat daarbij teleurstelling op de loer ligt.
Dan kom ik bij de tussenrapportage van de Van Rompuy Groep. Eindelijk zien wij daar iets uitkomen. Ik wil in navolging van mevrouw Wiegman even mijn vinger opheffen wat betreft het toezenden van ontwerpbegrotingen aan de Europese Commissie. Het budgetrecht is een kernrecht van het parlement. Ik wil absoluut zeker zijn dat het budgetrecht op geen enkele wijze wordt ingeperkt door de voorgestelde procedure. Ik ga er ook van uit dat de premier die inzet kiest. Ik kan mij voorstellen dat landen die zich op een gegeven moment niet aan de spelregels houden of die niet op overtuigende wijze kunnen aantonen dat zij weer terug kunnen keren op de paden die het Stabiliteits- en Groeipact voorschrijft, een andere behandeling krijgen dan de landen die dat wel kunnen doen. Dat is nu eenmaal de prijs die je betaalt als je lid wilt zijn van de elitegroep die de eurogroep is. Er worden een aantal andere suggesties gedaan die ik wel goed vind, al hangt het allemaal van de uiteindelijke invulling af. Wat sancties betreft: ja graag! Die hadden we overigens al en konden we al treffen, maar er werd geen gebruik van gemaakt. Ik zie tot mijn grote geluk – ik wil de premier daarmee complimenteren – dat hij behalve die cohesiefondsen nu ook de structuurfondsen, waar wij het afgelopen half jaar uitgebreid aandacht voor hebben gevraagd, in de Nederlandse inzet heeft overgenomen. Ook ik ben geïnteresseerd in het antwoord op de vraag of de heer Van Rompuy daar oren naar heeft. Het ziet er niet naar uit.
Mijn volgende punt zijn de tête-à-têtes tussen Berlijn en Parijs. Die kunnen wij natuurlijk niet voorkomen en ik vind het ook heel normaal dat die plaatsvinden. Die ontmoetingen moeten echter geen informele structuur krijgen. Net nu we «Lissabon» hebben afgesproken en akkoord zijn gegaan met een voorzitter van de Europese Raad, kan het niet zo zijn dat er weer een nieuwe structuur wordt opgetuigd, waarbij het er niet toe doet of die dan «Wirtschaftsregierung», «economic government» of «gouvernement économique» heet. Mij, en de premier volgens mij ook niet, bevalt geen van de drie situaties. Ik ga er dus van uit dat de premier op dat punt zijn poot stijf houdt.
Dan het punt van de regulering van financiële diensten en een Europese bankenbelasting. De minister-president kent onze opstelling: als die er al komt, zou die in ieder geval moeten gelden voor de hele Europese Economische Ruimte. Anders kunnen zich in Liechtenstein of IJsland straks weer banken vestigen die een ander regime krijgen. Er moet dus een level playing field zijn, wat mij betreft liever in G20-verband. Dit punt staat ook op de agenda van de G20. Bovendien waarschuw ik voor het gevaar van een stapeling van kosten, juist nu het probleem van de grote banken de kredietverlening naar het midden- en kleinbedrijf is. Wij hebben Basel III en wij hebben nu ook een aanpassing van het depositogarantiestelsel, waarbij op basis van de risicoprofielen van banken vooraf premie moet worden betaald. Als daar nog een bankenbelasting bovenop komt, moet je vervolgens niet gek staan te kijken als de kredietverlening zo mogelijk nog moeizamer wordt. Juist dat moeten wij niet hebben.
Wat betreft de toetreding van IJsland: conclusie 25 zou helderheid daarover moeten bieden. Daarin is sprake van «existing obligations». Het is dus nu al zover dat wij bestaande verplichtingen expliciet moeten gaan noemen. Het lijkt mij niet dat, als ze in het vervolg niet meer genoemd worden in de conclusies, je er dan van ontslagen bent. Wat voegt het toe dat ze worden genoemd? Welke zekerheid hebben we dat we die overeenkomst met IJsland ook daadwerkelijk krijgen? Ik zou de regering op zijn minst willen vragen geen enkel hoofdstuk te openen dan wel te sluiten voordat de leenovereenkomst met IJsland is getekend.
Dan kom ik bij mijn laatste punt. Afgelopen maandag is tussen neus en lippen door Servië behandeld. Ik kan niet constateren dat Mladic «on the plane» zit, maar ik constateer wel dat Servië in een leunstoel zit. Ik heb aan de hand van het verslag van de openbaar aanklager Brammertz niet kunnen constateren dat er iets wezenlijks is veranderd. Wellicht kan de premier mij overtuigen dat dit wel het geval is. In ieder geval ben ik niet gelukkig met de stap die Nederland heeft gezet.
De heer Van Dam (PvdA): Voorzitter. Ik begin met IJsland. Wat mijn fractie betreft is er begrip voor het standpunt van de regering dat Nederland in dit stadium geen veto wil uitspreken over het opstarten van de onderhandelingen. Het moet echter wel volstrekt helder zijn dat IJsland, als het ooit lid wil worden van de EU, de Icesave-kwestie op een nette manier moet oplossen. Mag ik ervan uitgaan dat Nederland en het Verenigd Koninkrijk in dat opzicht volstrekt op één lijn zitten en ook samen optrekken? Wat de Raadsconclusies betreft: de heer Ten Broeke zei er daarnet al wat van. Raadsconclusie 25 verwijst naar de verplichtingen zoals geïdentificeerd door de EFTA Surveillance Authority. Is volstrekt duidelijk dat daarmee bijvoorbeeld ook de conclusie van 26 mei van deze autoriteit wordt bedoeld? Daarin staat vermeld dat IJsland verplicht is de garantie van € 20 000 per spaarder bij Icesave alsnog uit te betalen, waarmee de argumenten die IJsland gebruikte om daar niet aan te voldoen, ongeldig waren. Is er, volgens de regering, binnen de EU overeenstemming over het feit dat IJsland aan deze voorwaarde moet voldoen, voordat het ooit lid kan worden van de EU? Voor alle duidelijkheid: die stelligheid is er bij mijn fractie en ik hoorde haar ook bij andere fracties. Het zou goed zijn als de regering in de Europese Raad die duidelijkheid ook uitspreekt.
Dan kom ik bij de tussenrapportage van de Van Rompuy Groep. Voor zover wij iets van die rapportage hebben kunnen meekrijgen, geven de bijbehorende Raadsconclusies de denkrichting aan die op zich goed is, maar waarbij heel veel zal afhangen van de precieze uitwerking. De vraag bijvoorbeeld op welke manier toezicht op de begrotingsdiscipline vorm gaat krijgen, is een heel relevante. Er moet weliswaar sprake zijn van een heel duidelijk controlemechanisme en van duidelijke afspraken over omvang van tekorten en staatsschuld en over de versterking van de economische structuur, maar er mag niet worden ingegrepen in onze nationale soevereiniteit om zelf de begroting in te vullen. Het controlemechanisme mag dus best gaan over de omvang van de begroting en over het pad waarop naar tekortreductie wordt toegewerkt, maar het mag niet gaan over de inhoud van de begroting. Ik hoor daar graag meer over van de regering. Wat dat betreft is ook aandacht nodig voor het sanctiemechanisme. Dat moet wel enige substantie hebben. Het is goed als de regering zegt dat in de eerste plaats de structuurfondsen betrokken moeten worden en een sanctiemogelijkheid zouden moeten zijn. Wat mijn fractie betreft mogen ook de overige landbouwsubsidies die daar niet onder vallen, onder dat sanctiemechanisme vallen. Wat bedoelt de regering met «in de eerste plaats de structuurfondsen»? Welke mogelijkheden ziet de regering dan verder nog om tijdens de Europese Raad in te brengen? Als ze spreekt over «in de eerste plaats", heeft ze dus nog andere sanctiemogelijkheden ter beschikking.
Ik wil van de regering weten hoe ze denkt over de suggestie van de Europese denktank Bruegel: geef landen de mogelijkheid hun staatschuld binnen de grenzen van het stabiliteitspact te financieren met goedkope obligaties; als ze daar dan overheen gaan moeten zij hun schuld financieren met nationale obligaties die dan dus ook een stuk duurder zijn. Dan heb je een prikkel en een sanctie in één. In de Raadsconclusies wordt ook gesproken over volledige onafhankelijkheid van de statistische bureaus. Wat betekent volledige onafhankelijkheid, aangezien er bijvoorbeeld ook in onze situatie geen sprake is van financiële onafhankelijkheid? Heeft een dergelijke conclusie dus consequenties voor de manier waarop wij een en ander hebben georganiseerd?
Dan kom ik bij de financiële markten. Het is uiteraard goed als er tempo wordt gemaakt met bijvoorbeeld de European Supervisory Authority en de European Systemic Risk Board. Het is goed dat de Raad de conclusie wil aannemen dat ook in Europa een bankenheffing zal moeten worden ingevoerd, los van de vraag wat de G20 daarover verder bespreekt. Er staat in de Raadsconclusies dat voorstellen in oktober moeten volgen. Betekent dit dat daarmee een volledig begrotingsjaar verloren gaat? Betekent dit dat landen weer een jaar verder zijn, voordat ze de bankenbelasting kunnen invoeren?
Merkel en Sarkozy hebben gevraagd om een verbod op naked short selling en een verbod op het gebruik van credit default swaps. Een verbod gaat verder dan wat er in de Raadsconclusies staat. Daarin wordt namelijk slechts gesproken over regelgeving. Ik hoor graag het standpunt van de regering over het voorstel van Merkel en Sarkozy om deze instrumenten daadwerkelijk te verbieden. Het voorstel wordt door mijn fractie ondersteund.
Tot slot het onderwerp Iran. De Raad zal spreken over eventueel aanvullende sancties bovenop de sancties die door de VN-Veiligheidsraad zijn ingesteld. Welke noodzaak is er om te werken aan aanvullende sancties ten aanzien van het nucleaire dossier? Bij het nucleaire dossier is er net met veel moeite internationale consensus bereikt en in de Veiligheidsraad is met veel moeite een sanctiepakket aangenomen. Wat is het effect als de EU nu kiest voor een alleingang en bovenop het sanctiepakket van de Veiligheidsraad nog zou kiezen voor eigen scherpere sancties? Wat is bijvoorbeeld de reactie van Rusland en China? Wij hebben allemaal gezien hoe de Chinezen onlangs reageerden toen de Iraniërs hen beschuldigend toespraken over het sanctiepakket dat al in de Veiligheidsraad is aangenomen. Welke reactie verwacht de regering als de EU voor een alleingang zou kiezen?
De heer Ten Broeke (VVD): Ik heb nog een vraag over een van de aanbevelingen van de Van Rompuy Groep. De heer Van Dam zei daar iets interessants over: wat ons betreft mag er wel gesproken of geadviseerd worden over de hoogte van de begroting. Laten wij ons nu eens voorstellen dat wij een begrotingsvoorbereiding hadden gehad. Stel dat die begroting er uit zou hebben gezien zoals de Partij van de Arbeid wil. Dan hadden wij een bezuinigingsbedrag ingevuld dat volstrekt onvoldoende zou zijn geweest om terug te keren in de verantwoorde kaders van het Groei- en Stabiliteitspact. Ik denk dat de Europese Commissie die begroting zou hebben afgekeurd. Vindt de heer Van Dam dat een acceptabele beperking van zijn soevereine rechten als parlementariër?
De heer Van Dam (PvdA): Ik dacht dat de campagne voorbij was, maar wij gaan lekker door. Ik vind het prima! In de plannen zoals die in ons verkiezingsprogramma stonden – dat weet de heer Ten Broeke heel goed, want hij heeft ze heel goed bestudeerd – zouden wij binnen de grenzen van het Stabiliteitspact uitkomen, precies zoals dat ook verwacht mag worden. Sterker nog: Nederland zou zelfs zonder aanvullende maatregelen binnen de 3%-grens uitkomen. Dat weten wij overigens allemaal. Met de aanvullende maatregelen die ook in ons programma zijn opgenomen halen wij dat ruimschoots. Ik verwacht ook van andere Europese landen dat zij weer tijdig binnen de grenzen van het Stabiliteitspact uitkomen.
Mevrouw Peters (GroenLinks): Voorzitter. Ik begin met de tussenrapportage van de Van Rompuy Groep. De achilleshiel van Europa lijkt niet zozeer het vermogen te zijn om met goede voorstellen te komen en de problemen te analyseren, te evalueren en onderling te bespreken, als wel om vervolgens knopen door te hakken en haast te maken. Het is bekend welke maatregelen voor de hand liggen: betere statistieken, regels voor de begrotingssystematiek, handhaving, slimme sancties die automatisch in werking treden en niet politiek afhankelijk zijn. Zijn er obstakels om snel tot dit soort maatregelen over te gaan? Of kan het nu inderdaad snel en zo ja, hoe? Discussie in de Van Rompuy Groep lijkt ons echt nodig over het derde punt, namelijk hoe je tot minder onevenwichtigheden tussen de noordelijke en zuidelijke landen kunt komen. Voor ons staat het als een paal boven water dat je met een euro niet alleen financieel-economisch moet samenwerken, maar ook sociaal-economisch. Echt teleurstellend zijn ook de vorderingen wat betreft het financiële toezicht en de regelgeving daarvoor. Wij zijn al weer een jaar verder sinds het rapport van De Larosière verscheen. Er wordt veel gepraat en er worden weinig knopen doorgehakt. Wanneer gaat het er wél van komen? Wij steunen de voorstellen van Sarkozy en Merkel op het gebied van de derivaten. Het is toch wel erg cru dat de banken nu weer lijken te hebben geprofiteerd van het noodpakket van de EU, doordat zij de obligaties flink hebben gedumpt. Dat kan niet de bedoeling zijn geweest. Alle mooie beloftes van de banken op dit gebied bleken niets waard. Het is echt tijd voor maatregelen tegen de banken. Wat vindt de regering van het voorstel van Merkel en Sarkozy om eventueel het stemrecht op te schorten van landen die het Stabiliteits- en Groeipact schenden? Hoe staat het bovendien met de bankentaks? In de G20 lijkt die te zijn gesneuveld, maar op EU-niveau lijken er nog goede kansen op overeenstemming te zijn. Het lijkt ons heel grote winst als Europa dat in ieder geval voor elkaar krijgt. De banken hebben een sterke prikkel nodig om een deel van de kosten terug te betalen en de functies van retailbanken enerzijds en investerings- en zakenbanken anderzijds te scheiden. Het Europees Parlement is er bovendien voorstander van dat Europese toezichthouders de bevoegdheid krijgen om op de financiële markten geschillen tussen nationale toezichthouders te beslechten. Hoe staat de regering tegenover dit voorstel? De Raad lijkt namelijk nog niet zo ver te willen gaan.
Mijn volgende punt betreft klimaatverandering. Helaas is dit ook een voorbeeld van heel veel praten door Europa en tot weinig actie in staat blijken te zijn. Kopenhagen mislukte voor Europa, onder andere omdat wij 27 van de 28 dagen met elkaar zaten te vergaderen en pas op de 28ste dag onze neus buiten de deur staken. Toen bleken China en Amerika al een eind onderweg te zijn met de onderhandelingen. Staat dat nu ook weer te gebeuren? De Europese Commissie durft nog niet te kiezen voor een 30%-emissiereductie en zal er nog een werkgroep op los laten die pas in oktober zal rapporteren, terwijl dan de klimaattop van eind november in Cancún al voor de deur staat! Dan begaat de Europese Unie met open ogen dezelfde fout die tot de mislukking van Kopenhagen leidde. Kan dat niet wat sneller? Waarom wordt er – onze fractie pleit daarvoor – nu niet gekozen voor een emissiereductie van 30%? De Nederlandse regering is voorzichtig, omdat het tactisch niet zo verstandig zou zijn. Wij willen daar tegenoverstellen dat het tactisch ook niet verstandig is om zo lang te wachten met het inzetten van een richting en het uitsteken van je nek en om zo lang te wachten met de wereld te tonen dat Europa op dit gebied ambities heeft.
Over IJsland kan ik kort zijn. Wij steunen de verstandige, maar harde en stevige aanpak van de Nederlandse regering.
Ten aanzien van Iran is de Nederlandse regering er voorstander van om alvast in EU-verband verdere sancties te ontwerpen. Is dat wel verstandig? Wellicht frustreer je daarmee in het resterende diplomatieke traject ten aanzien van Iran te veel de andere regionale grootmachten.
Wat Servië betreft heeft ook mijn fractie zich verbaasd over de conclusie die maandagmiddag door de Raad van ministers van Buitenlandse Zaken naar buiten werd gebracht over de bereikte voortgang, waarbij Brammertz stond te juichen over de manier waarop Servië medewerking verleent aan het tribunaal. Op basis van het uitgelekte rapport van Brammertz kan ik die conclusie eigenlijk niet verklaren. Daarin vind ik Brammertz namelijk een stuk kritischer dan in zijn rapport aan de Veiligheidsraad van een half jaar geleden. Hij zegt dat Servië op een dood spoor zit qua opsporingstechnieken en dat Servië meer moet investeren in opsporingseenheden. Ook zegt hij dat Servië tot afgelopen mei – het tribunaal bestaat al zeventien jaar – gewacht heeft met het overhandigen van de dagboeken van Mladic, die ontzettend veel belangrijk bewijs bleken te bevatten. Wij zijn bang dat je, door nu over te gaan tot ratificatie van de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst, een belangrijke stok achter de deur verliest om Mladic naar Den Haag te brengen, waar het tribunaal al bezig is zijn deuren te sluiten. Wij zouden het op prijs stellen om, als het akkoord ter ratificatie aan de Kamer wordt aangeboden, verslag te krijgen van de wijze waarop de Servische autoriteiten opvolging geven aan de nu toch wat strenge aanbevelingen van Brammertz. Graag een reactie van de minister-president hierop.
Dan kom ik ten slotte bij BP. Dit punt staat niet op de agenda. Is er voor de minister-president een mogelijkheid om in de marge of in de rondvraag van de bijeenkomst het punt van olieboringen op de Noordzee aan te roeren? Wij zien welke ramp zich nu in de Golf van Mexico voltrekt, terwijl ook in de Noordzee veel diepzeeboringen met verouderde installaties plaatsvinden. De meeste daarvan zijn ouder dan zeventien jaar. Daarvan zijn er honderden. Het schijnt dat men daar dezelfde risico’s als in de Golf van Mexico loopt. Het is tijd dat de Commissie kijkt of de normen die wij hanteren voor diepzeeboringen nog wel voldoen aan de nieuwste stand van de techniek of dat zij wellicht aan herziening toe zijn.
De heer Van der Ham (D66): Voorzitter. Een van de problemen binnen Europa is, behalve het punt dat mevrouw Peters al maakte, dat Europa slecht in staat is de eigen normen goed te handhaven. Het nakomen van de eigen regels is echter van groot belang voor de geloofwaardigheid van de Europese Unie. Daarom gaat mijn eerste vraag over Servië. Wij zijn voorstander van heldere toetredingsperspectieven voor Servië, die onder andere door de Kopenhagencriteria worden aangegeven. Wij pleiten voor een gezamenlijk Europees standpunt over de toetreding. Gisteren presenteerde de heer Brammertz zijn rapport over Servië en minister Verhagen liet op basis daarvan zijn veto tegen een Stabiliteits- en Associatieovereenkomst met Servië varen. Wij plaatsen daar, zoals andere fracties, grote vraagtekens bij. Hoe verhoudt dit besluit zich tot het mandaat dat de minister van de Kamer heeft gekregen? Hoe kan de Kamer de minister controleren zolang het rapport officieel nog geheim is? Uit de eerste berichten blijkt namelijk dat Brammertz nog steeds behoorlijk kritisch is over de medewerking van Servië met het tribunaal. Brammertz wijst op het uitblijven van resultaten en roept zelfs op de strategie grondig te herzien. Dat is diplomatieke taal voor: het zit nog lang niet goed. Op welke grond heeft de minister nu besloten wél zijn goedkeuring te geven? Of is hij verkeerd geciteerd en zit er ruis op de lijn? Daar krijg ik graag wat meer informatie over. Wellicht had het een demissionair minister gepast terughoudender te zijn in een dergelijke stap, aangezien de Kamer niet in de gelegenheid was haar mening kenbaar te maken. Wat heeft de minister daar eigenlijk voor teruggekregen? Zijn er nieuwe evaluatiemomenten afgesproken? Kan het proces na een SAO tussentijds bijvoorbeeld worden stopgezet als een volgende evaluatie opnieuw niet positief is? Hebben de Europese ministers hierover een gezamenlijk standpunt ingenomen?
Dan heb ik een paar vragen over de reflectiegroep-González. Deze reflectiegroep presenteerde in mei zijn eindrapport. Op 18 maart 2008 nam de Kamer een motie van D66 aan, waarin het kabinet werd verzocht een visie op te stellen over de Europese Unie in het jaar 2030. De afgelopen tijd heeft aangetoond dat het van belang is zo'n gezamenlijke visie te hebben, want Nederland loopt regelmatig achter de feiten aan, zoals bij de benoeming van een nieuwe voorzitter, bij het toezicht op de Europese financiële markten en bij de oprichting van de Europese diplomatieke dienst. De discussie over het nieuwe financiële kader voor de Europese Unie komt snel dichterbij. Nu de visie van de reflectiegroep klaar is, wil ik graag weten, wanneer wij de Nederlandse visie precies kunnen verwachten. Kan de minister-president toezeggen dat de uitgewerkte visie bij het aantreden van een volgend kabinet gereed is? Dat betreft vanzelfsprekend een ambtelijke voorbereiding, want ongetwijfeld zal er ook in de kabinetsonderhandelingen discussie over plaatsvinden. Achter de schermen moet er wel aan doorgewerkt worden. Indien deze visie niet gereed is bij het aantreden van een nieuw kabinet, wanneer mogen wij die visie dan verwachten?
Dan kom ik bij het punt van Israël en Gaza. Het enteren van de humanitaire missie door Israëlische soldaten vraagt om een internationaal en onafhankelijk onderzoek. De minister stemde tegen ondanks zijn demissionaire status. Hoe kan een minister in een zo gevoelige zaak actief stelling nemen in plaats van een pas op de plaats te maken, zoals de demissionaire minister in de Belgische regering dat bijvoorbeeld heeft gedaan. Waarom behoort Nederland tot de drie landen die tegen een internationaal onderzoek hebben gestemd, terwijl 25 van de 27 Europese landen dit niet deden? De minister is in de schriftelijke beantwoording niet ingegaan op de stelling dat een internationaal en onafhankelijk onderzoek de spanning in de regio beter kan adresseren dan een onderzoek van Israël zelf. Graag verneem ik op dit punt een reactie.
Dan heb ik een paar opmerkingen over Iran. Wij zijn zeer bezorgd over de onwil van Iran om mee te werken aan inspecties en wij zijn het met de regering eens dat de resolutie van de Veiligheidsraad noodzakelijk was, omdat de resolutie de route van constructieve samenwerking volledig openlaat. In het kader van Iran hebben wij onlangs ook schriftelijke vragen gesteld over het internationale Shelter City Initiative. De minister gaf aan dat Nederland bereid is om een belangrijke rol te spelen bij de opvang van mensenrechtenverdedigers. Ik dank hem daarvoor. Daarbij geeft hij ook aan dat hij wil onderzoeken wat wij op nationaal niveau kunnen doen om mensenrechtenverdedigers voor korte tijd op te vangen.
Tot slot nog een paar korte vragen. Het akkoord over SWIFT, dat nu is getekend door de VS en de Europese Commissie, voldoet op een aantal punten niet aan de eisen die gesteld zijn door het Europees Parlement. Hoe gaat de Nederlandse regering daarmee om?
Wat Cancún betreft vind ik dat Nederland binnen de Europese Unie nu al duidelijk moet maken wat de ambities zijn. Europa moet vooroplopen, zodat het niet achter de feiten aanloopt zoals dat in Kopenhagen is gebeurd.
Over BP heb ik schriftelijk gevraagd of er niet met veel meer kracht moet worden samengewerkt, met name met het onwillige Groot-Brittannië, ten behoeve van een gezamenlijke aanpak ten aanzien van het boren naar gas en olie op de Noordzee. Ik vind het van groot belang dat dit punt op deze top, wellicht in de marge, aan de orde komt. Deze kwestie bergt namelijk een gevaar in zich.
Voorzitter: Ormel
De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Ik begin met de EU 2020-agenda. Daarin wordt de nadruk gelegd op een snelle en vergaande bezuiniging. In de EU 2020-strategie wordt tegelijkertijd gesproken over de investering in onderwijs, onderzoek en energiebesparing. Beide zaken lijken mij haaks op elkaar te staan. Je kunt niet komen tot een ontwikkeling op de terreinen onderwijs, onderzoek en energiebesparing, als je tegelijkertijd op die terreinen een bezuiniging wilt realiseren. Kan de minister-president daarop ingaan?
Reeds door voorgaande sprekers is gesproken over de doelstelling om armoede te verminderen. Die is afgezwakt naar een agenda over sociale inclusie. Sommigen vrezen dat Europa irrelevant wordt als die agenda wordt gevolgd. Ik vrees juist dat Europa irrelevant wordt voor burgers als die agenda wordt losgelaten. Sociale inclusie is al een verbreding, zeker als er gesproken wordt over een mogelijkheid om bij het benaderen van die doelstelling te kiezen tussen armoede, toegang tot basisbehoeften en het aantal huishoudens waarin mensen een baan hebben. Daarmee wordt de agenda onoverzichtelijk en onvergelijkbaar en kunnen landen moeilijker de goede ervaringen met elkaar uitwisselen. Graag krijg ik een reactie op die kritiek van de SP. Het lijkt ons alleszins wenselijk om vast te houden aan een duidelijke agenda over dit onderwerp om Europa, voor burgers althans, zo relevant mogelijk te maken.
Ten aanzien van de opmerkingen uit de Van Rompuy Groep onderschrijf ik de visie van de VVD dat de begrotingssoevereiniteit van lidstaten centraal moet staan. Het is aan nationale parlementen om de begrotingen vast te stellen en het is aan lidstaten om op die terreinen voorstellen te doen. Natuurlijk zijn er Europees afspraken gemaakt, maar soevereiniteit op dit terrein is onomstreden wat mijn fractie betreft. Die kan dan ook niet zomaar Europees worden verspeeld. Graag verneem ik een reactie op dit punt. Wij zien de afspraken en de voorstellen met betrekking tot slimmere en snellere sancties niet als strijdig met de begrotingssoevereiniteit van de lidstaten, maar het inleveren van de begroting en kritiek daarop, of eventueel zelfs Europese bevoegdheden daarvoor, vinden wij niet passend. Wij zien graag nadere voorstellen met betrekking tot sancties tegemoet. Die sancties mogen zich – ik hoorde de PvdA-fractie op dit punt al voorstellen doen – uitstrekken tot het terrein van de landbouwsubsidies. Daaraan wordt Europees heel veel geld uitgegeven. Het zou ons een lief ding waard zijn als wij de landbouwsubsidies tot het beleidsterrein van sanctie dan wel aanmoediging in Europees verband kunnen rekenen. Ik verneem graag een reactie op dit punt.
Dan kom ik op het punt van het financieel toezicht. Ook wij zijn teleurgesteld over het feit dat de Europese Commissie in feite buigt voor de kennelijke druk van een aantal landen – daarbij gaat het niet om Duitsland en Frankrijk en hopelijk ook niet Nederland – om bijvoorbeeld een verbod op het gokken met financiële producten te bewerkstelligen. Naked short selling evenals andere producten zijn al genoemd. Europa zou juist op dit punt een stap voorwaarts moeten maken om te voorkomen dat wij in de toekomst opnieuw in de problemen komen. Dat betekent dat er strengere regels moeten komen. De dienstverlening op dit punt moet niet alleen worden gecontroleerd maar ook aan banden worden gelegd. Daar hoort op enig moment ook een verbod bij. Graag verneem ik een reactie maar ook een positiebepaling van de Nederlandse regering.
Wat het klimaat betreft, streeft de Commissie nu naar een reductie van de CO2-uitstoot van 30% in plaats van de huidige 20%. De regering heeft daarbij onze steun. Wij zijn er geen voorstander van om deze verhoging afhankelijk te maken van de bereidheid van andere landen om hetzelfde te doen. Er zijn voldoende economische en geopolitieke redenen om op dit punt voortvarend op te treden. Graag zien wij deze agenda nader uitgewerkt.
Wat Iran betreft deel ik de opvatting van de Partij van de Arbeid dat het nu niet het juiste moment is om verdergaande Europese maatregelen te realiseren, omdat er in de VN overeenstemming bereikt lijkt te zijn. Wij zijn ook niet gelukkig met de maatregelen die ophanden zijn vanuit de Verenigde Staten om te komen tot sancties die wél de Iraanse bevolking zouden treffen. Ik denk dan expliciet aan de benzinesancties. In dit verband stel ik de kwestie van de beschikbaarheid van nucleair materiaal voor de gezondheidszorg aan de orde. Geluiden die wij horen vanuit Canada en ook uit Petten bevestigen onze opvatting dat er wel degelijk een wereldwijd tekort aan materiaal voor gebruik in de gezondheidszorg is. Graag verneem ik een reactie op dit punt.
Hoe zit het met de afspraken die gemaakt zijn over het terugbetalen van schulden door IJsland? Wij pleiten voor een gelijk optrekken met het Verenigd Koninkrijk om afspraken te maken. Hoe gaat het kabinet voorkomen dat IJsland pas een akkoord over terugbetaling sluit, wanneer zeker is dat IJsland kan toetreden? Dan is de stok achter de deur weg.
De stok achter de deur moeten wij ook in het geval van Servië houden. Het rapport- Brammertz lijkt de conclusie te rechtvaardigen dat er nog geen sprake is van volledige medewerking met het Joegoslavië-tribunaal. Hoe kunnen wij dan nu wel de stap zetten die de minister van Buitenlandse Zaken gezet lijkt te hebben? Op dat punt krijg ik graag duidelijkheid.
Als laatste kom ik bij Estland en toetreding tot de eurozone. Een pas op de plaats lijkt ons beter. Ik realiseer me dat het om een klein land gaat. Het gaat om een land dat zich in principe kwalificeert voor toetreding tot de eurozone. Tegelijkertijd constateren wij dat er in de eurozone een groot probleem is. Het gaat om een probleem dat voorlopig nog niet is opgelost. Wij worden geconfronteerd met risico's in de eurozone die nog niet voldoende zijn geanalyseerd en een landencrisis die nog niet tot rust is gekomen. Het lijkt ons dan ook raadzamer om even een pas op de plaats te maken en voor rust in de eurozone te zorgen, voordat wij nieuwe landen laten toetreden tot de eurozone. Op dit punt verneem ik graag een reactie.
De voorzitter: U vroeg nadrukkelijk om het inhouden van landbouwsubsidies als sanctiemaatregel toe te voegen. Mag ik daaruit afleiden dat de SP-fractie op zich voor instandhouding van de landbouwsubsidies is?
De heer Van Bommel (SP): Die vraag had u ook kunnen stellen ten aanzien van de cohesie- en structuurfondsen. De SP-fractie is primair voor een herziening van het fondsenbeleid van de Europese Unie. Dat raakt zowel aan de landbouwfondsen als aan de structuur- en cohesiefondsen. U hebt gelijk dat, als je zegt dat de landbouwfondsen tot het sanctieregime moeten gaan behoren, er iets overeind moet blijven van de landbouwsubsidies. U moet dat wel zien in de volgorde zoals ik die zojuist schetste. Onze eerste voorkeur is herziening van het beleid met betrekking tot de fondsen, namelijk landbouwfondsen en structuur- en cohesiefondsen, maar ik ga ervan uit dat die niet volledig zullen opdrogen. Zo realistisch ben ik ook wel. Ik vind dat beide fondsen onderdeel moeten worden van de sanctiemogelijkheden. Dat is de volgorde der dingen.
Voorzitter: Van Bommel
Minister Balkenende: Voorzitter. Ik dank alle woordvoerders, die in hoog tempo een spervuur aan vragen hebben gesteld. Ik heb hier een hele stapel papier liggen. Wij kunnen twee dingen gaan doen: ik kan het allemaal gaan voorlezen of ik kan wat meer spontaan reageren. Ik kies voor het laatste. Op resterende vragen kom ik in de tweede termijn terug. Er werden een aantal opmerkingen in algemene zin gemaakt, die nuttig zijn voor onze inbreng morgen, maar ook voor de G20 volgende week. Volgende week hebben wij bovendien een plenair debat over de Europese Raad. Dan kunnen wij de discussie hernemen, ook wat de G20 betreft.
Onder anderen de heer Ormel refereerde aan de reflectiegroep-González en wees daarbij op de noodzaak van een hervormingsagenda in Europa. Dat onderschrijven wij. Het algemene beeld is dat wij daarmee te maken krijgen. Ik wijs op een interessante beschouwing die de heer Ruding vorige week op de Radboud Universiteit heeft gegeven, die ik de Kamer ter lezing aanbeveel. Het is een uitstekend verhaal, waarin de vraag centraal staat hoe ver het nu met Europa is gekomen. Wat is er misgegaan en wat zijn de antwoorden die je daaraan kunt verbinden? Een van de onderdelen behandelt de vraag wat lidstaten in het verleden gedaan hebben om zaken op orde te krijgen. In Griekenland en andere landen zien wij in feite tekortschietend beleid. Voor een deel heeft het te maken met statistieken – mevrouw Peters heeft daar terecht op gewezen – maar het is meer dan dat. Het is ook falend beleid. Men heeft onvoldoende beleidsstappen gezet. De constatering dat het hervormingsbeleid ontzettend belangrijk is, is van grote betekenis. Dit beleid zal moeten verbinden. Wie zich daar niet aan houdt, krijgt problemen op de langere termijn.
Dan kom ik bij het punt van de heer Van der Ham. Ik heb vaak gesproken over wat de visie van het Nederlandse kabinet is. Wij zijn demissionair en dit raakt een nieuw kabinet. Ik zeg toe dat ik dit punt onder de aandacht zal brengen van de informateur. Het lijkt mij de vrucht van dit overleg dat het in ieder geval is gemarkeerd. Ik ben het met de heer Van der Ham eens dat het een belangrijk punt is dat ook de visie van een toekomstig kabinet raakt.
Het andere punt van de heer Ormel in dit kader is de rol van Nederland in het Europese krachtenveld. Hij heeft er een aantal aardige opmerkingen over gemaakt. Ik ben met hem van oordeel dat het de komende jaren ontzettend belangrijk is hoe je je positioneert op al die verschillende terreinen. Of het nu gaat om het hervormingsbeleid in Europa of de werking van het Stabiliteitspact, de positie ten aanzien van de millenniumontwikkelingsdoelen of het klimaat: van Nederland mag zoals altijd een actieve rol worden gevraagd. Dat onderstreep ik nogmaals.
Ik merk dat de discussie in Europa over het Groei- en Stabiliteitspact duidelijk aan het verschuiven is. Onder anderen de heer Ten Broeke heeft een opmerking over het sanctieregime gemaakt. Daarin kwam naar voren dat het niet alleen moet gaan over het cohesiefonds maar ook over de structuurfondsen. Het is van enorme betekenis dat in Europa nu eindelijk conclusies worden getrokken ten aanzien van de vraag waarom het is misgegaan en wat er verbeterd moet worden. Mevrouw Peters gaf er een korte opsomming van. Het begint met het hanteren van de juiste statistieken. Dat raakt bijvoorbeeld aan de bevoegdheden van Eurostat. Je moet weten wat er in landen gebeurt. Eurostat zal bevoegdheden moeten hebben om achter de cijfers te duiken. Wat er in Griekenland is gebeurd zal echt een les moeten zijn. Verder gaat het om de begrotingsregels en de sancties die kunnen worden gehanteerd. Er zijn nog meer dingen te noemen, zoals de nationale soevereiniteit in samenhang met het begrotingsbeleid. De benadering van de heer Ten Broeke sprak mij wel aan. In principe is het een nationale bevoegdheid, maar je moet er voor uitkijken dat daar te snel in wordt getreden. Ik heb eerder het volgende voorbeeld genoemd. Toen de crisis uitbrak, eiste de Europese Commissie ineens van ons dat wij 1,5% aan stimuleringsmaatregelen moesten besteden. Ik heb steeds gezegd dat ik dat een onzinnige eis vind, omdat de situatie per land verschilt. De werkloosheid verschilt per land, het inflatieniveau verschilt per land en de financiële sector verschilt per land. Je moet daarin dus ook een zekere flexibiliteit hebben. Stel dat in het genoemde voorbeeld in de nationale soevereiniteit zou zijn getreden, dan zou Europa te ver kunnen gaan. Ik vind wel dat die algemene redenering een stevige voetnoot behoeft, namelijk ten aanzien van die landen die er een potje van maken. Dat is de les die wij kunnen trekken uit de affaire Griekenland. In het verleden zijn er dingen misgelopen. Als een land zelf te weinig doet aan budgettaire discipline en te weinig wil doen aan hervormingsbeleid waardoor het land risico's op gaat leveren – zie wat er gebeurt met de euro – moet je waarschuwingen kunnen geven. Het kabinet is demissionair, dus ik ben mij bewust van mijn rol, maar ik vind wel dat de algemene lijn nationale soevereiniteit moet zijn. Bij landen die in de gevarenzone zitten mag je best even bekijken hoe het ermee zit om erger te voorkomen. Ik heb liever dat je in het voortraject al weet wat er gebeurt, zodat je nog tijdig signalen kunt afgeven, dan dat je zaken op hun beloop laat om vervolgens in het sanctiemechanisme terecht te komen. Ik ben benieuwd hoe deze commissie daar zelf over denkt en spreekt. Zelf zou ik graag willen dat ten aanzien van de landen die problemen veroorzaken een instrumentarium wordt gehanteerd. Als je dat niet gezamenlijk doet, kom je jezelf tegen en is de schade waarschijnlijk veel groter.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Op zich volg en steun ik zeker de algemene lijn van de minister-president. Ik heb er een probleem mee dat, als ik de geannoteerde agenda lees, er al heel concrete voorstellen liggen, bijvoorbeeld wat de volgorde betreft. Eerst zou de begroting naar de Europese Commissie moeten gaan, daarna naar het nationale parlement. De Nederlandse regering moet echter een heel stevige inzet plegen en zeggen: nee, niet deze volgorde! Aangezien het concrete voorstellen betreft, wil ik dat de minister-president daar heel concreet op ingaat en zegt wat wel en wat niet kan. Ik vind het lastig dat de bal nu weer terug wordt gelegd. Uit mijn bijdrage is helder gebleken wat wij niet willen en dit wordt ook de insteek als de concrete maatregelen besproken worden.
Minister Balkenende: Wij bevinden ons nu nog in een fase waarin alles in ogenschouw wordt genomen. Wat zijn de mogelijkheden? Wij hebben gesproken over de bevoegdheden van Eurostat, over de nationale begrotingsregels, over het informeren van de Commissie en over sancties. Alles is nog in beweging. De Van Rompuy Groep is daar ook bij betrokken. Dat is immers een van de taken van dit orgaan. Aangezien je kenbaar moet maken wat landen doen, heb ik er niet zoveel moeite mee dat ook de Commissie op de hoogte wordt gesteld. Dat heeft gewoon te maken met de informatie die je op een gegeven moment moet geven. In Nederland gaat het als volgt: in maart en april praten wij al over het begrotingskader voor het jaar daarop. Dan wordt de Kamer nog helemaal niet ingelicht. Dat gebeurt pas bij de presentatie van de begrotingsstukken. In het voorjaar wordt er over het uitgavenkader gesproken en het lastenbeeld komt in augustus aan de orde. Dat is de reguliere methode. Het resultaat wordt op Prinsjesdag gepresenteerd. Als de eis zou worden gesteld dat er niets naar de Europese Commissie mag, omdat het nog in de vertrouwelijke sfeer zit en met globale voornemens te maken heeft, moeten wij het hele begrotingsproces in Nederland anders gaan organiseren. Dit betekent dat wij de voornemens die wij pas op Prinsjesdag presenteren, in het voorjaar al kenbaar zouden moeten maken aan de Kamer. Dat kan natuurlijk gewoonweg niet. Wat aan de Commissie wordt gemeld, is niet meer dan een indicatie van de manier waarop je de zaak op orde wilt brengen. Daar heb ik niet het grootste probleem mee. U hebt een punt als het gaat om bevoegdheden om te interveniëren. Dat is een andere kwestie. Als het een land betreft – zo zeg ik tegen de heer Ten Broeke – dat er een potje van maakt, maak ik nadrukkelijk de aantekening: hoe eerder hoe beter. Als er namelijk schade ontstaat, hebben anderen er last van. Dat is de les van Griekenland. De Europese Commissie informeren over de dingen waarmee je bezig bent, vind ik geen probleem. Dat heeft niets te maken met bevoegdheden. Langs die lijn kan dus worden geopereerd. Ik zal morgen mijn oren gespitst houden in het debat tussen de Europese lidstaten over de bevoegdheidsstructuur. Dat lijkt mij het beste. De kern is: laat zo veel mogelijk aan landen over, maar als er problemen ontstaan, kunnen wij niet scherp genoeg zijn, ook ter voorkoming van ellende voor anderen.
De heer Ormel (CDA): In hoeverre speelt hierbij mee dat morgen een vergadering is van alle lidstaten van de Europese Unie, maar dat niet alle lidstaten van de Europese Unie tot de eurozone behoren? In hoeverre speelt dat mee in de discussie die morgen plaatsvindt?
Minister Balkenende: Dat is een goed punt. Ik heb veel contact met Angela Merkel en heb haar nog in het weekend gebeld om aan te geven dat ik niets voel voor een «economic government» in relatie tot de leden van de eurogroep. Dat is mijn vaste overtuiging. In de eerste plaats bevalt mij de term «economic government» niet. «Economic governance» vind ik een andere term. Dat heeft te maken met afstemming. Je moet niet alleen kijken naar de zestien landen, maar naar het hele gebied van de EU. Je kunt wel zeggen dat een land als het Verenigd Koninkrijk dan even niet meedoet, maar wat daar gebeurt, is natuurlijk van buitengewoon grote betekenis voor Europa. Kortom: je moet geen splitsing krijgen tussen de eurogroep en de anderen. Je moet de verantwoordelijkheidsstructuur, zoals neergelegd in het Verdrag van Lissabon, respecteren. Toen de financiële crisis uitbrak, moesten wij met elkaar spreken over de depositogaranties en hebben wij ons afgevraagd hoe wij de bankensector kunnen stimuleren en ondersteunen. Wat het macro-economische beleid betreft, zeg ik daarom: laat er maar afstemming plaatsvinden! Dat is niet alleen iets van de zestien en daarom was ik wel gelukkig met wat er gisteren in Berlijn is gebeurd. Toen is geen keuze gemaakt voor de zestien, wat aanvankelijk wel degelijk een intentie van Frankrijk was. Dat vind ik de winst van die discussie.
De heer Ten Broeke (VVD): Ik wil twee dingen scherp stellen. Nogmaals: ik vind het goed dat die structuurfondsen inzet zullen zijn van de Nederlandse regering. Hoe groot schat de premier echter de kans in dat dit idee ook wordt overgenomen? Wij kunnen wachten totdat na zeven jaar het meerjarenplan van de begroting wordt besproken, maar dan moet Nederland daar weer zelf mee komen. Het zou veel beter zijn als dit idee wordt overgenomen door de Commissie en dat het een onderdeel vormt van de voorstellen.
Mijn tweede vraag sluit daarop aan. Als het gaat om die begrotingen, kun je democratie niet vervangen door technocratie. Is de minister-president er inderdaad voorstander van dat vooraf geen inhoudelijke controle door Brussel op de begrotingen zal plaatsvinden, tenzij lidstaten aantoonbaar uit de pas lopen en ook niet aantoonbaar kunnen aangeven hoe men weer in het gelid terugkeert? Op dat moment verlies je dus wel een beetje je recht van spreken, als je tegelijkertijd lid wilt blijven van die exclusieve club.
Minister Balkenende: Wat het laatste betreft is het een combinatie van twee vormen van transparanties, namelijk dat je zelf weet wat er gebeurt en dat de Europese Commissie weet wat er gebeurt. Die combinatie laat de bevoegdheid onverlet, terwijl je toch weet wat er gebeurt. Ik vind het wel heel terecht dat de landen die in de gevarenzone zitten en die op een gegeven moment problemen zouden kunnen veroorzaken, te maken krijgen met een zwaarder regime. Dat is de lijn die de heer Ten Broeke volgt en daar sta ik achter.
Dan kom ik bij het punt van de structuurfondsen. In de discussies van de laatste tijd heb ik de structuurfondsen zelf steeds naar voren gebracht. Ik merk dat er bij meerdere lidstaten aandacht voor bestaat. Dat geldt voor Duitsland, maar ook voor andere landen, omdat men inziet dat er behoefte is aan een effectief sanctiemechanisme. De tijd waarin het Stabiliteits- en Groeipact een beetje werd weggerelativeerd is voorbij. In de discussies die ik destijds heb gevoerd met voormalig bondskanselier Schröder en voormalig president Chirac werd het pact in feite gerelativeerd. We hebben nu een totaal ander speelveld. Dat is momenteel de winst van de discussie, hoe moeilijk het allemaal ook is. Je merkt dus ook dat er nadrukkelijk naar sancties wordt gekeken. Wat de cohesiefondsen betreft zijn die nu al mogelijk en ik proef dat er duidelijk beweging zit op het gebied van de structuurfondsen. Ik weet hoe hierover in de Kamer wordt gedacht, dus dat standpunt zal ik blijven uitdragen. Ik zal mezelf hierover nog nader verstaan met de voorzitter van de Europese Commissie. Mijn inschatting is dat het absoluut die kant uit zal gaan. Zolang ik nog verantwoordelijkheid draag, zal ik dat standpunt naar voren blijven brengen, omdat het een heel goed punt is.
Dat raakt aan een ander punt ten aanzien van de sancties, namelijk het ontnemen van stemrecht. Die gedachte moet nadrukkelijk in ogenschouw worden genomen, omdat het een instrument is waarmee je tegen bepaalde landen kunt zeggen: u maakt er een potje van, dus u hebt even niets te zeggen. In de Van Rompuy Groep komt deze zaak aan de orde. Ik heb daar een positief gevoel bij, maar je moet wel precies kijken wat de consequenties zijn. Als onderdeel van het zoeken naar een instrumentarium om de sancties handen en voeten te geven, is het wel degelijk een optie die nader verkend zou moeten worden in de Van Rompuy Groep. Uiteraard wordt er ook met de Kamer nader over gesproken.
Door de heer Ormel is het punt van de bankenbelasting naar voren gebracht. Wat dit betreft lopen wij tegen een paar problemen aan. Door meerdere landen is gezegd dat banken geacht worden veel aan kredietverlening te doen. De vraag is wat de consequenties zijn van het invoeren van zowel Basel III als een bankenheffing en mogelijk nog andere eisen. Tegelijkertijd weten wij dat de bankwereld beter zal moeten functioneren. Je kunt niet zonder Basel III. Bij de bankenbelasting moet je bovendien kijken naar het level playing field. De Nederlandse regering vindt het wenselijk om deze zaak op het niveau van de G20 aan te pakken. Als je dit namelijk geïsoleerd in Europa zou doen, moet je wel heel goed weten wat de consequenties zijn. Ik zeg ronduit dat ik zelf aarzeling heb om de zaak puur tot Europa te beperken. Bij een mondiaal opererende financiële sector kan dit grote consequenties hebben. De vraag is of je daarmee zoveel opschiet. Kortom: de bankenheffing is een kwestie van onderlinge afstemming. De grondhouding is positief, maar je moet wel goed weten waarover belasting wordt geheven, wat met de financiële middelen wordt gedaan en wat de effecten van de heffing zijn. Er kleven bezwaren aan het louter voor een Europees spoor kiezen. Ook op de bijeenkomst van de ministers van Financiën ter voorbereiding van Toronto is gebleken dat het niet eenvoudig ligt. Mijn Canadese collega Stephen Harper zegt: onze bankensector heeft geen problemen en is niet in verkeerd vaarwater terechtgekomen, waarom krijgen wij dan zo'n heffing opgelegd? Dat kan Harper gewoon niet uitleggen. In de Verenigde Staten is het sentiment anders. De vraag is hoe je kunt werken aan een oplossing die niet contraproductief werkt. Dat zal de uitdaging van Toronto zijn. Ik zal ook bekijken wat hierover in de Europese Raad wordt gezegd. Mijn algemene boodschap is: doe het op een verstandige manier. Dat is al ingewikkeld zat.
De voorzitter: De heer Van Dam en mevrouw Peters willen u daarover een vraag stellen. Ik verzoek hen dit direct na elkaar te doen.
De heer Van Dam (PvdA): ik vraag mij af wat de woorden van de minister-president betekenen voor zijn opstelling ten aanzien van Raadsconclusie 16. Daarin wordt vrij stevig neergezet dat de Europese Raad van mening is dat een bankenheffing moet worden geïntroduceerd.
Mevrouw Peters (GroenLinks): Ik heb een aanvulling op de vraag van de heer Van Dam: hoe verhoudt zich deze positie tot de aankondiging van Duitsland om in ieder geval unilateraal te opereren? Ik maak toch een andere inschatting dan de minister-president, die meent dat wij niets te winnen hebben, ook niet bij een EU-bankentaks. Onze economie en financiële sector zijn veel meer dan bijvoorbeeld de Amerikaanse direct afhankelijk van de banken. Wij hebben gezien dat de banken zich als grootste profiteurs hebben getoond van de noodhulp die wij aan de banken hebben gegeven. Zij zijn gewoon overgegaan tot het dumpen van de obligaties. Er is alle reden om hierop Europese maatregelen te nemen.
Minister Balkenende: In algemene zin is de intentie ten aanzien van een bankenheffing positief. Dat geldt ook voor de Nederlandse regering. In Raadsconclusie 16 wordt echter gesproken over een level playing field. Als je een heffing invoert, moet je dus rekening houden met de effecten, omdat de financiële markten mondiaal zijn. Dat is niet onbelangrijk.
Mevrouw Peters spreekt over unilaterale stappen. De Kamer heeft een motie aangenomen over naked short selling. Het kabinet gaat de AFM op dit punt om advies vragen. Met het bekijken van de effecten hebben wij dus gedaan wat wij behoren te doen. In de algemene discussie wordt echter ook opgemerkt: let erop dat je een gemeenschappelijke strategie voert ten aanzien van dit soort onderwerpen. Unilaterale stappen kunnen wel symbolische werking hebben, maar de vraag is of het dan zoveel uitmaakt. Bij alles waar wij tegen aanlopen, gaat het er mij om of je stappen kunt zetten die echt geloofwaardig zijn. Kortom: er is breed draagvlak aanwezig voor een bankenheffing, maar als je de zaak gaat introduceren, doe het dan op een verstandige manier: heb oog voor het level playing field en pas op voor contraproductieve effecten. De unilaterale maatregelen van Duitsland ten aanzien van naked short selling zijn het land, op grond van de feitelijke uitwerking en de reële betekenis van zulke maatregelen, op kritiek komen te staan. Daar moeten wij oog voor hebben.
Overigens raken de punten die door de Kamerleden worden genoemd, waaronder Raadsconclusie 16, natuurlijk aan de opstelling van de Europese Unie op de G20. Voorafgaand aan de G20 hebben wij altijd een bijeenkomst. Soms is dat in het kader van een reguliere Europese Raad en soms gaat dat via afzonderlijke sessies. Dan wordt bekeken of de leden van de Europese Unie een gezamenlijke positie kunnen innemen. De conclusies die wij nu bespreken, zijn dus zo belangrijk, omdat zij in Toronto zullen worden ingebracht.
De heer Van Dam noemde het onderwerp nationale soevereiniteit. Volgens hem mag je wel opmerkingen maken over de omvang van de begroting, maar niet over de inhoud. Dat is maar de vraag. Aangezien er hervormd moet worden – dat is toch het wezen van het rapport-González en het zit in de EU 2020-strategie besloten – is de vraag of je zomaar kunt zeggen: de inhoud doet niet ter zake. Ik neem als voorbeeld de situatie in Griekenland. Hierover heb ik een discussie gevoerd met de heer Van Bommel. Hij stelde dat wij ons niet moeten bemoeien met het beleid dat in Griekenland wordt gevoerd. De verhoging van de pensioenleeftijd van 53 jaar naar 65 jaar is echter gewoon afgedwongen door het IMF en de Europese landen! Dat is overigens maar goed ook, want er moeten dingen gebeuren. Kortom: ik ben er zelf een beetje beducht voor om te zeggen dat je nooit over de inhoud mag praten, maar alleen over de omvang van de maatregel. Als een land zijn overheidsfinanciën op orde wil krijgen via enorme lastenverzwaring, terwijl andere landen hervormingen doorvoeren, is de vraag of dat de goede lijn is. Ik relativeer een beetje het punt van de heer Van Dam over de inhoud. Ik weet namelijk dat de conditionaliteit, die geldt ten aanzien van het IMF, dat met de Europese Unie samenwerkt, zich wel doorzet. Zie bijvoorbeeld wat er in Hongarije en Ierland is gebeurd. Daarbij gaat het om inhoud en dus om meer dan alleen de omvang.
De heer Van Dam (PvdA): Nu noemt de minister-president wel landen die al onderuit zijn gegaan. Hierbij gaat het echter om de coördinatie in Europees verband. De vraag hoe je binnen de grenzen van het Stabiliteits- en Groeipact blijft, behoort tot het terrein van de nationale soevereiniteit. Of je dat links- of rechtsom doet, moet een nationale overheid zelf bepalen.
Minister Balkenende: Ik ben consequent in mijn redenering. Dit punt raakt aan een discussie die we eerder hebben gevoerd. Die hoef ik niet te herhalen. Je respecteert de nationale autonomie ten aanzien van begrotingen. Er is reden daarop een uitzondering te maken, wanneer landen in de problemen zitten of dreigen te komen. Dan mag je op een gegeven moment wel eisen stellen.
Dan kom ik bij de doelstellingen die gelden ten aanzien van de EU 2020-strategie. Daarmee zitten we al een beetje op sociaal-economisch terrein. Het betreft de aandacht die de Kamer heeft gevraagd voor het thema onderwijs en sociale inclusie. De heer Ten Broeke is daar kritisch over en had die onderwerpen er liever buiten gehouden. Hij kiest liever voor een beperkte strategie en een beperkt aantal doelstellingen. Ten aanzien van onderwijs heeft de regering in ieder geval geen grote problemen. Het is van belang dat wij juist dat punt meenemen. Wat sociale inclusie betreft is het thema armoede te beperkt. Ik ben gelukkig met het feit dat er in ieder geval gesproken is over een verbreding. Er wordt nadrukkelijk gesproken over de mogelijkheden om participatie te versterken. Daarmee is er sprake van een bredere doelstelling, waarin wij ons kunnen vinden. Wat nu wordt voorgesteld volgt het spoor van Nederland ten aanzien van het betrekken van mensen bij de arbeidsmarkt. Daar hebben wij dus geen problemen mee.
Wat IJsland betreft zijn er op het ogenblik twee trajecten. In het ene geval gaat het om de toetreding tot de Europese Unie op enig moment en in het andere geval om de onverkwikkelijk Icesave-affaire. Ik zal eerst het krachtenveld beschrijven. Het is van belang dat Nederland en Groot-Brittannië gemeenschappelijk blijven optrekken. Ik zou het betreuren als Nederland in een geïsoleerde positie terecht zou komen. Om die reden wordt er intensief gecommuniceerd. Dat is de afgelopen tijd gebeurd en dat zal moeten blijven gebeuren. Bij alles wat wij doen is het van belang dat wij de Europese Commissie aan onze zijde vinden, ook bij eventuele sancties of ingrepen. Dat is niet onbelangrijk. Je merkt dat er een breed draagvlak is om IJsland tot de Europese Unie te laten behoren. Er zijn een paar landen die grote moeite hebben met de afspraken met IJsland over Icesave. In dit verband is het niet onbelangrijk te vermelden dat IJsland zich niet heeft gehouden aan de afspraken in het kader van de Europese Economische Ruimte. Het naleven van de richtlijn inzake het depositogarantiestelsel is onderdeel van die verplichting. Dit vormt, ook voor Nederland, in feite het aanknopingspunt om te kunnen zeggen: wij spreken u aan op uw verantwoordelijkheid. Kortom: de Nederlandse regering blokkeert geen verdere gesprekken met IJsland, maar wij zullen wel op onze strepen staan ten aanzien van het nakomen van de verplichtingen. Er is dus ook sprake van een titel om in te grijpen. Het hele proces is omgeven met de nodige waarborgen en veto's. Wat dat betreft is er geen man overboord. Verre van dat zelfs, want er zijn genoeg mogelijkheden om hierop terug te komen. Voor ons is het zaak om steeds aan te geven wat de positie van Nederland en van Groot-Brittannië is. Wij hebben overigens de nodige mogelijkheden om te wijzen op het verband tussen het een en het ander. Ook dit heeft te maken met de geloofwaardigheid van het hele project. Die boodschap gericht aan IJsland is glashelder.
De heer Ten Broeke (VVD): De boodschap is volgens mij toch niet helemaal glashelder. Die boodschap had glashelder kunnen zijn, als wij vorig jaar zomer direct hadden gezegd dat wij helemaal niets opstarten, voordat wij die overeenkomst hebben. Dat hebben wij toen niet gedaan; wij hebben er destijds zelfs niet eens moeite voor gedaan om daarvoor een minister af te vaardigen. De hoge ambtenaren moesten het allemaal doen. Inmiddels zijn wij een jaar verder en komen wij weer in het bekende spel terecht, waarin wordt gezegd: weet u, het staat zelfs in de conclusies dat wij IJsland dit moeten bieden, want dan trekt het toptalent daar niet weg! Dit zijn allemaal bizarre redeneringen die voortdurend door Europa worden opgehangen om goed te praten wat toch zal moeten gebeuren, namelijk dat Nederland door de pomp moet gaan. Minister Verhagen zei eerder deze week, wat mij betreft terecht, dat er nog 147 mogelijkheden zijn om door de pomp en door de knieën te gaan. Ik wil weten welke garantie de regering biedt aan de Nederlandse belastingbetaler die de overeenkomst te goeder trouw heeft gesloten, zodat er in het geval van de onderhandelingen met IJsland die wij kennelijk niet meer kunnen terugdraaien, geen hoofdstukken worden geopend dan wel gesloten, voordat die leenovereenkomst er is.
Minister Balkenende: Wij moeten niet willen, maar dat zegt u ook niet, dat wij op het gebied van een mogelijke toetreding van IJsland tot de Europese Unie in een geïsoleerde positie terechtkomen. Je merkt nu bij iedereen dat de intentie positief is en ik heb geen behoefte om daaraan te tornen. Ons zakelijk belang is wel dat IJsland zijn verplichtingen nakomt. Dat is de essentie. Op het ogenblik is er een brief van Barnier aan IJsland gezonden en de Commissie zegt het oordeel van de ESA van 26 mei te onderschrijven. Dat is natuurlijk een buitengewoon belangrijke steun in de rug voor Nederland van de zijde van de Europese Commissie. Daarmee staat ook zwart op wit dat de Commissie volledig achter Nederland en het Verenigd Koninkrijk staat. Dat zijn geen dingen die zomaar op papier staan, maar daarmee wordt onderschreven dat IJsland zijn verplichtingen behoort na te komen. Daar kunnen wij ook in het verdere proces op terugkomen. Wanneer er hoofdstukken zullen worden geopend of gesloten, kun je altijd refereren aan het feit dat Nederland wil dat IJsland zijn verplichtingen nakomt. Wij hebben genoeg aanknopingspunten. Er is niets onomkeerbaars gebeurd, sterker nog: wij hebben de Commissie aan onze zijde. Dat vind ik een belangrijk punt in dit stadium.
De heer Van Dam (PvdA): De minister-president zegt elke keer dat Nederland niet in een geïsoleerde positie terecht moet komen. Ik neem aan dat hij daarmee bedoelt dat wij het starten van onderhandelingen nu niet moeten blokkeren. Ik mag toch aannemen dat de minister-president dezelfde helderheid hanteert als wij, namelijk dat het nakomen van die verplichtingen de absolute voorwaarde is om tot lidmaatschap te kunnen komen.
Minister Balkenende: Daarover laat ik geen enkel misverstand bestaan. Met «geïsoleerde positie» bedoel ik dat het riskant is als er dingen zouden gebeuren waardoor het VK en Nederland niet langer op eenzelfde lijn zitten. Dat hebben wij steeds geprobeerd te voorkomen. Wat uw opmerking over «hardheid» betreft: zoals u het formuleert sta ik daar vierkant achter.
Mevrouw Wiegman zei terecht dat er een verschil is tussen IJsland en Servië, want het betreft een heel andere discussie. Bij Servië speelt het volgende: wij hebben nooit gezegd dat Mladic uitgeleverd zou moeten worden. Zo is het nooit geformuleerd. Het ging ons om het oordeel van het Joegoslavië-tribunaal, met name dat van Brammertz. Hij moest aangeven of er sprake was van bevredigende medewerking. Dat oordeel is nu door Brammertz gegeven, maar hij heeft wel zijn zorgen en is teleurgesteld over het feit dat bepaalde lieden nog niet vastzitten. Dat neemt echter niet weg – en dat was voor ons het cruciale punt – dat Brammertz heeft geconstateerd dat er van de kant van Servië medewerking wordt verleend. Dat was voor de minister van Buitenlandse Zaken reden om te zeggen: dan kan ik het verdere proces meemaken. Natuurlijk zullen we op het vinkentouw blijven zitten en oog blijven hebben voor de noodzaak om zaken te verplichten. Mocht blijken dat er op enig moment toch sprake is van hapering in het proces en van onwil van de kant van Servië, dan heeft dat absoluut gevolgen voor het verdere proces. Wij hebben ons gehouden aan wat wij steeds naar voren hebben gebracht: medewerking behoort er gewoon te zijn en als daar enige twijfel over bestaat, is dat reden voor ons om zaken tegen te houden. Nu Brammertz in algemene zin zijn oordeel heeft gegeven over de medewerking van Servië, kunnen wij verder. Dat heeft de minister van Buitenlandse Zaken ook aangegeven. Gedurende het proces zijn er bovendien genoeg waarborgen om op de rem te trappen als daar aanleiding voor is. Merkwaardig is wel dat er, onder andere door sommige media, wordt gezegd dat, omdat Mladic niet is uitgeleverd, het proces niet verder zou kunnen. Zo ver is de Nederlandse regering echter nooit gegaan.
Mevrouw Peters (GroenLinks): Ik herinner mij die discussies met minister Verhagen heel goed. De voorwaarde was volledige medewerking door de Servische autoriteiten met het tribunaal. Als je het rapport van Brammertz van december 2009 over de kwaliteit van medewerking, die toen als positief werd gekwalificeerd, en het oordeel in het, reeds uitgelekte, rapport van 18 juni, zoals dat zal worden gerapporteerd aan de VN-Veiligheidsraad, naast elkaar legt, zie je dat Brammertz negatiever en strenger is. Hoe verklaart de minister-president het dat, aangezien de voorwaarde volledige medewerking was, op basis van een slechter rapport wordt geconcludeerd het verzet op te geven? Dat verzet is een bittere pil die Nederlands steeds heeft geslikt. Het is toch niet voor niets geweest? Wij kunnen niet opgeven op het punt dat het slechter wordt.
Minister Balkenende: Dat wordt door Buitenlandse Zaken ietwat anders gewogen. Uit de toelichting die Brammertz afgelopen maandag in de RBZ op zijn rapport gaf, bleek dat hij nog steeds positief is over de samenwerking van Servië met het tribunaal. Servië heeft op alle vragen en verzoeken van Brammertz adequaat gereageerd. Dat is de kern van de conditionaliteit waaraan Nederland meer dan alle andere lidstaten en bijna geheel alleen heeft vastgehouden en blijft vasthouden. Brammertz is teleurgesteld over het feit dat de twee resterende gezochte mensen nog niet zijn opgepakt en daarom heeft hij aanvullende suggesties gedaan voor de opsporingsinspanningen. Die zal Servië naar verwachting ook overnemen. De intentie en de inspanningen zijn goed en de effectiviteit moet daarmee omhoog. In december rapporteert Brammertz weer en dan maakt de Europese Unie opnieuw de balans op. Er komen nog veel momenten waarop de conditionaliteit door ons wordt gehanteerd. Dat is het beeld bij Buitenlandse Zaken. De intenties van Servië worden gewaardeerd door Brammertz. Het is waar dat wij er nog niet zijn, maar er is absoluut vooruitgang geboekt ten opzichte van het verleden. Deze situatie is ook reden voor de minister van Buitenlandse Zaken geweest om er nu mee in te stemmen.
Mevrouw Peters (GroenLinks): Als Brammertz komende december weer met een rapportage komt, hoe is dan het traject van ratificatie van het Stabilisatieakkoord? Wanneer gaat u dat akkoord aan het parlement aanbieden? Ik wil namelijk inzicht hebben in de kwaliteit van de samenwerking op het gebied van de aanbevelingen, om een oordeel te kunnen vormen over wijsheid van ratificatie.
Minister Balkenende: Wanneer er aanknopingspunten zijn, gaan wij het reguliere traject in waarbij zaken op schrift worden gesteld, procedures worden gevolgd en zaken aan de Kamer worden gemeld. Het is evident dat dit zo snel mogelijk gaat. Als dat nodig is, zal ik in tweede termijn nog nader informatie geven over de precieze gang van zaken. Wat er nu gebeurt is niets anders dan wat er altijd gebeurt in deze omstandigheden.
De heer Van der Ham (D66): Op de vraag van mevrouw Peters zegt u dat Buitenlandse Zaken dat anders weegt. Hoewel er door Brammertz een aantal kritische opmerkingen zijn gemaakt en hoewel een aantal fracties stellen dat je de conclusie zou kunnen trekken dat het nieuwe rapport kritischer is dan het vorige rapport, gaat men nu toch over. Natuurlijk is er ruimte voor de minister van Buitenlandse Zaken om dat te wegen, maar de ruimte is wel beperkter als hij demissionair is. Aangezien wij van tevoren niet ons oordeel hebben kunnen geven over een rapport dat nog niet eens publiek is, hadden de minister-president en de minister van Buitenlandse Zaken wellicht voorzichtiger moeten zijn in hun afweging om toch weer door te gaan in de fuik in de richting van toetreding van Servië.
Minister Balkenende: Dat bestrijd ik. Wij hebben steeds een vaste lijn gevolgd wat betreft de manier waarop de medewerking van Servië moet worden geduid. Die lijn is altijd geweest dat er reden is om op de rem te gaan staan als Brammertz twijfels heeft over de medewerking. Zo is het steeds gegaan. Op een gegeven moment hebben wij geconstateerd dat Brammertz vooruitgang signaleerde, maar dat het niet voldoende was. Toen zijn er bepaalde signalen afgegeven aan Servië, maar nog niet zoals nu gebeurt. Nu zitten wij in een fase waarin Brammertz constateert dat er wél sprake is van bevredigende medewerking. Dat oordeel van Brammertz is voor ons reden geweest om te zeggen: oké, dan kunnen wij de volgende stap zetten. Dat is echter nog niet het eind van de rit. Er zijn de komende periode nog genoeg momenten om daarop terug te komen, wanneer Brammertz opnieuw zal duiden of wij de procedure met Servië ingaan. Kortom: wat de minister van Buitenlandse Zaken namens de Nederlandse regering heeft gedaan, ligt in het verlengde van hetgeen eerder met de Kamer is gedeeld, namelijk dat de opstelling van Brammertz doorslaggevend is.
De heer Van der Ham (D66): Het gaat mij vooral om de procedure. Er ligt een rapport dat nog niet openbaar is. Het is wel uitgelekt, maar wij moeten ons uiteindelijk toch baseren op officiële gegevens. Op zo’n cruciaal moment in dat onderhandelingstraject wordt er gezegd: wij kunnen door. Je kunt echter twijfels uiten over het wegen van argumenten tegen Servië. Bovendien, zodra er een handtekening onder dit akkoord is gezet, kun je het niet meer herroepen. Je bent dan echt een stap verder. Het was wellicht zuiverder geweest om in ieder geval dit debat af te wachten voordat zo’n uitspraak wordt gedaan door een minister van Buitenlandse Zaken, zeker gezien zijn demissionaire status.
Minister Balkenende: Wij zijn met elkaar een proces ingegaan waarbij Nederland het meest kritische lid van de Europese Unie is. Dat weet de heer Van der Ham ook wel. Voor ons is echter niet de uitlevering van Mladic doorslaggevend, maar de medewerking van Servië. Op basis van het oordeel van Brammertz zeggen wij nu «ja» tegen deze stap in dit stadium. Er zijn echter nog de nodige dingen die gedaan moeten worden. Er zitten acht sloten op de deur. Wij hebben te maken met een besluit over het ter goedkeuring voorleggen van deze Stabilisatie- en Associatieovereenkomst aan de 27 nationale parlementen en het ratificatieproces van de SAO. Daarop volgt het besluit om de lidmaatschapsaanvraag aan de Commissie door te zenden voor een avis. Als derde volgt het besluit tot verlening van een kandidaatstatus. Als vierde volgt het besluit tot openen van de toetredingsonderhandelingen, als vijfde het voldoen aan de openingsijkpunten van 33 onderhandelingshoofdstukken, als zesde het voldoen aan de sluitingsijkpunten van 33 onderhandelingshoofdstukken en als zevende het besluit afronding toetredingsonderhandelingen. De achtste en laatste fase betreft de goedkeuring van het toetredingsverdrag. Wij hebben dus zat mogelijkheden om in de gaten te houden wat er vastligt. Als de heer Van der Ham nu de conclusie trekt dat wij dit niet hadden moeten doen – dat vloeit feitelijk uit zijn woorden voort – zou ik dat zeer betreuren. Het zou voor de positie van Nederland niet goed zijn en het doet geen recht aan hetgeen wij hebben gezegd over Brammertz en de zijnen. De minister van Buitenlandse Zaken heeft gehandeld conform hetgeen ook met de Kamer in het verleden is afgesproken. Juist vanwege onze demissionaire status, die wij ons heel goed realiseren, heeft de minister op goede gronden gezegd dat wij akkoord kunnen gaan. Wij weten immers dat er nog acht sloten op de deur zitten en dat er nog nadere rapportages van Brammertz zullen volgen. Er zitten genoeg waarborgen in het systeem. Als de heer Van der Ham vindt dat de minister van Buitenlandse Zaken te ver is gegaan, betreur ik dat zeer. Ik hoop niet dat hij dat ook echt vindt.
Hoe zit het nu met het verdere traject wat betreft de ratificatie van de SAO? De regering zal de SAO aan het parlement voorleggen conform de normale procedure. Wij stellen nu eerst een memorie van toelichting op en leggen de tekst van de SAO en de memorie van toelichting voor aan de Raad van State. Wij stellen vervolgens een memorie van antwoord op en leggen dat geheel voor aan de Kamer. Daarover kan worden gesproken met het nieuwe kabinet, maar in beginsel vindt dit alles nog dit najaar plaats. Ik weet niet wanneer er een nieuw kabinet zit. Ik heb al de datum van 1 juli gehoord, maar dat moeten wij even afwachten. Er zal in ieder geval met de Kamer over worden gesproken. Die kan dan in alle vrijheid besluiten wat zij met de SAO wil doen. Ten aanzien van de rechten van de Kamer is er in zijn geheel niets aan de hand. Als de Kamer zegt dat de minister niet zo ver had mogen gaan, hoor ik dat wel; ik zou dat echter niet verstandig vinden.
Dan kom ik bij een vraag van de heer Ormel over de EDEO. Mevrouw Ashton spreekt hierover met het Europees Parlement, dat advies moet uitbrengen. Het gaat nog over twee punten. Op de eerste plaats betreft het de ophanging van de EDEO naast de Commissie in plaats van dat deze dienst er onderdeel van uitmaakt. Ten tweede betreft het de rol van de commissaris van Ontwikkelingssamenwerking ten opzichte van de EDEO. Nederland hoopt dat, in het geval van overeenstemming, de raad van 26 juli a.s. het besluit zal kunnen vaststellen.
Mevrouw Wiegman bracht de millenniumontwikkelingsdoelen ter sprake. Ik ben blij dat zij dit onderwerp noemt. Wij zitten nu in het geweld van financieel-economische ontwikkelingen. Nederland heeft steeds gezegd dat je de verschillende crises in onderlinge samenhang moet zien. Laten wij ook niet de MDG's, zaken rondom de positie van de armsten in de wereld, vergeten. Op sommige terreinen wordt vooruitgang geboekt en op andere loopt het nog niet goed. Mevrouw Wiegman heeft ook gesproken over de verplichting van landen om zich te houden aan het doel van 0,7%. Om dat te bereiken is in Europa een tijdspad afgesproken. Kortom: het is terecht dat mevrouw Wiegman voor dit punt aandacht heeft gevraagd en Nederland zal hier steeds op blijven attenderen.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Mijn punt daarbij was dat Nederland niet alleen moet hameren op die 0,7%, maar ook aandacht moet hebben voor goede werkafspraken en een goede taakverdeling. Het gaat erom dat niet alle landen hun eigen ding doen met al die verschillende millenniumdoelstellingen, maar vooral die dingen doen waar zij goed in zijn. Ik kan mij voorstellen dat Nederland zich vooral inzet op bijvoorbeeld het gebied van drinkwater en sanitatie.
Minister Balkenende: In de praktijk gebeurt dat natuurlijk al regelmatig, want er zijn specialisaties. Op zichzelf deel ik uw punt dat, als je met een inspanning komt, je dat op een verstandige manier moet doen. Dat heeft ook te maken met de geloofwaardigheid van dit alles. Als er aanleiding toe is, zal ik er tijdens de discussie morgen aandacht voor vragen.
Wat betreft het onderwerp klimaat is er gesproken over de erfenis van Kopenhagen. Wij hadden graag meer gezien. Ik heb al eerder gezegd dat het ook mij niet plezierig voorkwam dat Wen Jiabao en Obama uiteindelijk zo druk met elkaar gingen praten, terwijl Europa juist in het voortraject heel veel had gedaan. Europa heeft namelijk een aantal dingen wel goed gedaan. Ik heb al eerder aangegeven dat de financiering van het klimaatbeleid zonder Europa op niets uitgelopen zou zijn. Er zal echter nog veel gedaan moeten worden. Ik merk dat het doel om te komen tot een bindende overeenkomst onder druk staat. Dat blijft heel lastig. Niettemin dringt Nederland er wel steeds met andere landen op aan om te werken aan een bindende overeenkomst. Zal het lukken in Cancún? De voortekenen zijn niet gunstig. Er wordt nu gesproken van «het zetten van concrete stappen met landen die van goede wil zijn». Als je echt wilt komen tot zaken als een emissiehandelssysteem en de verhandelbaarheid van rechten, heb je wel mondiale afspraken nodig. Dat is uiteindelijk het falen van Kopenhagen geweest en dat is zeer te betreuren, maar wij gaan onverminderd door met onze eigen inzet. Mevrouw Peters komt met een appel, wat ik zeer goed versta. Op dit punt heeft het nieuwe kabinet straks veel werk om zaken die zij naar voren heeft gebracht, ook internationaal aan de orde te stellen. Zoals het op het ogenblik gaat, kan het niet blijven. Wij proberen er vanuit Nederland alles aan toe doen dat er wel stappen worden gezet. Op dit moment zijn er echter de nodige problemen. Destijds hebben wij gezegd dat Obama niet veel verder kan gaan, omdat hij vastzit aan het Congres. Op het ogenblik constateer ik nog te weinig voortgang. Wij zijn zeer afhankelijk van medewerking van het Verre Oosten. Een land als China wil wel de nodige dingen doen, maar op basis van eigen keuzes. China wil de zaak niet weer koppelen aan internationale verplichtingen. Uiteindelijk zullen wij die verplichtingen echter met elkaar aan moeten gaan, omdat je anders toch problemen krijgt. Dat zal de uitdaging zijn waaraan de komende tijd wordt gewerkt. Als dit punt morgen aan de orde komt, zal ik opnieuw wijzen op de adviezen van het Nederlandse parlement en ook zeggen hoezeer wij hechten aan het zetten van stappen die wél geloofwaardig zijn. Wij zijn er immers nog lang niet.
Mevrouw Peters (GroenLinks): Mag ik de woorden van de minister-president zo opvatten dat hij dus niet op de rem zal trappen? In de brief is er echter sprake van dat Nederland om tactische redenen vindt dat Europa in de klimaatonderhandelingen nu zijn kaarten dicht tegen de borst moet houden. Ziet de minister-president een rol voor zich om juist vaart proberen te maken?
Minister Balkenende: De Nederlandse regering doet niet anders dan vaart maken. Het enige punt is dat, als je met elkaar mondiale afspraken maakt, Europa nu niet even zelfstandig wat dingen kan gaan doen, terwijl anderen zich aan hun verantwoordelijkheden onttrekken. Dat leidt namelijk tot problemen op het level playing field en bovendien krijg je een verschuiving van activiteiten van hier naar elders, omdat daar gemakkelijker wordt geacteerd. Je hebt te maken met een mondiale werkelijkheid op het gebied van klimaat, waarbij mondiale problemen om mondiale oplossingen vragen. Natuurlijk speelt ook de vraag of Europa moet kiezen voor een emissiereductie van 30%. Ik vind dat Europa voor 30% moet kiezen, maar wel in samenspel met anderen. Dat kan niet zomaar een eenzijdige stap zijn. Als die namelijk leidt tot de verschuiving van productieactiviteit, kun je daaraan buitengewoon negatieve consequenties overhouden. Dat moet je niet willen, maar dat heb ik hier al vaker tegen mevrouw Peters gezegd.
Het volgende onderwerp is Iran. Ik weet even niet hoe ver het debat zal gaan. Hoe zit het met de sancties van Europa in relatie tot de VN? Dit is een complexe zaak. Wij willen dat er geloofwaardig wordt geacteerd in de richting van Iran. De heer Van Dam heeft gezegd: let op wat de mondiale hoofdrolspelers doen; pas op dat je niet te ver verwijderd raakt van het VN-proces, want soms heeft het trekken van gemeenschappelijke lijnen een grotere betekenis dan dat iedereen verdeeld is. Het is immers riskant om tegen elkaar te worden uitgespeeld. Ik knoop dat goed in mijn oren, want ik zie wel iets in zijn punt dat je moet kiezen voor een gelijkmatige opzet waarin de wereld niet verdeeld is, want dat is misschien wel wat Iran wil. Dus als je dingen doet, moeten ze effectief zijn. De heer Van Bommel waarschuwde voor de effecten voor de bevolking. Nederland heeft altijd gezegd dat je daar oog voor moet hebben, want je wilt immers het regime treffen en niet de mensen die lijden onder het systeem.
De heer Van Dam (PvdA): De minister-president mag van mij alles in zijn oren knopen of meenemen, maar de vraag is natuurlijk: wat gaat hij straks doen? Wat is de positie als het aan de orde komt? In de Raad Buitenlandse Zaken is ter voorbereiding al gesproken over een aanvullend sanctiepakket vanuit de EU. Mijn vraag was niet voor niets of het wel zo verstandig is om dat op dit moment te doen.
Minister Balkenende: Laat ik eerst nog even wat feitelijke informatie geven. Daar heeft de Kamer recht op, want er zijn de nodige opmerkingen gemaakt. Als eerste kom ik bij de vraag van de heer Ormel. Hoe zit het nu eigenlijk met de Europese Raad, wat voor akkoord komt daar uit en hoe zit het met de aanvullende en verdergaande maatregelen? De verwachting is dat de Europese Raad een verklaring zal aannemen, waarin de Raad Buitenlandse Zaken wordt gevraagd bij de volgende vergadering op 26 juli zowel wetgeving aan te nemen waarin de VNVR-resolutie wordt geïmplementeerd alsook aanvullende maatregelen te nemen. De ministers van Buitenlandse Zaken hebben die verklaring maandag jl. in voorbereiding genomen. Op basis daarvan verwacht ik niet dat lidstaten zich alsnog verzetten tegen de beoogde verdergaande aanvullende maatregelen. Die maatregelen waar de regering steeds voor is geweest, zullen betrekking hebben op onder andere handel, met name dual-use-goederen, verzekeringen van handelsstromen, de financiële dienstensector, de transportsector, met name de IRISL, en de energiesector.
De heer Van Dam heeft gevraagd welke effecten je creëert als de EU voor een alleingang kiest. De bedoeling is geenszins een alleingang, maar juist een level playing field te scheppen voor de Verenigde Staten, Europa, Japan, Australië en andere gelijkgezinde landen. Het zou onwenselijk zijn als de Europese Unie achterblijft bij partners en Europese landen of bedrijven de maatregelen van partners zouden uithollen. Het gaat daarbij om zaken, bijvoorbeeld financiële diensten en verzekeringen, waarvoor Iran vooral bij de VS, EU en Japan, enzovoorts, terecht moet. De kern blijft om de nucleaire ambities van Iran zo bij te sturen dat Iran zich aan de eisen van het Internationale Atoomagentschap houdt; daarom is het van belang de dual-use-goederen scherper te bekijken. Wat de opmerking van mevrouw Peters betreft: uiteraard zullen wij de Russische Federatie en China daarover spreken. Het aanbod tot dialoog blijft staan, het tweesporenbeleid blijft staan – dat weet Iran – en de druk zal moeten worden gehandhaafd.
Het CDA, de ChristenUnie en de VVD zijn voor aanvullende maatregelen en andere partijen zijn tegen. Dat is momenteel mijn beeld van de situatie en wij zullen er voorzichtig mee moeten omgaan. De verklaring van de Europese Raad gaat over aanvullende maatregelen. Nederland heeft dat ook steeds bepleit en naar voren gebracht. Nederland wil geen maatregelen om de maatregelen, maar om Iran ertoe te zetten het dialoogspoor te kiezen. Die drukt werkt, want niet toevallig vandaag, een dag voor de Europese Raad heeft Ahmadinejad gezegd de nucleaire besprekingen te willen hervatten. Het beeld van Buitenlandse Zaken is dat hij het besluit van de Europese Raad wil voorkomen. Iran blijft echter tweeslachtig. Ahmadinejad zegt namelijk tegelijk dat hij veel voorwaarden stelt en vandaag maakte Iran bekend weer een nieuwe onderzoeksreactor te gaan bouwen. Iran voelt dus de druk en probeert tijd te winnen.
De heer Van Dam (PvdA): Ik vraag de regering om een en ander in een brief uiteen te zetten, aangezien wij nog even hebben tot de volgende Raad Buitenlandse Zaken. Dan weten wij wat de concrete plannen, voornemens en voorstellen van de genoemde landen zijn en in hoeverre die aansluiten op het sanctiepakket dat wordt voorbereid voor de EU.
Minister Balkenende: Er zijn twee mogelijkheden. Wij kunnen een zelfstandige brief sturen, maar wij kunnen dit punt ook meenemen in de brief naar aanleiding van de Europese Raad.
De heer Van Dam (PvdA): Dat laatste is ook goed!
Minister Balkenende: De Kamer wordt in ieder geval geïnformeerd. Ik neem aan dat er morgen op de Europese Raad over wordt gesproken. Ik heb het verzoek goed verstaan. Wij zullen ervoor zorgen dat de Kamer tijdig wordt geïnformeerd. Hierover hebben wij volgende week trouwens nog een plenair debat.
De heer Ten Broeke (VVD): Dat is heel goed, maar ik geef twee suggesties mee voor die brief. Het is trouwens een beetje oneerlijk om hierover uitgebreid met de premier te praten, aangezien wij dat al ettelijke malen met de heer Verhagen hebben gedaan. Het zou echter goed zijn om toch even te kijken naar aanvullende sancties. De minister-president weet nu welke partijen ervoor waren en het moment lijkt mij meer dan rijp voor sancties. Mocht deze kwestie ter tafel komen, let dan eens op hetgeen Nederland zelf heeft gedaan, bijvoorbeeld door zijn havens voor de Iraanse staatsrederij te sluiten. Dat was een buitengewoon effectief middel, want de schepen kozen allemaal een andere route. Dat zou Europa ook kunnen doen. Bovendien hebben wij vorig jaar – ik herinner me een discussie met mevrouw Peters – gesproken over slimme sancties. Een voorbeeld daarvan is de Global Online Freedom Act, een initiatief dat in de Senaat van de Verenigde Staten is genomen. Er zijn ook Europarlementariërs die dat hebben willen doen, maar zij hebben niet het recht van initiatief. De Commissie zou dat wel kunnen doen. Wij wachten al een jaar op initiatief van haar kant. Als de minister-president nog eens heel specifiek op die twee punten in zou gaan, denk ik dat wij langzamerhand wat handen en voeten kunnen geven aan het verder aandraaien van de duimschroeven.
Minister Balkenende: De adviseurs van de minister van Buitenlandse Zaken zijn hier ook aanwezig. Van deze punten is goede nota genomen. Wij komen daarop terug in de brief of de informatie die de Kamer zal krijgen en dan kunnen wij het debat daarover hervatten.
Ik ben mevrouw Peters nog een antwoord schuldig over BP en de olieboringen op de Noordzee. Zij zegt dat dit eventueel ook bilateraal aangepakt kan worden. Het staat in ieder geval niet op de agenda. Ik kan mij voorstellen dat er op enig moment over gesproken zal worden. In dat geval zal ik er aandacht voor vragen. Mijn beeld is overigens wel dat de situatie in de Verenigde Staten niet dezelfde is als die in Europa en dat de technische eisen niet per se hetzelfde zijn. Ik zal mij daarover verder laten informeren. Ik heb echter ook deze opmerking goed in mijn oren geknoopt en mocht erover gesproken worden, zal ik de vraag van mevrouw Peters over hoe het zit met de veiligheid van installaties op de Noordzee en met de technische eisen, in ieder geval naar voren brengen.
Het onderwerp «Gaza» staat niet op de agenda, maar ik heb wel goede nota genomen van wat de heer Van der Ham daarover heeft gezegd. Ik laat het nu hierbij en ik zal zijn opmerkingen uiteraard overbrengen aan de minister van Buitenlandse Zaken.
De heer Van Bommel heeft de vraag gesteld of Estland van Nederland de euro mag invoeren. Hij vraagt zich af of dat nu wel opportuun is. Het antwoord daarop is bevestigend. Estland voldoet volgens de Commissie en de ECB aan de gestelde criteria. Estland heeft een zeer flexibele economie en – dat is ook belangrijk voor lidstaten die willen toetreden tot de Monetaire Unie – het is jarenlang succesvol geweest wat betreft de vaste wisselkoers ten opzichte van de euro. Bovendien heeft het land een zeer prudent budgettair beleid gevoerd, gezien de zeer lage schuld en het lage tekort. Het is dus opportuun als Estland toetreedt tot het eurogebied, want goed beleid mag beloond worden. Een pas op de plaats kan tegen die achtergrond niet aan de orde zijn.
De voorzitter: Er is nog ruimte voor een korte tweede termijn. Ik constateer dat er nog behoefte aan is.
De heer Ormel (CDA): Voorzitter. Ik bedank de minister-president voor de beantwoording. Ik heb nog twee kleine punten.
Ik heb een opmerking ten aanzien van de sanctiemogelijkheden en de rol van de Europese Commissie bij het inzien van begrotingen. In dat kader vraagt de minister-president in feite hoe ver wij kunnen gaan met landen die in de gevarenzone dreigen te komen. Dat vraagt om een nadere definitie van «dreigen te komen». Daar moet in Europees verband overeenstemming over komen. Er moet een duidelijke bandbreedte zijn en het moet duidelijk zijn dat het een definitie op hoofdlijnen zal zijn.
Wat Estland betreft ben ik het eens met de analyse van de minister-president. Het enige zorgpuntje ten aanzien van Estland zou de inflatie aldaar kunnen zijn, die wat hoger is dan in de rest van de eurozone. Graag verneem ik een reactie op deze punten.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Ik dank de minister-president voor alle antwoorden op de gestelde vragen. Ik ben op verschillende punten gerustgesteld. Ik onderstreep dat de begroting, wat de inmenging van de Europese Commissie betreft, een nationale bevoegdheid is en blijft. Natuurlijk moet de Europese Commissie er wel een indicatie van hebben hoe een land ervoor staat. Dit proces moet bovendien transparant zijn. Dat er uiteindelijk ook bepaalde sancties aan verbonden kunnen worden, heeft mijn hartelijke instemming.
Ik heb nog een enkele opmerking over de inzet ten aanzien van het klimaatakkoord. Ik moedig de regering aan om vooral vast te houden aan de 30%-eis. Juist het olielek in de Golf van Mexico is een heel gevoelig punt voor de Verenigde Staten, waarbij wij kunnen aanhaken. President Obama zegt nu immers zelf dat dit olielek de behoefte aan schone energie toont. Het betreft dus een belangrijk en actueel aangrijpingspunt om de klimaatonderhandelingen verder te brengen.
De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. Ik dank de minister-president voor de beantwoording en zeker ook voor de punten die hij allemaal heeft mee- en overgenomen als het gaat om het verder disciplineren in het kader van het Stabiliteits- en Groeipact. Dit zijn goede punten en wij zien uit naar de verdere ontwikkeling op die vlakken.
Wat IJsland betreft zou ik van de minister-president toch echt willen horen dat hij in elk geval toezegt dat geen enkel hoofdstuk, mochten er hoofdstukken worden geopend, wordt gesloten alvorens die overeenkomst er is. Dat betekent dat wij in ieder geval op dat vlak geen verdere stappen hoeven te verwachten. Wat Servië betreft heb ik de minister van Buitenlandse Zaken eerder hier toch echt horen zeggen dat er sprake moest zijn van «full compliance"; die hebben wij echter nog niet gezien. Het gaat dus niet om «adequate", het gaat niet om «sufficient» en het gaat niet om «improved, maar het gaat om «full compliance». Volgens mij is die er niet en dan moet je dus ook geen stap in de richting van Servië zetten.
De heer Van Dam (PvdA): Voorzitter. Ik dank de minister-president voor de beantwoording, zeker wat betreft de tussenrapportage van de Van Rompuy Groep. In de brief van de regering staat dat qua sanctiemogelijkheid in de eerste plaats gedacht wordt aan de structuurfondsen. Ik had de minister-president gevraagd in hoeverre dit dus betekent dat de regering nog andere sanctiemogelijkheden in zijn achterzak heeft. Dat neem ik tenminste aan, want anders was er voor een andere formulering gekozen.
Wat IJsland betreft ben ik tevreden met de beantwoording. Toch blijft bij mij het gevoel hangen dat wij moeten oppassen dat wij ons niet langzamerhand een proces in rommelen waarbij wij steeds een stapje verdergaan en waarbij elke keer hetzelfde argument op tafel komt, namelijk dat wij niet in een geïsoleerde positie willen terechtkomen en dat wij nu niet kunnen blokkeren, terwijl er ondertussen niets meer is dan slechts druk op IJsland om volledig mee te werken. Ik ben op zoek naar een manier om in alle scherpte neer te zetten dat er van lidmaatschap van IJsland geen sprake zal zijn, zolang het Icesave-probleem niet wordt weggewerkt. Ik vraag aan de minister-president op welke manier dat zou kunnen worden vastgelegd.
Mevrouw Peters (GroenLinks): Voorzitter. Ook ik dank de minister-president voor zijn antwoorden ten aanzien van de wenselijkheid van een EU-bankentaks. Ik hoorde de minister-president spreken over het belang van mondiale geloofwaardigheid in verband met een level playing field, voordat je tot invoering van zo'n taks overgaat. Ik heb een pleidooi van zijn kant gemist over de geloofwaardigheid naar de burgers toe. De belastingbetaler is opgedraaid voor het hulppakket aan de banken, die vervolgens weer gigantisch hebben geprofiteerd toen zij hun obligaties dumpten op de Europese markt. Dat is dubbel bloeden voor burgers ten gunste van de bankiers. Die geloofwaardigheid moet ook worden meegenomen wanneer over de bankentaks wordt nagedacht.
Wat BP betreft dank ik de minister-president voor zijn bereidwilligheid. Ik vraag hem echter net een stapje meer te zetten en niet af te wachten of iemand erover begint, maar er zelf mee te komen. Nederland heeft in dit verband meer dan de andere lidstaten een eigenbelang, namelijk honderden oude olieplatforms op de Noordzee. Ik verzoek de minister-president aan de orde te stellen of die normen geëvalueerd en zo nodig herzien moeten worden.
Ten slotte Servië: mijn fractie blijft het onbevredigend vinden dat de Kamer er eigenlijk geen goed inzicht in heeft of de samenwerking met het tribunaal wel zo volledig is als geëist mag worden. In de plenaire zaal zal ik straks op dit punt een motie indienen.
De heer Van der Ham (D66): Voorzitter. Ik dank de minister-president voor zijn toezegging om de motie met betrekking tot de reflectiegroep-González mee te geven aan de informateur.
Wat BP betreft zei ik al in de eerste termijn dat met name het Verenigd Koninkrijk niet van plan is om samen te gaan werken op dat soort punten. Ik hoop dus echt dat daarover in de marge gesproken kan worden. Ik spoor de minister-president aan om daartoe initiatief te nemen.
Bij Servië heb ik vooral een probleem met de volgtijdelijkheid. Het rapport is nog niet uit of er wordt al een conclusie getrokken, terwijl zo'n conclusie toch altijd een mate van subjectiviteit in zich heeft. Daarin had een grotere terughoudendheid moeten worden betracht.
Als laatste ga ik in op Cancún en de 30%-norm. In de nadagen van Bill Clinton, net een dag voordat Bush het van hem overnam, heeft Clinton nog even snel Kyoto getekend. Ik wil u, minister-president, niet zulke burgerlijke ongehoorzaamheid aanpraten, want het is zelfs uw bevoegdheid. Ik zou het echter mooi vinden als u, zeker gezien uw verleden samen met Tony Blair, waarbij u hebt gepleit voor een ambitieuze klimaatagenda binnen de Europese Unie, in uw nadagen als premier toch nog een prachtig verhaal over de 30%-norm zou houden; Europa moet namelijk meer doen dan afwachten wat Amerika doet. Dat is in Kopenhagen misgegaan en ik roep u op, nu u een beetje bevrijd bent van al die last, om dat binnen de Europese Unie te gaan doen.
Voorzitter: Ormel
De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Ik heb slechts een aanvullende vraag die is blijven liggen in eerste termijn. Het betreft de behoefte van Iran om nucleair materiaal te verwerven voor de gezondheidszorg. De regering beweert in de brief dat dit op de internationale markt te verkrijgen zou zijn. Toch meent mijn fractie dat er wereldwijd een tekort is, zeker gezien het feit dat de NRU-reactor in Canada en de HFR in Petten al enige tijd buiten bedrijf zijn. Ik verneem graag een reactie op dit punt; indien dat niet nu kan, dan later in de toegezegde brief dan wel het toegezegde verslag van de Europese Raad.
Voorzitter: Van Bommel
Minister Balkenende: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun opmerkingen in tweede termijn. Ik begin met de vraag van de heer Ormel over de sanctiemogelijkheden die de Europese Commissie heeft ten aanzien van landen die in moeilijkheden dreigen te komen. Daarbij is het moeilijk aan te geven wat de bandbreedte precies is. Landen zijn jaarlijks verplicht om aan te geven hoe ze ervoor staan. De landen die in moeilijkheden komen, omdat ze boven de 3% uitkomen, krijgen te maken met die bijzondere procedure. De techniek daarvan is bekend en die regel blijft gewoon bestaan. Wij zijn nu alleen op een ander speelveld terechtgekomen, omdat wij te maken hebben met heel hoge tekorten op grond van de financieel-economische ontwikkelingen. Het reguliere proces is echter dat men zich heeft te houden aan transparantie en moet aangeven hoe men ervoor staat. Wie buiten die normen komt, moet aangeven welke maatregelen hij neemt om de zaak «bij te plussen». Als wij die methode van werken hanteren, kunnen wij een heel eind komen. Het probleem waar wij nu in Griekenland voor staan, betreft de erfenis als gevolg van het gebrek aan transparantie en het niet serieus nemen van criteria. Die les hebben wij te trekken. Als iedereen zich aan de afspraken houdt, is er niet zoveel aan de hand, maar dat is juist het probleem. Mijn zorg is natuurlijk wel dat het veel te ver is gekomen. Op het gebied van hervormingen zullen landen dingen moeten gaan doen. Op dit moment is de prijs buitengewoon hoog, omdat alles samenvalt: een gebrek aan hervormingen, een gebrek aan aanpassing, financiële moeilijkheden en een labiele internationale economische situatie. Als men zich echter aan de afspraken houdt, komen zaken wel goed. Dat is mijn vaste overtuiging.
Wat het punt van de heer Van Ormel over de inflatie betreft: de inflatieontwikkeling is al meegenomen in de rapporten van de Europese Commissie en de ECB. Ik zie geen aanleiding om daar iets aan te doen, aangezien het een totaaloordeel betreft. De zorgen van de heer Ormel over het niveau snap ik heel goed, maar dit punt is onderdeel geweest van de totale overwegingen. Daar moet ik het nu even bij laten.
Mevrouw Wiegman heeft, wat betreft de Europese Commissie en haar bevoegdheden, het punt van de transparantie onderstreept. Daarmee ben ik het eens.
Ten aanzien van het klimaatakkoord en het vasthouden aan de 30%-norm is Nederland een van de landen die er elke keer weer voor zorgen dat die punten niet worden vergeten. Ik heb regelmatig conclusies moeten aanvallen, omdat de 30%-referentie weg was gevallen. Mevrouw Wiegman kan ervan verzekerd zijn dat wij daarmee doorgaan.
Wat de verschrikkelijke olievlek en de opmerking van Obama betreft: ik ben het met mevrouw Wiegman eens dat dit alles de behoefte aan schone energie etaleert. Op de lange termijn zullen wij schone energie moeten hebben. Momenteel zitten wij echter in een transitiefase, hoe je het ook wendt of keert. Voorlopig zullen wij nog te maken hebben met kolencentrales en fossiele energie. Ik snap de opmerking van mevrouw Wiegman heel goed, en het langetermijnperspectief is glashelder, maar in die overgangsperiode zullen wij wel met energie moeten omgaan.
Het punt Servië blijkt niet op de agenda te staan. Ik weet niet wat de agenda is van de heer Verhagen, maar ik weet wat de heer Ten Broeke en anderen over dit punt hebben gezegd. Ik zal het kortsluiten met de minister en zo nodig komen wij er volgende week in het plenaire debat op terug.
Dan kom ik bij de opmerking van de heer Ten Broeke over IJsland. Je moet natuurlijk wel kiezen. Hij zegt dat er geen enkel hoofdstuk geopend of gesloten mag worden zolang er geen regeling is. Je kunt je beter tot «sluiten» beperken en het heel conditioneel maken. De heer Van Dam zegt dat je het moet markeren. Je moet geen vage opmerkingen maken, maar gewoon aangeven in welke gevallen het voor ons cruciaal is. Dat zou je bijvoorbeeld kunnen doen bij het sluiten van hoofdstuk 9 over de financiële diensten. Dit moet keihard gemarkeerd worden. Morgen in het debat wil ik dat graag doen. Men moet weten hoe Nederland er bij dit cruciale onderdeel inzit. Als je dat namelijk aangeeft, markeer je het moment en markeer je de eis die wij stellen.
Mevrouw Peters heeft gelijk wat de geloofwaardigheid van banken betreft. Ik heb haar punt inderdaad niet genoemd, maar ik heb wel het complex van zaken behandeld rond de kredietverstrekking, de toezeggingen over Basel III en een bankenheffing. Mevrouw Peters heeft gelijk als zij stelt dat de geloofwaardigheid tegenover de burger de andere kant van het verhaal is.
Ten aanzien van het oliedrama en de Noordzee zal ik bekijken wat ik kan doen. Mevrouw Peters vraagt mij om daarin een actieve rol te spelen, maar ik moet kijken of het pas geeft.
Dan kom ik bij de sancties en wat de heer Van Dam daarover zei. Naast het stemrecht bij de structuurfondsen, zou je ook de fondsen voor plattelandsontwikkeling daarvan onderdeel kunnen laten uitmaken. Het is in feite het totaal aan instrumenten. Dat zou in de Van Rompuy Groep aan de orde kunnen komen.
Ik noem nog het punt van de heer Van der Ham ten aanzien van het fenomeen «naming and shaming». Ook dat helpt internationaal. Je staat niet graag te boek als een land dat een loopje neemt met zaken.
Wat het thema klimaat betreft doet de heer Van der Ham opnieuw een oproep aan mij om daar het nodige werk van te maken. Ik zal in ieder geval morgen proberen de zaak helder te maken, zoals ik overigens altijd heb gedaan in al die debatten.
Tot slot: ik kan nu even niet precies overzien wat de verhouding tussen nucleair materiaal en gezondheidszorg is. De heer Van Bommel heeft mij gevraagd om daar in een brief op terug te komen. Dat zeg ik bij dezen toe.
De voorzitter: De minister-president heeft twee toezeggingen gedaan aan de Kamer.
– De regering zal de Kamer nader informeren over Iran en eventueel aanvullende Europese sancties. Die informatie komt bij de Kamer in het verslag van de Europese Raad dan wel in een aparte brief over dit onderwerp.
– De regering zal in de Europese Raad aangeven dat het onderwerp IJsland eventueel betrokken moet worden bij het sluiten van hoofdstuk 9 over de financiële diensten.
De heer Ten Broeke (VVD): Wat de tweede toezegging betreft had de minister-president iets verder mogen gaan. Mijn fractie zou voor een heel andere inzet hebben gekozen. Als dit echter al een toezegging is, nemen wij die in ieder geval mee.
De voorzitter: Verder kan ik nog melden dat het door GroenLinks aangevraagde VAO vanmiddag plenair zal worden gehouden.
Ik sluit de vergadering onder dankzegging aan de minister-president, zijn staf en de leden van de Kamer.
Samenstelling:
Leden: Atsma (CDA), Van Bommel (SP), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Waalkens (PvdA), voorzitter, Ormel (CDA), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Jan Jacob van Dijk (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Jonker (CDA), Irrgang (SP), De Roon (PVV), Pechtold (D66), Ten Broeke (VVD), Gill'ard (PvdA), Jasper van Dijk (SP), Thieme (PvdD), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie) en Peters (GroenLinks).
Plv. leden: Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), Vos (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Van Heugten (CDA), Lempens (SP), Schermers (CDA), Knops (CDA), Jacobi (PvdA), Samsom (PvdA), Kuiken (PvdA), Teeven (VVD), Spies (CDA), Roemer (SP), Wilders (PVV), Nicolaï (VVD), Van der Ham (D66), Van der Burg (VVD), Besselink (PvdA), Van Leeuwen (SP), Ouwehand (PvdD), Voordewind (ChristenUnie) en Vendrik (GroenLinks).
Samenstelling:
Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Waalkens (PvdA), Çörüz (CDA), Ormel (CDA), voorzitter, Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), Nicolaï (VVD), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Irrgang (SP), Knops (CDA), De Roon (PVV), Voordewind (ChristenUnie), Pechtold (D66), ondervoorzitter, Ten Broeke (VVD), Van Raak (SP), Gill'ard (PvdA), Thieme (PvdD), Peters (GroenLinks) en Schippers (VVD).
Plv. leden: De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), Vermeij (PvdA), Omtzigt (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Jasper van Dijk (SP), Van Miltenburg (VVD), Ten Hoopen (CDA), Jonker (CDA), Boelhouwer (PvdA), Leerdam (PvdA), Arib (PvdA), Neppérus (VVD), Lempens (SP), Schermers (CDA), Wilders (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Koşer Kaya (D66), Van Beek (VVD), Gesthuizen (SP), Samsom (PvdA), Ouwehand (PvdD), Halsema (GroenLinks) en Griffith (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-20-481.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.