21 501-20
Europese Raad

nr. 458
BRIEF VAN DE MINISTER EN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 december 2009

Graag bieden wij u hierbij, mede namens de Minister-President, de geannoteerde agenda aan van de Europese Raad van 10 en 11 december 2009.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

F. C. G. M. Timmermans

GEANNOTEERDE AGENDA VAN DE EUROPESE RAAD VAN 10 EN 11 DECEMBER 2009

Institutionalia

De Europese Raad komt bijeen 10 dagen na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Deze Europese Raad wordt, conform de afspraken van de Europese Raad van december 2008, nog voorgezeten door het halfjaarlijks voorzitterschap, te weten de Zweedse premier Reinfeldt.

De Europese Raad zal stilstaan bij de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon en in het bijzonder de benoeming van de vaste voorzitter van de Europese Raad de heer Van Rompuy en van de Hoge Vertegenwoordiger mevrouw Ashton verwelkomen. Tevens zal deze Europese Raad vooruitblikken naar wat nog te doen staat wat betreft de afronding van de implementatie van het Verdrag van Lissabon, waaronder het ontwerp-besluit voor de Europese Dienst Extern Optreden (EDEO) dat de nieuwe Hoge Vertegenwoordiger zal moeten presenteren en het voorstel Burgerinitiatief dat de Commissie in de eerste helft van 2010 zal publiceren.

Financieel, economische en werkgelegenheidssituatie

Begin dit jaar waren de economische vooruitzichten voor Europa als gevolg van de financiële en economische crisis somber. Dat gold ook voor Nederland. In reactie op de crisis is in Europa én Nederland een integrale afweging gemaakt van de noodzakelijke investeringen, bezuinigingen en structurele maatregelen om weer tot economische groei te komen. Het gevolg van deze snelle en gecoördineerde aanpak in Europa en Nederland is dat er nu een aantal positieve ontwikkelingen te melden is. Het vertrouwen begint licht toe te nemen. Tegelijkertijd geldt dat het herstel nog zeer broos is. Waakzaamheid blijft daarom geboden.

Naar verwachting zal onder het agendapunt financiële, economische en sociale situatie vooral aandacht besteed worden aan de financiële exit-strategieën, financieel toezicht en de post 2010 Lissabonagenda. De discussie in de Europese Raad is voorbereid door de Ecofin Raad van 1–2 december en de Raad Concurrentievermogen van 3–4 december.

Ten aanzien van financieel toezicht is het kabinet tevreden met de overeenstemming die tijdens de Ecofin Raad van 1–2 december werd bereikt over de versterking van micro-prudentieel toezicht. Door de oprichting van de European Banking Authority (EBA), de European Securities Market Authority (ESMA) en de European Insurance and Occupational Pensions Authority (EIOPA) wordt er een grote stap voorwaarts gezet op dit dossier. Het voorzitterschap heeft nu een mandaat om met het Europees Parlement en de Commissie (in triloog) dit pakket te bespreken. Dit pakket zorgt voor intensieve samenwerking tussen nationale toezichthouders onderling alsmede van nationale toezichthouders met de Europese toezichthouders. Het feit dat centrale Europese toezichthouders zeggenschap krijgen over nationale grensoverschrijdende financiële instellingen is een groot gewin.

De EU heeft reeds eerder goede afspraken gemaakt over de zogenaamde budgettaire exit-strategieën die uiterlijk 2011 moeten beginnen en die binnen het SGP moeten passen. Daarnaast moeten structurele hervormingen een belangrijk onderdeel uitmaken van de budgettaire exit-strategieën.

De Ecofin Raad van 1–2 december heeft nu ook richtsnoeren aangenomen voor financiële exit-strategieën. Er werden afspraken gemaakt over de uitfasering van de garantieregeling voor financiële instellingen en de frequentie van de stresstesten. De Europese Raad zal deze afspraken waarschijnlijk gaan bevestigen. Het kabinet vindt het daarbij belangrijk dat de financiële exit-strategieën gecoördineerd worden ontwikkeld en dat daarbij rekening wordt gehouden met lidstaat-specifieke omstandigheden.

Tijdens de Europese Raad zal worden gediscussieerd over de uitgangspunten voor een opvolger van de Lissabonstrategie na 2010. Nederland is voorstander van een ambitieuze Lissabonagenda. De afgelopen tien jaar hebben zich grote veranderingen voorgedaan waardoor de economische structuur ingrijpend is gewijzigd. Europa zal zich moeten voorbereiden en moeten inspelen op wat ons de komende tien jaar te doen staat. Europa moet een nieuwe relatie met de natuurlijke omgeving opbouwen, zich aanpassen aan de wereldwijde economische verhoudingen die razendsnel veranderen en het hoofd bieden aan vergrijzing. De nieuwe Lissabonstrategie moet een antwoord bieden op deze uitdagingen. Nederland staat een ambitieuze agenda voor. Een business as usual-houding is geen optie in een tijd van fundamentele wereldwijde veranderingen en economische en financiële crisis. Nederland is van mening dat focus op groei en werkgelegenheid behouden dient te blijven, maar dat daarbinnen voldoende aandacht voor sociale en duurzaamheidsvraagstukken moet zijn. Nederland hecht in het bijzonder aan aandacht voor de transformatie naar een eco-efficiënte economie als een belangrijke voorwaarde voor toekomstige groei en het belang van open markten. Daarnaast dienen de governance en het toezicht op de implementatie van de strategie te worden verbeterd.

Stockholmprogramma

Tot slot zal de Europese Raad het meerjarenprogramma (2010 – 2014) voor de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht vaststellen, waarover in de JBZ-Raad van 1 december overeenstemming werd bereikt. Het zogenoemde Stockholmprogramma is gebaseerd op vijf hoofdlijnen te weten (1) het opkomen voor de rechten van de burger; (2) het door een «justitieel Europa» gemakkelijker maken van het leven van de burger; (3) een Europa dat bescherming biedt; (4) verantwoordelijkheid, solidariteit en partnerschap in migratie en asielaangelegenheden; en (5) de externe dimensie van vrijheid, veiligheid en recht.

Nederland vindt dat in het programma een goed evenwicht is gevonden tussen het bevorderen en beschermen van grondrechten enerzijds en de bestrijding van criminaliteit en terrorisme anderzijds. Op het gebied van asiel en migratie wordt aandacht besteed aan het bestrijden van illegale migratie, het bieden van bescherming aan vluchtelingen en het in goede banen leiden van legale migratie.

Klimaat

Op de Europese Raad van 10 en 11 december zullen Raadsconclusies worden aangenomen over het EU-standpunt inzake de klimaatconferentie in Kopenhagen. De Europese Raad zal zich uitspreken over een aantal kernonderwerpen, waaronder het concretiseren van de financiële bijdrage van de EU in de periode 2010–2012, het EU-emissiereductiedoel, de verwachtingen van de inhoud van het Kopenhagenakkoord en het proces naar een juridisch bindend verdrag in 2010. Tevens zal de Europese Raad een oproep aan ontwikkelde landen doen om ook hun financiële bijdrage voor de periode 2010–2012 te concretiseren, evenals een oproep aan partijen om doelen te formuleren die de tweegradendoelstelling binnen bereik houden.

Tijdens de Europese Raad van oktober jl. hebben de Europese regeringsleiders het EU-bod van 30% emissiereductie in 2020 ten opzichte van 1990 nog eens onderstreept. Dit bod is van kracht mits andere ontwikkelde landen vergelijkbare inspanningen leveren en ontwikkelingslanden naar verantwoordelijkheid en draagkracht bijdragen aan emissiereducties. Ook hebben de Europese regeringsleiders uitgesproken om in 2050 als groep ontwikkelde landen 80–95% emissiereductie ten opzichte van 1990 te realiseren. Op het gebied van financiering ondersteunde de Europese Raad de Commissieschatting dat er in 2020 100 miljard euro per jaar nodig zal zijn voor internationale klimaatfinanciering, waarvan naar schatting 22–50 miljard euro uit publieke middelen afkomstig dient te zijn. De Europese Raad heeft uitgesproken bereid te zijn zijn eerlijke aandeel hiervan bij te dragen. De Europese Raad heeft nota genomen van de schatting van de Europese Commissie dat vroege financiering in de periode 2010–2012 5–7 miljard euro per jaar zal moeten bedragen. Ten behoeve van de interne lastenverdeling van de EU-bijdrage aan klimaatfinanciering heeft de Europese Raad een werkgroep ingesteld. De principes voor de mondiale lastenverdeling van de publieke internationale lange termijn financiering, zijnde draagkracht en verantwoordelijkheid voor emissies, zijn bekrachtigd. Tot slot heeft de Europese Raad het probleem van het overschot aan emissierechten uit Kyoto erkend, en verklaard dat dit probleem of de oplossing ervan de effectiviteit van een akkoord in Kopenhagen niet mag ondermijnen.

Teneinde als EU een impuls aan de mondiale klimaatonderhandelingen te geven is de Nederlandse inzet voor de komende Europese Raad gericht op een ambitieus EU-bod voor financiering in de periode 2010–2012, gebaseerd op de schattingen van de Europese Commissie dat mondiaal 5–7 miljard euro nodig is tot 2013. Uitgangspunt voor Nederland is dat deze inspanning zoveel mogelijk additioneel en nieuw moet zijn aan bestaande hulpinspanningen. Nederland is bereid aan het EU-bedrag voor de periode 2010–2012 een geloofwaardige bijdrage te leveren van 100 miljoen euro per jaar (300 miljoen euro over de hele periode 2010–2012). Nederland steunt een herbevestiging van de EU-overgang van 20 naar 30% en de oproep aan andere ontwikkelde landen om met vergelijkbare emissiereductiedoelstellingen te komen, om de tweegradendoelstelling binnen bereik te houden.

Externe onderwerpen

– Iran

De Europese Raad zal zich mogelijk in vervolg op de discussie in de Raad Buitenlandse Zaken van 7 en 8 december a.s. buigen over de ontwikkelingen in Iran, in het bijzonder ten aanzien van het nucleaire programma.

Voor de inzet van het kabinet wordt verwezen naar de brief inzake de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken en de Raad Buitenlandse Zaken van 27 november jl.

In aanvulling hierop acht de regering de recent geuite Iraanse voornemens om tien uraniumverrijkingsinstallaties te bouwen en om zelf uranium tot 20% te gaan verrijken uiterst zorgelijk en niet constructief. Uitvoering van deze voornemens zou volstrekt in strijd zijn met de VN-Veiligheidsraadresoluties en IAEA-verplichtingen waaraan Iran zich dient te conformeren. Deze ontwikkeling onderstreept naar de mening van het kabinet eens te meer dat de Europese Unie zich actief moet voorbereiden op het nemen van additionele sanctiemaatregelen indien de besprekingen tussen Iran en de E3+3 onvoldoende resultaat opleveren en er via de VN-Veiligheidsraad geen consensus over verdere sancties kan worden bereikt.

Naar boven