De leden van de Europese Raad (ER) kwamen op 17 juni jl. bijeen voor een informeel
diner waarbij is gereflecteerd op de uitkomsten van de verkiezingen van het Europees
Parlement (EP) en van gedachten is gewisseld over het proces van de voordracht van
kandidaten voor de topposities bij de EU-instellingen, met name de nieuwe voorzitter
van de Europese Commissie, de voorzitter van de Europese Raad en de Hoge Vertegenwoordiger
voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid. De voorzitter van het EP, mw. Metsola,
en de voorzitter van de Europese Commissie, mw. Von der Leyen, woonden een deel van
de bijeenkomst bij.
Van 6–9 juni jl. hebben de verkiezingen voor het EP in de 27 lidstaten van de EU plaatsgevonden.
Op basis van de prognose van de samenstelling van het nieuwe EP (data EP 14 juni),
gebaseerd op definitieve resultaten uit 17 lidstaten en voorlopige resultaten van
10 lidstaten1, is de geschatte opkomst in de hele EU 51,08 procent. Deze opkomst is vergelijkbaar
met de opkomst in 2019. Volgens deze prognose komt de EVP uit op 190 zetels, S&D op
136, Renew Europe op 80, ECR op 76, ID op 58, Groenen op 52, The Left op 39 en NI/overige
op 89. Het beeld is dat de middenpartijen stabiel zijn gebleven terwijl de rechterflank
is gegroeid. Deze uitkomst, waarbij meerdere partijen nodig zijn om een meerderheid
te vormen, leidt tot een noodzaak om samen te werken om coalities te vormen. De komende
tijd zullen (nieuwe) nationale partijen moeten kiezen bij welke Europese groep zij
zich willen aansluiten. Dit proces zal binnen het EP enige tijd in beslag nemen.
Wat betreft de benoemingen van de kandidaten voor de topposities heeft de ER zich
uitgesproken voor het vasthouden aan de procedures zoals vastgelegd in de EU-Verdragen.
De ER, rekening houdend met de uitkomsten van de EP-verkiezingen en na gepaste raadpleging
van het EP, zal een kandidaat-voorzitter van de Europese Commissie voordragen bij
het EP. Het EP zal vervolgens stemmen over deze kandidaat. De ER zal ook een kandidaat
voordragen voor de positie van de Hoge Vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en
veiligheidsbeleid. Tijdens de bespreking was er groeiende consensus over de invulling
van de topposities.
De Minister-President heeft, in lijn met motie Piri/Paternotte,2 zorgen overgebracht over mogelijke buitenlandse inmenging in de EP-verkiezingen.
Hij heeft aangegeven dat een onderzoek wenselijk is als er indicaties van inmenging
zijn. Een dergelijk onderzoek op Europees niveau zou in de eerste plaats aan het EP
zijn, in samenwerking met de Belgische autoriteiten.
Het kabinet acht het van belang dat tijdig wordt besloten over de voordracht en benoeming
van de nieuwe voorzitter van de Europese Commissie, zodat de nieuwe Europese Commissie
eind 2024 van start kan gaan met de uitvoering van een nieuwe agenda. Uw Kamer is
geïnformeerd over het proces van de benoemingen in de geannoteerde agenda van de informele
ER van 17 juni jl.3