21 501-20 Europese Raad

Nr. 1280 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 december 2017

Tijdens de behandeling van de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (Handelingen II 2017/18, nrs. 28 en 29) heeft uw Kamer mij verzocht om de Nederlandse steun aan de Libische kustwacht inzichtelijk te maken. Hiermee geef ik mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking uitvoering aan deze toezegging.

Conform de Malta-verklaring van de Europese Raad van 3 februari 2017, is steun aan de versterking van de capaciteit van de Libische kustwacht één van de tien actiepunten voor het tegengaan van irreguliere migratie via de centrale Middellandse Zeeroute. De nadruk ligt op het verbeteren, in samenwerking met organisaties als IOM en UNHCR, van de omstandigheden van migranten en hun gastgemeenschappen en het bevorderen van de vrijwillige terugkeer van irreguliere migranten naar hun herkomstlanden. Dit is een onderdeel van een alomvattende aanpak in Libië gericht op het bevorderen van veiligheid en stabiliteit, inclusief het verbeteren van de mensenrechtensituatie.

Het is belangrijk om te onderschrijven dat de Libische kustwacht, net als andere kustwachten, meerdere wettelijke taken heeft. Een goed functionerende Libische kustwacht draagt bij aan het tegengaan van irreguliere migratie en de bestrijding van mensensmokkel en -handel en het redden van levens op zee. De kustwacht is noodzakelijk voor de Libische autoriteiten om de Libische territoriale wateren te controleren. De EU-steun aan de Libische kustwacht verloopt voornamelijk via EUNAVFOR MED Sophia en bestaat o.a. uit een trainingsprogramma, waarin nadrukkelijk aandacht voor mensenrechten is. De operatie heeft sinds september eveneens de taak gekregen om het functioneren van de Libische kustwacht te monitoren. Daarnaast bieden verschillende EU-lidstaten, waaronder Italië, bilaterale steun in vorm van training en materieel.

In 2017 heeft Nederland een vrijwillige bijdrage van EUR 165.000 aan de operatie Sophia gedaan voor de financiering van de additionele kosten van de training van de Libische kustwacht. Ook heeft Nederland in het laatste kwartaal van 2016 het schip Zr. Ms. Rotterdam als trainingsplatform ingezet in het kader van de operatie. Sinds deze inzet eind 2016 werd beëindigd, varen er geen Nederlandse schepen in deze operatie. Voorts financierde Nederland in 2016 en 2017 een project van IOM met een bedrag van EUR 1.5 miljoen. Een deel hiervan was bestemd voor de ondersteuning van de Libische kustwacht in de vorm van reddingsmaterialen, het verbeteren van aanlegplaatsen en het bieden van training. Nederland geeft geen directe financiële steun aan de Libische kustwacht.

Organisaties als Amnesty International hebben terecht zorgen geuit over omstandigheden waaronder migranten in Libië verkeren1. Zoals ik tijdens het Algemeen Overleg met uw Kamer op 14 december jl. heb toegezegd, zal ik uw Kamer een brief toesturen met daarin een reactie op het rapport van Amnesty en de belangrijkste uitkomsten van mijn recente gesprek met Amnesty.

De verbetering van omstandigheden in de detentiecentra – een probleem dat al veel langer speelt – is een zeer belangrijk element van hogergenoemde alomvattende aanpak in Libië. Het kabinet spreekt de Libische autoriteiten daar ook op aan. Bij diverse gelegenheden is aangedrongen op betere toegang van UNHCR, IOM en andere hulporganisaties tot deze centra om meer zicht te krijgen op wat daar gebeurt en om hun in staat te stellen betere hulp te kunnen verlenen. Daarbij is ook betere registratie van belang. Het kabinet blijft zich samen met de AU, EU en VN inzetten om de situatie in de centra te verbeteren, waarbij het uiteindelijke doel is deze detentiecentra te sluiten en te komen tot alternatieve ontvangst- en transit centra. Maar voortgang blijft moeizaam gezien de complexe situatie in het land.

Daarnaast blijft het kabinet zich er voor inspannen om migranten een uitweg te bieden uit de centra in Libië door terugkeer te bevorderen naar hun herkomstland. Hier wordt nu ook voortgang geboekt, dankzij de gezamenlijke aanpak die tijdens de AU-EU Top is afgesproken en de oprichting van de AU-EU-VN taskforce voor Libië. Hier is afgesproken dat Afrikaanse herkomstlanden sneller reisdocumenten afgeven; Libische autoriteiten zorgen voor betere toegang voor het IOM tot detentiecentra en uitbreiding van het aantal chartervluchten naar herkomstlanden en de EU stelt geld beschikbaar voor programma’s van IOM die vrijwillige terugkeer ondersteunen en migranten helpen bij het opbouwen van een nieuw bestaan in het land van herkomst. Nederland draagt in 2.017 EUR 12,5 miljoen bij aan programma’s voor terugkeer en herintegratie van migranten die zijn gestrand in Libië of andere Noord-Afrikaanse landen. Het kabinet juicht toe dat ook herkomstlanden nu hun verantwoordelijkheid nemen. In 2017 zijn ruim 15.000 migranten met behulp van IOM teruggekeerd. De taskforce heeft als doelstelling om voor maart 2018 nog eens 15.000 migranten terug te doen keren. In de eerste negen dagen dat deze taskforce actief is, zijn met steun van de EU circa 2.000 migranten geholpen door IOM om vrijwillig vanuit Libië terug te keren naar hun landen van herkomst.2

Om ervoor te zorgen dat deze afspraken maximaal kans van slagen hebben, acht het kabinet het van belang om deze alomvattende Europese inzet in Libië te blijven ondersteunen.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, M.G.J. Harbers

Naar boven