21 501-20 Europese Raad

Nr. 1231 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juni 2017

Op maandag 22 mei 2017 publiceerde de Europese Commissie haar voorstel voor landenspecifieke aanbevelingen in het kader van het Europees Semester. Het Semester is het jaarlijkse proces waarin EU-lidstaten hun economisch en budgettair beleid coördineren en combineert het toezicht op macro-economische onevenwichtigheden, overheidsfinanciën en het bevorderen van economische groei in Europa. De aanbevelingen zijn gebaseerd op de landenrapportages van de Europese Commissie die eind februari zijn gepubliceerd1, de lenteraming van de Commissie2 en de nationale hervormings- en stabiliteits- of convergentieprogramma’s3 die de lidstaten in april bij de Europese Commissie hebben ingediend. In deze brief geeft het kabinet een appreciatie van het Commissievoorstel voor de landenspecifieke aanbevelingen voor Nederland.

De landenspecifieke aanbevelingen richten zich op de grootste budgettaire en economische uitdagingen van lidstaten. Met de voorgestelde aanbevelingen beoogt de Commissie lidstaten een steun in de rug te geven om structurele hervormingen door te voeren die nodig zijn om de economieën te versterken, werkgelegenheid en sociale inclusie te stimuleren en om het investeringsklimaat te verbeteren. De Commissie heeft net als vorig jaar lidstaten en stakeholders geconsulteerd om het nationaal eigenaarschap van de aanbevelingen te vergroten en de implementatie te ondersteunen.

De Europese Commissie stelt dit jaar voor Nederland twee landenspecifieke aanbevelingen voor op het gebied van begrotingsbeleid, onderzoek en ontwikkeling, de woningmarkt, de arbeidsmarkt, pensioenen en loongroei. Op hoofdlijnen herkent het kabinet zich in de door de Commissie geschetste uitdagingen. De aanbevelingen zijn in lijn met eerdere aanbevelingen van de Commissie en volgen grotendeels op de analyse van de Nederlandse economie die de Commissie in het landenrapport heeft gemaakt. De aanbevelingen vormen een nuttige bijdrage aan het politieke debat, ook in aanloop naar de vorming van een nieuw kabinet. Hieronder worden de letterlijke aanbevelingen van de Commissie voor de periode 2017–2018 weergegeven met daarbij een appreciatie van het kabinet.4

Commissievoorstel voor aanbevelingen voor Nederland

BEVEELT AAN dat Nederland in de periode 2017–2018 de volgende actie onderneemt:

  • 1. Het begrotingsbeleid gebruiken om de binnenlandse vraag te ondersteunen, met inbegrip van investeringen in onderzoek en ontwikkeling. Maatregelen nemen om de resterende verstoringen op de woningmarkt en de bevoordeling van schulden van huishoudens terug te dringen, met name door de hypotheekrenteaftrek te beperken.

  • 2. Resterende belemmeringen voor het inhuren van personeel op basis van vaste contracten aanpakken. De sterke stijging van het aantal zelfstandigen zonder personeel aanpakken, mede door fiscale verstoringen die zelfstandigenbanen stimuleren, te beperken zonder het ondernemerschap te schaden, en door de toegang van de zelfstandigen tot betaalbare sociale bescherming te bevorderen. Op basis van het brede voorbereidende proces dat al aan de gang is, de tweede pijler van het pensioenstelsel transparanter, eerlijker tussen generaties en schokbestendiger maken. Gunstige voorwaarden tot stand brengen voor hogere reële loongroei, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met de rol van de sociale partners.

De Europese Commissie is positief over de Nederlandse economie. Het bbp groeit al twaalf kwartalen achter elkaar. In 2016 groeide de economie met 2,2 procent. De economische groei wordt breed gedragen. Voor 2017 en 2018 wordt een groei van respectievelijk 2,1 en 1,8 procent verwacht. De werkloosheid zal naar verwachting dalen tot 4,9 procent in 2017 en 4,4 procent in 2018. In lijn met de positieve vooruitzichten verwacht de Europese Commissie dat het EMU-saldo verder verbetert naar 0,5 procent bbp in 2017 en 0,8 procent bbp in 2018. De EMU-schuld daalt naar verwachting tot 59,8 procent bbp in 2017 en 57,2 procent bbp in 2018. Daarmee voldoet Nederland aan de vereisten van het Stabiliteits- en Groeipact.

1. Begrotingsbeleid/uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling/woningmarkt

De Europese Commissie roept dit jaar in de budgettaire aanbeveling op om met budgettair beleid de binnenlandse vraag te ondersteunen, inclusief investeringen in onderzoek en ontwikkeling. Het kabinet is het eens met deze aanbeveling als oproep om de Nederlandse economie te versterken, via onder meer een groeivriendelijke compositie van de overheidsuitgaven. Het kabinet deelt de analyse dat investeringen in onderzoek en innovatie noodzakelijk zijn voor het oplossen van maatschappelijke uitdagingen en het toekomstige verdienvermogen. Recent heeft het kabinet een brief naar de Tweede Kamer gestuurd over het vergroten van de (publieke en private) investeringen in onderzoek in innovatie.5 Het is aan een volgend kabinet om in dit kader een besluit te nemen over eventuele maatregelen.

Het kabinet is van mening dat een extra stimulans van de binnenlandse vraag in de huidige staat van de economie niet noodzakelijk is. Het kabinet heeft de afgelopen jaren diverse maatregelen genomen om de binnenlandse vraag te versterken. Zo is de wig op arbeidsloon verkleind en wordt de Nederlandse financierings- en ontwikkelingsinstelling (Invest-NL) opgericht om investeringen te bevorderen. Er zijn op dit moment geen signalen dat de binnenlandse vraag tekort schiet. Integendeel, consumptie en investeringen leverden in 2016 een stevige bijdrage aan de economische groei. Voor 2017 en 2018 is de verwachting dat de binnenlandse vraag zich gunstig blijft ontwikkelen door hogere reële lonen en groei van de werkgelegenheid. Daarnaast zet ook de positieve trend in investeringen door. Uit de lenteraming van de Commissie volgt dat de «output gap», de meest gebruikte indicator voor de stand van de conjunctuur, in Nederland dit jaar zal sluiten en volgend jaar positief wordt, waarmee de economie presteert boven de langjarige trend. Verdergaande stimulansen vanuit de overheid zouden een procyclisch karakter hebben en zijn voor een duurzamer groeitempo niet nodig.

De Commissie heeft net als vorig jaar de aanbeveling gedaan om de resterende verstoringen op de woningmarkt aan te pakken en de stimulering van huishoudschulden, en in het bijzonder om de hypotheekrenteaftrek, af te bouwen. De maatregelen die het kabinet heeft genomen, dragen bij aan een gezondere woningmarkt en kleinere risico’s voor huishoudens en de financiële sector. Het is aan een volgend kabinet om eventueel verdere maatregelen te nemen.

2. Arbeidsmarkt/pensioenen/loongroei

Net als vorig jaar beveelt de Commissie aan om de resterende belemmeringen aan te pakken voor het aannemen van personeel op basis van vaste arbeidscontracten. Verder beveelt de Commissie aan om de opkomst van zelfstandigen zonder personeel te adresseren, onder andere door het verminderen van verstoringen die optreden door belastingvoordelen voor zelfstandigen, zonder daarbij ondernemerschap te beperken, en door het bevorderen van toegang tot betaalbare sociale bescherming. Het kabinet herkent deze uitdagingen rondom de opkomst van flexibele werkvormen, met name wanneer deze zijn ingegeven door institutionele factoren in plaats van door voorkeuren van zowel werkenden als werk- en opdrachtgevers. Tegelijkertijd zijn deze werkvormen belangrijk voor de economie. Flexibiliteit gaat samen met concurrentie en dynamiek in de economie en op de arbeidsmarkt. Dit is van belang voor ondernemerschap. Het is daarom goed dat de Commissie in deze aanbeveling zelf ook aangeeft dat de ruimte voor ondernemerschap gewaarborgd moet blijven.

Het kabinet erkent dat op langere termijn een meer fundamentele oplossing nodig is om de ontstane verschillen in institutionele behandeling tussen werknemers en zzp’ers te verkleinen. Het is aan een volgend kabinet om de aanbeveling verder op te pakken en maatregelen op dit vlak te treffen.

De Commissie beveelt net als vorig jaar Nederland aan om de transparantie, de intergenerationele verdeling en de schokbestendigheid van het pensioenstelsel te verbeteren. Ook deze uitdaging herkent het kabinet. Het pensioenstelsel kan nog beter aansluiten bij de manier waarop mensen nu leven en werken en bij de persoonlijke omstandigheden en voorkeuren van het diverse deelnemersbestand. Het kabinet heeft de hoofdlijnen geschetst voor een meer toekomstbestendig pensioenstelsel. Belangrijke onderdelen hiervan, die aansluiten bij de concrete aanbeveling van de Commissie, betreffen overwegingen rond een nieuw pensioencontract en het aanpassen van de doorsneesystematiek. De overstap op een andere manier van pensioenopbouw dient evenwichtig plaats te vinden. Een adequaat transitiepad is hierbij essentieel. Het is aan een volgend kabinet om, gezamenlijk met het pensioenveld en sociale partners, verdere stappen te zetten naar een toekomstig pensioenstelsel.

Tot slot beveelt de Commissie aan om voorwaarden te scheppen voor hogere reële loongroei, met oog voor de rol van de sociale partners. Dit is een nieuw element in de aanbevelingen aan Nederland ten opzichte van voorgaande jaren. De Nederlandsche Bank heeft aangegeven dat er ruimte is voor loonsverhogingen, waarbij steeds oog moet zijn voor verschillen tussen sectoren. Loonsverhogingen kunnen bijdragen aan het versterken van de binnenlandse vraag en het bestendigen van de economische groei. Het voortouw bij loononderhandelingen ligt bij de sociale partners. De overheid schept in algemene zin voorwaarden voor reële loongroei met een op groei gericht financieel-economisch beleid.

Vervolg

De opvolging van de aanbevelingen is niet alleen van belang voor lidstaten zelf, maar ook voor de Europese Unie als geheel: het kan toekomstige crises helpen voorkomen en het kan de sociale ontwikkeling en het duurzame verdienvermogen van de Europese economie versterken. De afgelopen jaren hebben aangetoond dat de economieën van lidstaten sterk met elkaar verweven zijn. Negatieve ontwikkelingen in een lidstaat kunnen vergaande gevolgen hebben voor andere lidstaten. Daar staat tegenover dat lidstaten profiteren als het andere landen economisch voor de wind gaat. Dit geldt voor Nederland in het bijzonder. Vanwege de openheid van onze economie hebben wij er belang bij dat landen (die tegelijkertijd onze handelspartners zijn) voortvarend met de uitdagingen aan de slag gaan.

In de komende maanden wordt het voorstel voor landenspecifieke aanbevelingen besproken en vastgesteld in de Raad Economische en Financiële Zaken (ECOFIN) en de Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken (EPSCO). Het kabinet zal daar bovenstaande analyse onder de aandacht brengen. De Europese Raad van 22 en 23 juni zal de aanbevelingen bekrachtigen, waarna de aanbevelingen naar verwachting formeel worden aangenomen door de Ecofin-Raad van 11 juli. De Tweede en Eerste Kamer worden op de gebruikelijke wijze betrokken bij de voorbereiding van de vakraden en de Europese Raad.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

Naar boven