21 501-18
Sociale Raad

nr. 100
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 28 mei 1999

Bijgaand doe ik u toekomen het verslag van de Sociale Raad die op 25 mei jl. in Brussel heeft plaatsgevonden.

Voor de goede orde zou ik in het kader van agendapunt e) van het Werkgelegenheidspact, Raamovereenkomst inzake arbeidscontracten voor bepaalde tijd, het volgende onder uw aandacht willen brengen.

Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam op 1 mei jl. is ook Protocol nr. 9 van kracht. Hierin is bepaald dat er een termijn van zes weken in acht moet worden genomen tussen het beschikbaar komen van wetgevingsvoorstellen in alle talen aan de Raad en het Europees Parlement en het moment van besluitvorming. Het richtlijnvoorstel met de raamovereenkomst inzake arbeidscontracten voor bepaalde tijd is op sociaal terrein het eerste voorstel dat hieraan moet voldoen. Derhalve kon tijdens de Sociale Raad van 25 mei jl. nog geen formele afronding van besluitvorming plaatsvinden.

Voor wat betreft het beschikbaar komen van de documenten zou ik willen verwijzen naar de brief van staatssecretaris Benschop d.d. 25 mei jl. aan uw Kamer. Hierin wordt met betrekking tot het Protocol gemeld dat de documenten u op verschillende manieren ter beschikking staan.

Gezien het feit dat de Raamovereenkomst uitzonderlijk snel is behandeld in Raadskader (meestal neemt een voorstel een langere onderhandelingsperiode in beslag), was het niet mogelijk tijdig een BNC-fiche op te stellen. Voor de goede orde doe ik u bijgaand de Nederlandse tekst van het voorstel toekomen1. Zoals ik u al in de geannoteerde agenda aangaf, heeft Nederland inhoudelijk geen probleem met de overeenkomst, omdat de Wet Flexibiliteit en Zekerheid hieraan reeds grotendeels voldoet.

Het verslag van de Jumboraad over het Europees Werkgelegenheidspact, bied ik u mede namens de Minister en de Staatssecretaris van Financiën aan.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

K. G. de Vries

Verslag Sociale Raad 25 mei 1999

Korte samenvatting

– De Sociale Raad kon opnieuw geen overeenstemming bereiken ten aanzien van het dossier inzake de rol van de werknemers bij de Europese Vennootschap, als gevolg van het veto van één Lid-staat.

– Wel werden politieke akkoorden bereikt ten aanzien van de voorstellen voor de arbeidstijden uitgesloten sectoren (wijziging richtlijn 93/104/EG, overeenkomst sociale partners zeevaart en de handhavingsrichtlijn).

– Voorts nam de Sociale Raad kennis van de stand van zaken met betrekking tot de dossiers arbeidscontracten van bepaalde duur, fysische agentia en werken in een explosieve omgeving.

– Uit de discussie rond het Werkgelegenheidspact kon worden opgemaakt dat de meeste Lid-Staten in hoge mate kunnen instemmen met de nu voorliggende voorzitterschapstekst.

Verslag

– Ontwerp-richtlijn over de rol van de werknemers in de Europese vennootschap

De Voorzitter leidde het dossier in met de opmerking dat dit de laatse kans was voor de Raad om de oprichting van een Europese N.V. met behoud van de verkregen participatierechten van werknemers mogelijk te maken. Openstaande punten betroffen vooral de drempelpercentages (artikel 3, lid 4 van de Richtlijn en art. 47a van de Verordening), de rechtsbasis (het voorliggende voorstel volgde het advies van de Juridische Dienst van de Raad, namelijk artikel 308) en de herraadpleging van het Europees Parlement.

Wat betreft de percentages stelde de Voorzitter voor, in lijn met de bespreking op de Raad van 2 december 1998 en de gevoerde bilaterale besprekingen, voor fusies een drempelpercentage van 25 te hanteren en voor de holding en dochteronderneming 50.

Eén Lid-staat gaf aan geen percentage te kunnen accepteren, waarbij – in de opvatting van die Lid-staat – een minderheid een medezeggenschap-model oplegt aan een meerderheid. De overige Lid-staten waren allen bereid het voorgestelde compromis te aanvaarden. Enkele ministers, waaronder minister De Vries, deden een klemmend beroep op de opponerende Lid-staat om de positie te herzien of in ieder geval aan te geven of er ruimte bestond voor een compromis. Ook Commissaris Flynn riep de blokkerende Lid-staat op deze kans niet voorbij te laten gaan. Er bleek echter geen beweging te zitten in het negatieve standpunt. Wel werd verklaard bereid te zijn verder te onderhandelen. De Voorzitter stelde dat het dossier uitputtend was behandeld en dat hij derhalve helaas moest concluderen dat er, onder de huidige omstandigheden, opnieuw geen besluit over dit dossier kon worden genomen. Onduidelijk bleef of dit dossier tijdens de Europese Raad van Keulen aan de orde zal worden gesteld. Het Voorzitterschap was in ieder geval van plan verslag te doen aan de Europese Raad van de besprekingen in de Sociale Raad.

Arbeidstijden uitgesloten sectoren

– a) Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 93/104/EG van de Raad van 23 november 1993 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd om de van deze richtlijn uitgesloten sectoren en activiteiten te bestrijken Rechtsgrondslag: artikel 118 A/Artikel 137 VEG (nieuw)

De Raad bereikte op alle – in de geannoteerde agenda beschreven – openstaande punten (visserij, artsen, stedelijk vervoer, samenhang met wegvervoer en uitvoeringstermijn) unanieme overeenstemming. Commissaris Flynn herhaalde dat de Commissie niet kon instemmen met het Raadscompromis voor de zeevisserij, aangezien de Commissie van mening is dat ten aanzien van de zeevissers een afzonderlijk richtlijnvoorstel dient te worden opgesteld. Bij de artsen in opleiding werd een compromis bereikt op een totale overgangsperiode van 13 jaar, d.w.z. een implementatieperiode van 4 jaar en vervolgens nog een periode van 9 jaar (verdeeld in 3 delen van elk 3 jaar). Ook hier tekende Commissaris Flynn een sterk voorbehoud van de Commissie aan vanwege de lange overgangstermijn. Onder het voorbehoud van een enkele parlementaire reserve concludeerde de Voorzitter dat over dit voorstel een politiek akkoord was bereikt en dat het dossier zal worden klaargemaakt als A-punt voor een volgende Raad.

– b) Voorstel voor een richtlijn van de Raad inzake de overeenkomst betreffende de organisatie van de arbeidstijd van zeevarenden gesloten door de Associatie van Reders van de Europese Gemeenschap (ECSA) en de Federatie van de bonden voor het vervoerspersoneel in de Europese Unie (FST). Rechtsgrondslag: overeenkomst betreffende de sociale politiek, artikel 4, lid 2/artikel 139, lid 2 VEG (nieuw)

Nadat de resterende reserves waren opgeheven kon de Voorzitter concluderen dat een politiek akkoord was bereikt. Het dossier wordt klaargemaakt als A-punt voor een volgende Raad.

– c) Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de handhaving van de arbeidstijd van zeevarenden aan boord van schepen die communautaire havens aandoen. Rechtsgrondslag: artikel 84, lid 2/artikel 80, lid 4 VEG (nieuw)

Nadat de resterende reserves waren opgeheven kon de Voorzitter concluderen dat een politiek akkoord was bereikt. Het dossier wordt klaargemaakt als A-punt voor een volgende Raad.

– Gewijzigd voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia. Rechtsgrondslag: artikel 118 A/artikel 137 VEG (nieuw)

Het Voorzitterschap deed verslag van de stand van de besprekingen in de Raadswerkgroep. Commissaris Flynn bevestigde dat de Commissie bereid was de aanpak van het Voorzitterschap te volgen (mechanische trillingen eerst) op voorwaarde dat de overige agentia nog volgen.

– Europees Werkgelegenheidspact

– a) Ontwerp van het voorzitterschap voor een Europees Werkgelegenheidspact

Voorafgaand aan de behandeling van het Voorzitterschapsvoorstel voor een Europees Werkgelegenheidspact werd een ontwerp-resolutie rondgedeeld die de Europese Raad in Keulen zou dienen aan te nemen. De tekst komt op hoofdlijnen neer op een samenvatting van het voorstel voor het werkgelegenheidspact. Er is uitsluitend over dit voorstel gesproken; de ontwerp-resolutie zal aan de Europese Raad worden voorgelegd.

Het Voorzitterschap gaf een korte uiteenzetting over het doel en opzet van het Pact, waarbij gemeld werd dat consultatie van de sociale partners had uitgewezen dat deze zich met de hoofdlijnen van het Pact konden verenigen. Vervolgens lichtte de Voorzitter van het Employment and Labour Market Committee de standpunten van dit Comité toe ten aanzien van het Pact, langs de lijnen van zijn eerdere brief aan het Voorzitterschap, waarna Commissaris Flynn de instemming van de Commissie tot uitdrukking bracht. Hij onderstreepte daarbij de rol van de sociale partners in de nieuw te starten macro-economische dialoog en wees nogmaals op het belang van de Nationale Actieplannen voor Werkgelegenheid als instrument voor planning en monitoring in de Europese werkgelegenheidsstrategie. Vrijwel alle bewindslieden die het woord voerden constateerden dat ten opzichte van de eerdere versie van de tekst, nu een beter evenwicht gevonden is tussen de rol van de Sociale Raad en de Ecofin Raad. Evenals een aantal andere Lid-staten onderstreepte minister De Vries in zijn interventie dat de uiteindelijke tekst vooral procedureel en institutioneel is, met betrekkelijk weinig inhoudelijke aangrijpingspunten. Hij wees erop dat onder het Finse en later volgende Voorzitterschappen, het Pact ook inhoudelijk een concrete invulling moet krijgen. Daarnaast vroeg hij, evenals enkele andere delegaties, aandacht voor de rol die het Permanent Comité voor Arbeidsmarktvraagstukken zou moeten spelen in het verdere vervolg van het Pact.

Eén Lid-staat stelde voor het zwaartepunt van de follow-up van het Pact te leggen bij een jaarlijks te houden conferentie van regeringsleiders, Europese Centrale Bank, sociale partners en het Europees Parlement, voorbereid door het Permanent Comité voor Arbeidsmarktvraagstukken. Verder pleitte deze Lid-staat, gesteund door enkele andere Lid-staten, voor het opnemen van een aantal concrete inhoudelijke doelstellingen in de tekst voor Keulen, waaronder een percentage voor de economische groei in de Unie van 3, concrete aanpak van de verlaging van de arbeidskosten van met name die laag opgeleiden, voor arbeidsduurverkorting en voor verhoging van het sociaal minimum in de gehele Unie.

De Portugese Minister gaf aan dat zijn land voornemens is tijdens zijn voorzitterschap in de eerste helft van 2000, in maart een conferentie te organiseren conform het bovengenoemde voorstel. Een aantal Lid-staten benadrukte nogmaals het belang van structurele hervormingen en gaf aan niet gecharmeerd te zijn van de voorstellen ten aanzien van een concreet percentage als groeidoelstelling, de arbeisduurverkorting en het sociaal minimum.

De Voorzitter meende uit de discussie te kunnen opmaken dat de huidige tekst op brede instemming kon rekenen. Verder zei hij toe met de diverse bijdragen rekening te houden bij het opstellen van het finale document voor Keulen.

– b) Memorandum van het voorzitterschap: «Jongeren en Europa: onze toekomst»

De Raad nam, zonder discussie, nota van het memorandum van het Voorzitterschap.

– c) Ontwerp van het voorzitterschap voor een resolutie van de Raad betreffende gelijke kansen inzake werkgelegenheid voor mensen met een handicap

Nadat een enkele parlementaire reserve was opgeheven kon het Voorzitterschap concluderen dat over deze resolutie een politiek akkoord was bereikt. Het dossier zal worden klaargemaakt als A-punt voor een volgende Raad.

– d) Bijdragen van de Commissie

1. Ontwerp-aanbeveling van de Commissie voor de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de Lid-Staten en de Gemeenschap

2. Mededeling «Communautair beleid en diensten van de werkgelegenheid» (artikel 127 van het verdrag)

3. Mededeling van de Commissie «Modernisering van de werkorganisatie»

Commissaris Flynn lichtte de verschillende teksten toe. Er vond verder geen discussie plaats.

– e) Bijdrage van de sociale partners

Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende door de UNICE, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake arbeidscontracten voor bepaalde tijd. (Rechtsgrondslag: artikel 139, lid 2 VEG (nieuw)

De Voorzitter memoreerde dat in verband met de termijn van zes weken in Protocol nr. 9 bij het Verdrag van Amsterdam de Raad nu over dit dossier geen besluit kon nemen. De Voorzitter constateerde wel dat er een hoge mate van consensus bestond over het voorstel dat na afloop van de genoemde termijn uitzicht bood op een positieve uitkomst van de besprekingen. Enkele Lid-staten merkten nog op dat er een evaluatie moet worden gehouden over de procedure van de Sociale Dialoog met het oog op de toepassing op groepen die niet op Europees niveau door sociale partners worden vertegenwoordigd, i.c. de overheidssector.

– Diversen

1. Ontwerp-richtlijn van de Raad betreffende minimumvoorschriften voor de verbetering van de gezondheidsbescherming en de veiligheid van de werknemers die door explosie atmosferen gevaar kunnen lopen (15e bijzonder richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)

De Raad nam kennis van de informatie van het Voorzitterschap over dit dossier, waarvoor nu onder het Verdrag van Amsterdam de codecisieprocedure geldt en waarover nu tevens het advies van het Comite van de Regio's moet worden gevraagd.

Verslag van de Jumbo-vergadering 25 mei 1999

Aansluitend op de separate Sociale Raad en de Ecofinraad vond een gezamenlijke vergadering plaats in het kader van de Jumbo. De vergadering werd bijgewoond door het merendeel van de bewindslieden van Ecofin-Raad en Sociale Raad.

Het Voorzitterschap stelde voor de discussie te beperken tot de tekst van de ontwerp-resolutie voor de Europese Raad van Keulen over het Werkgelegenheidspact, welke die ochtend was verspreid. Deze tekst komt op hoofdlijnen overeen met de tekst van het Verslag over het Werkgelegenheidspact dat al een aantal malen in Ecofin en Sociale Raad is besproken. De Voorzitter vroeg of de Raad in deze samenstelling met de ontwerp-tekst kon instemmen. Daartoe uitgenodigd, gaf Commissaris Flynn een overzicht van de bijdragen van de Commissie aan de Europese Raad in Keulen. Voor wat betreft het Pact wees hij op het belang van de intensieve betrokkenheid van de sociale partners bij de verdere uitwerking en vroeg hij aandacht voor het continueren van het proces van Nationale Actieprogramma's voor Werkgelegenheid als belangrijk instrument voor de Europese werkgelegenheids strategie. Enkele bewindslieden wezen op het procedurele karakter van de voorliggende tekst rond de totstandkoming van een macro-economische dialoog. In hun opvatting zouden het concrete arbeidsmarktbeleid en de structurele hervormingen conform de Cardiff-conclusies een gelijkwaardige aandacht in de tekst moeten krijgen.

Ook Minister De Vries wees op de vooral procedurele en institutionele accenten in de huidige tekst en merkte op dat aan het Pact juist in de toepassing concreet inhoud moet worden gegeven. De huidige tekst achtte hij evenwichtig, met name ook door de aandacht voor structurele hervormingen en vroeg zich daarom ook af wat het Voorzitterschap zal doen met een aantal tekstvoorstellen van Franse zijde, die dit evenwicht wellicht kunnen verstoren.

Enkele Lidstaten stelden voor jaarlijks een Werkgelegenheidsconferentie te houden met Europese regeringsleiders, de Europese Centrale Bank, de sociale partners en met deelname van het Europees Parlement. Deze conferentie zou door het Permanent Comité voor Arbeidsmarktvraagstukken voorbereid moeten worden. Verder werd aandacht gevraagd voor een aantal inhoudelijke onderwerpen die in het Pact tersprake zouden moeten komen, onder andere een verhoging van het sociaal minimum in de Unie en arbeidstijdverkorting. Tevens werd de wenselijkheid benadrukt van het opnemen van een concrete doelstelling voor de economische groei in de Unie (3%) en vroeg men zich af of het niet in de rede ligt de voorziene follow-up over het Pact te beperken tot de Euro-11 deelnemers aan de EMU (met ECB, sociale Partners etc).

Andere Lidstaten benadrukten het onderlinge verband tussen het Luxemburg proces, de Cardiff conclusies en de nu voorgestelde macro-economische dialoog. Coördinatie en kwantificering moeten volgens deze Lidstaten alleen lopen via de NAP's met uitsluitend verantwoordelijkheden op nationaal niveau.

Het Voorzitterschap gaf tenslotte aan bij de voorbereiding van een uiteindelijke tekst voor de Europese Raad in Keulen rekening te houden met de gevoerde discussie, de gemaakte opmerkingen en de schriftelijke bijdragen.


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven