Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 21501-12 nr. 79 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 21501-12 nr. 79 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 1 juli 2002
1. Concurrentievermogen en ondernemingenbeleid
Commissaris Liikanen leidde het debat in met presentaties over productiviteit en concurrentievermogen; hij concludeerde dat de dienstensector in de EU matig presteert en weet dit aan tekortkomingen in het gebruik van ICT, onvoldoende liberalisering van de markt en te weinig innovatie. Hij meldde tevens dat de Commissie op 5 juni een «Actionplan for Better Regulation» had aangenomen. Over de relatie tussen ondernemingenbeleid en mededingingsbeleid stelde hij, dat er meer synergie mogelijk is en dat de EU moet bevorderen dat EU-ondernemingen mondiaal betere kunnen concurreren.
Alle delegaties namen deel aan het debat en gingen in op de vragen die het voorzitterschap daartoe had opgesteld (vragen waren op het gebied van ontwikkeling van de dienstensector; risicokapitaal; vaardigheden en mededingingsbeleid). Daarbij werd vooral de nadruk gelegd op het belang van de ontwikkeling van vaardigheden en het doen van voldoende onderzoek & ontwikkeling. De Belgische vertegenwoordiger meende dat het mededingingsbeleid versoepeld zou moeten worden, zodat staatssteun op bepaalde gebieden mogelijk zou zijn. De Duitse vertegenwoordiger vroeg om een snellere beoordeling van de Commissie van nationale regelingen en stelde dat het belang van de industrie niet ondergeschikt zou moeten worden gemaakt aan het belang van het milieu. De Deense vertegenwoordiger riep op om staatssteun verder te verminderen en alleen nog horizontale steun toe te staan. De Ierse vertegenwoordiger concludeerde dat de bestaande belemmeringen in de interne markt voor diensten er de oorzaak van zijn dat die markt veel slechter functioneert dan in landen buiten de EU. Ikzelf heb in het bijzonder aandacht gevraagd voor de krappe arbeidsmarkt voor gekwalificeerd personeel, de stimulering van onderzoek en ontwikkeling, snelle beoordeling van de Europese Commissie van voorgenomen steunmaatregelen en de samenhang van mededingingsbeleid en ondernemingenbeleid. Ik heb bovendien de wenselijkheid van een «Concurrentiekrachtraad», die een samenvoeging van de Interne-marktraad, de Energie/Industrieraad, de Consumentenraad en de Toerismeraad zou moeten zijn, opnieuw onder de aandacht van mijn collega's gebracht. Dit mede in het licht van voorstellen van de Europese Commissie om het aantal Raadsformaties verder te verminderen. Intussen is een dergelijke Raad op de Europese Top in Sevilla (zij het in iets andere structuur) geformaliseerd.
Vervolgens werden de conclusies inzake het concurrentievermogen en de conclusies over e-economy door de Raad aangenomen.
Commissaris Liikanen informeerde de Raad over de werkzaamheden rond de eerder gepresenteerde strategie inzake chemische stoffen. Ik heb in dit kader gepleit voor een grotere eigen verantwoordelijkheid van de industrie en heb tevens gevraagd om een spoedige totstandkoming van een Europese markt voor verhandelbare emissierechten. In de daaropvolgende tafelronde werd door alle delegaties gesproken over de verhouding tussen duurzame ontwikkeling en het ondernemingenbeleid. Hierna werden de conclusies over duurzame ontwikkeling door de Raad aangenomen.
Commissaris Liikanen presenteerde het vijfde rapport over de mondiale situatie in de sector. Het beeld uit dit rapport is identiek aan de voorgaande rapporten, er is nog steeds sprake van overcapaciteit en lage prijzen, het marktaandeel van de EU is kleiner geworden en de meeste scheepsbouworders gaan naar Korea. De EU heeft sinds december 2001 geen enkele nieuwe order meer kunnen boeken voor cruise-schepen. Spreker concludeerde dat het unfaire optreden van Korea onverminderd doorgaat.
Tijdens de lunch werd over dit onderwerp in beperkte setting verder gesproken, waarbij de Commissie aangaf bereid te zijn haar voorstel voor een tijdelijk defensief steunmechanisme (als de Raad zich hiervoor met een gekwalificeerde meerderheid zou uitspreken) te willen wijzigen. Het steunpercentage ging hierbij weliswaar omlaag, maar de toevoeging van LNG-tankers wordt in de toekomst mogelijk (afhankelijk van een nog op te stellen rapport over de marktsituatie) en de duur van het tijdelijk mechanisme (1 maart 2004) wordt langer.
Na de lunchdiscussie stelde Commissaris Monti officieel dat een tijdelijk defensief mechanisme in aangepaste vorm mogelijk zou zijn als de Raad een helder signaal af zou geven dat een dergelijk voorstel zou worden aangenomen. Hij deed dit voorstel op persoonlijk titel omdat de gehele Commissie dit voorstel nog zou moeten overnemen. Het tijdelijke steunmechanisme zou meteen in werking treden en de klacht tegen Korea zou tegelijkertijd bij de WTO worden ingediend, als bilaterale onderhandelingen met Korea niet tot een oplossing zouden leiden. Commissaris Lamy benadrukte dat deze poging van de Commissie om een compromis te vinden niet verder onderhandelbaar is. De voorzitter stelde vervolgens voor om het comité van Permanente Vertegenwoordigers op te dragen dit onderwerp verder af te handelen. Commissaris Monti bevestigde nog eens dat het hier gaat om een indicatie voor de Commissie om te zien of een dergelijk voorstel voldoende vertouwen geniet. De Deense vertegenwoordiger was het net als ik oneens met de gevolgde procedure en vond bovendien dat de klacht bij de WTO onmiddellijk zou moeten worden ingediend. Volgens commissaris Lamy was de situatie voldoende duidelijk: De Belgische, Italiaanse, Griekse, Luxemburgse, Spaanse, Oostenrijkse, Duitse en Portugese delegatie zijn voorstander van een aangepast Commissievoorstel. De delegaties van Nederland, Zweden, Finland, het Verenigd Koninkrijk en Denemarken zijn tegen, terwijl Frankrijk zich niet uitsprak (verkiezingen). Hierop heb ik gesteld dat hiermee nog geen gekwalificeerde meerderheid voor het tijdelijke defensieve steunmechanisme zou worden bereikt en heb tevens gevraagd aan de delegaties die zich tijdens de lunch niet hadden uitgesproken om een door henzelf af te geven positie. De voorzitter sloot dit onderwerp af met de uitspraak dat het hier slechts ging om een werkbasis, die voor eind juni in het comité van permanente vertegenwoordigers verder zal worden vastgelegd.
Commissaris Liikanen presenteerde het Actieplan voor biotechnologie en de Raad nam conclusies aan over de te volgen procedure om dit onderwerp verder te bespreken. Het Deense Voorzitterschap zal het Actieplan inhoudelijk behandelen en voor de Industrieraad van november 2002 agenderen.
5. Bijeenkomst van Industrieministers in Malaga (Euromed)
De voorzitter gaf een korte weergave van de bijeenkomst inzake industriële samenwerking tussen de EU en de Middellandse-Zeelanden die op 9 en 10 april 2002 in Malaga werd gehouden.
Commissaris Liikanen herinnerde aan de concurrentieachterstand van de farmaceutische industrie in de EU. Om te bezien of hiervoor concrete actie zou kunnen worden ondernomen werd een «high level» groep ingesteld. Verscheidene delegaties onderschreven de noodzaak om beleid te ontwikkelen om de achterstand van de farmaceutische industrie in de EU te verminderen.
Commissaris Liikanen stond even stil bij het historische moment van de oprichting van de EGKS, evenals het einde daarvan op 23 juli 2002. Hij gaf tevens inzicht in de overgang van het Raadgevend Comité EGKS naar het Economisch en Sociaal Comité.
Commissaris Lamy gaf een overzicht van de situatie rond de Amerikaanse maatregelen met betrekking tot staal (geen nieuwe ontwikkelingen op dat moment) en Commissaris Liikanen meldde de problemen voor de EU met betrekking tot de staalcapaciteit in de kandidaat-lidstaten.
Commissaris Monti presenteerde de nieuwste versie van het register voor staatssteun (staatssteunscorebord 2002).
9. Staatssteun aan de kolenindustrie
Het voorzitterschap had een compromisvoorstel gedaan waarbij als uitgangspunt voor de degressiviteit van de steun het steunniveau in 2001 werd genomen en waarbij de totale steun aan de kolenindustrie degressief moest zijn, maar niet de individuele onderdelen van die steun. Een aantal landen had met dat laatste problemen, maar kon na het afleggen van een verklaring, waarin de Commissie werd opgeroepen om met name de artikelen 87 en 88 van het EG Verdrag strikt na te leven, akkoord gaan met dit compromis. Ik heb mij in de Raad neergelegd bij het compromis, waar een afgetekende meerderheid voor bestond.
10. Interne Markt voor elektriciteit en gas
Het voorzitterschap hoopte op basis van de voorgelegde documenten en de discussie enkele conclusies te kunnen trekken. Dit is uit eindelijk niet gelukt; enkele lidstaten gaven zelfs expliciet aan dat de huidige documenten niet geschikt waren voor conclusies. De volgende onderwerpen zijn ter sprake gekomen:
Bescherming van de eindgebruiker en universele dienstverlening
Ik heb expliciet aandacht gevraagd voor het belang van onderscheid maken tussen «grote» klanten en «kleine» klanten. De eerste kunnen beter voor hun eigen belangen opkomen dan de laatste. Hierin werd ik gesteund door diverse andere lidstaten. Verder heb ik naar voren gebracht dat voorkomen moet worden dat die consumentenbeschermingzaken die in het Burgerlijk Wetboek zijn geregeld opnieuw gedaan worden. De lidstaten zouden zelf een aantal zaken moeten invullen; enkele andere zouden moeten worden geharmoniseerd, waarvan in ieder geval stroometikettering er één is. Van drie andere lidstaten en van de Europese Commissie kwam expliciete steun voor stroometikettering. Ook zijn er lidstaten die forse twijfels hebben bij de noodzaak en mogelijkheden om dit goed te regelen. Verder bestonden er verschillende wensen ten aanzien van de bescherming van de consument bij een aantal andere lidstaten.
1 Juridische scheiding van netwerkbedrijven
De opmerkingen van de delegaties over ontbinding van activiteiten bleken niet ver uiteen te liggen van de eerder geuite wensen dienaangaande. De meeste lidstaten, waaronder Nederland en de Commissie pleitten voor een juridische scheiding van netwerkbedrijven. Een aantal andere lidstaten wilde niet zover gaan. Sommigen vonden een boekhoudkundige scheiding voldoende, een andere lidstaat voorzag juridische problemen bij juridische scheiding. Ook werd door enkele lidstaten onderscheid gemaakt tussen grote en kleine ondernemingen voor wat betreft de verplichting tot scheiding.
Een groot deel van de delegaties benadrukte het belang van een akkoord over het pakket voor de gehele marktopening voor het eind van dit jaar. Openstelling zou moeten geschieden conform de afspraken in Barcelona, dus inclusief besluitvorming inzake de huishoudens. Een van de lidstaten liet weten vooralsnog geen voorstander te zijn van de opening van de markt voor huishoudens.
Het voorstel dat er ligt over de taken van de toezichthouder lijkt voor de meeste lidstaten voldoende helder en voldoende onafhankelijkheid voor de toezichthouder te bieden. Een lidstaat gaf wel aan de voorkeur te hebben voor een gemeenschappelijke aanpak, maar leek niet negatief tegen het huidige voorstel te staan, waarbij lidstaten de instituties zelf vormgeven.
En marge van de Raad heb ik van mijn Duitse collega steun gekregen voor stroometikettering en de toezegging dat hij zich zal inzetten voor betere elektriciteits-interconnectie tussen Nederland en Duitsland.
11. Trans-Europese Netwerken (TEN) in de energiesector
De Voorzitter vroeg de lidstaten om bevestiging van de steun die bestond voor het compromisvoorstel, waarin de mogelijkheid van prioritaire TEN-projecten is opgenomen. Verschillende lidstaten spraken hun steun uit voor het voorstel en benadrukten het belang van de TEN's, niet alleen voor een verbetering van de interne markt, maar ook voor de aansluiting met bijvoorbeeld de nieuwe lidstaten. Ik heb expliciet aangegeven dat dit besluit niet mocht prejudiciëren op besluitvorming over de ophoging van de steun naar 20%. In de financiële richtsnoeren is nu een communautaire financiering van 10% opgenomen. Hierin werd ik bijgevallen door diverse andere lidstaten. Commissaris de Palacio dankte de delegaties voor de steun en beaamde dat de financiële voorstellen ook verband hielden met genoemde prioritering. Omdat er echter geen meerderheid voor de ophoging bleek te zijn, zou dit onderwerp nog nader worden besproken.
Commissaris de Palacio vestigde de aandacht op de twee belangrijkste overgebleven punten, namelijk ratificatie door Rusland van het Energiehandvestverdrag en de moeizame onderhandelingen over het transit protocol. Uit een gesprek met de Doema is haar duidelijk geworden dat ratificatie van het verdrag door Rusland niet snel te verwachten valt.
13. Programma «Energie-intelligentie voor Europa (2003 – 2006)
Commissaris de Palacio heeft een presentatie gehouden. Bedoeling is om met het meerjarenprogramma Energie-intelligentie stroomlijning te willen aanbrengen. Het programma treedt in plaats van het energieprogramma dat eind 2002 afloopt. In de nieuwe periode (2003–2006) zal meer steun voor alternatieve energiebronnen en energiebesparing (Altener en Save) nodig zijn. Voor de periode 2004–2006 zijn extra middelen nodig in het licht van de uitbreiding van de EU. Verder gaf de Commissaris aan dat zij een agentschap wil oprichten voor de uitvoering van de programma»s. Een aantal lidstaten reageerde positief op de aanpak van de Commissaris, wel plaatsten enkelen van hen kanttekeningen bij de verhoging van het budget, zij wilden daar nog eens goed naar kijken. Ook was een lidstaat nog niet overtuigd van de noodzaak van een agentschap.
Tijdens de lunch kwamen onder andere de Voorzieningszekerheid en de EU-Rusland dialoog aan de orde.
• Ik heb er bij de bespreking van het Groenboek Voorzieningszekerheid op gewezen dat het te betreuren is dat de analyse van de Commissie wel in Sevilla zal worden besproken, maar niet is voorgelegd aan de Energieraad. Tevens heb ik het Duits-Nederlandse paper, over de coördinatie van de diverse instrumenten die een impact op energiegebied hebben, toegelicht. Dit werd door veel lidstaten met instemming begroet. Ook de voorzitter verwelkomde de paper.
• Wat betreft de EU-Rusland dialoog werd door Commissaris de Palacio benadrukt dat ondertekening door Rusland van het Kyoto-protocol van groot belang was, ook vanwege de mogelijkheden die dat voor Europa bood. Ten aanzien van kerncentrales wees de Commissaris op de noodzaak om hulp te bieden bij het ontmantelen van gevaarlijke centrales. Dat betekende dat ook hulp nodig zou zijn voor de nieuwe lidstaten in de transitieperiode.
14. Voorstel voor richtlijn voor gebruik van biobrandstoffen
Bij de behandeling van dit onderwerp na de lunch, bleek geen quorum meer te bestaan. De voorzitter besloot desalniettemin te proberen overeenstemming te krijgen over het voorstel tot bevordering van biobrandstoffen. Mijn tekstvoorstel, dat de doelen van deze richtlijn expliciet dienen te worden opgenomen in de voorliggende tekst, werd door de voorzitter overgenomen. Een aantal lidstaten had een voorbehoud jegens de «indicatieve» streefcijfers die zijn opgenomen voor biobrandstoffen. Hierop werd gediscussieerd over dit voorbehoud. Commissaris de Palacio hield een pleidooi waarin zij benadrukte dat nog niets verplicht is en er ook niet op vooruit gelopen wordt, slechts de mogelijkheid om verplichte streefcijfers te stellen is er. Van Nederlandse zijde werd benadrukt dat het compromisvoorstel een juiste balans tussen beide kampen inhield, een «akkoord» was nodig teneinde snel tot een gemeenschappelijk standpunt te kunnen komen.
Een aantal lidstaten trok n.a.v. de discussie hun voorbehoud in. De voorzitter concludeerde daarop dat er een meerderheid bestond voor het voorzitterschapvoorstel en dat dit zal worden voorgelegd aan een volgende Raad voor formele instemming.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-12-79.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.