21 501-12
Industrieraad

21 501-14
Energieraad

nr. 75
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 21 december 2001

Bijgaand treft u het verslag aan van de Energie/Industrieraad, die op 4 en 5 december 2001 in Brussel werd gehouden.

1. COP 7

Voorzitterschap gaf een korte uiteenzetting van het verloop van de conferentie te Marrakech die in zijn ogen tot duidelijke stappen in de goede richting had geleid. Ook Commissaris De Palacio gaf aan tevreden te zijn met de resultaten, hoewel het nog om een eerste, niet bindend akkoord ging. Het is nu zaak om deze om te zetten in praktische maatregelen. Een onderdeel van dergelijke praktische maatregelen is het voorstel van de Europese Commissie voor een kaderrichtlijn voor emissiehandel. Deze zal de komende periode worden behandeld in de Raadswerkgroep. Een van de punten van zorg van de Commissie is dat de emissiehandel niet mag leiden tot een scheeftrekken van de interne markt voor energie. Daarom is het volgens de Commissie van belang om de emissiehandel verplicht te stellen voor alle grotere CO2 uitstotende bedrijven.

2. Voorzieningszekerheid

Commissaris De Palacio riep die delegaties die nog geen (officiële) reactie op het Groenboek Voorzieningszekerheid hebben gegeven dat spoedig te doen, opdat in de volgende Energieraad (juni) conclusies kunnen worden vastgesteld. De Commissaris maakte uit de verschillende bijdragen op dat de noodzaak voor een brede discussie en de analyse gedeeld werd. Uiteraard waren de meningen over de invulling van enkele aspecten verschillend.

Wat betreft kernenergie bleek er een duidelijke tweedeling te bestaan. Enkelen pleitten voor het in stand houden van de huidige capaciteit, met name gezien de onafhankelijkheid en het behalen van de Kyoto-doelstellingen. Anderen menen dat de risico's van kernenergie te groot zijn en dat de capaciteit mogelijk zou moeten worden afgebouwd. De Commissaris onderkende de problematiek van het afval en meende dat daar goede oplossingen voor gezocht moeten worden. Verder benadrukte zij de noodzaak van het verminderen van importafhankelijkheid, crisisbeleid en het veiligstellen van installaties, ook met het oog op de gebeurtenissen van 11 september jl. Alle delegaties ondersteunden tijdens de tafelronde het belang van de discussie over de voorzieningszekerheid. Ook werden de noodzaak voor het uitwisselen van informatie in een passend forum zoals het IEA en versteviging van de relatie met Rusland en de producerende landen (Riyadh) door bijna alle delegaties ondersteund. Ik heb het informele karakter van dit forum benadrukt en aangegeven dat ook het Energie Handvest betrokken moet blijven in de dialoog met Rusland. Ik heb verzocht om op een volgende Raad eens helder de doelstellingen van deze dialoog te bespreken. Ik heb wederom aangegeven geen noodzaak te zien voor aanpassingen van het crisisbeleid.

3. Energieprestaties van gebouwen

Over de richtlijn werd een voorlopige overeenstemming bereikt met uitzondering van de bepaling waarin de overgangstermijnen werden geregeld (art 11). De Commissie is van mening dat de voorgestelde termijnen te lang waren. Wanneer het oordeel van het Europees Parlement is ontvangen zal de richtlijn verder behandeld worden.

4. Interne Markt voor Elektriciteit en Gas

Voorzitter gaf aan dat hij ten behoeve van de Raad van Laken een voortgangsverslag zal voorbereiden. De standpunten van de verschillende delegaties brachten weinig nieuws ten opzichte van eerdere inbrengen of meningen die in de Raadswerkgroep groep zijn geuit. Enkele noemenswaardige punten:

– De voorstellen van ETSO (samenwerking van elektriciteitsnetwerkbeheerders) voor een tijdelijk mechanisme voor grensoverschrijdende handel werden door het merendeel van de Lidstaten en door de Commissie aanvaardbaar geacht, mits tijdelijk (1 jaar)

– Ten aanzien van PSO (public service obligations) is expliciet benadrukt dat de uitwerking daarvan door de Lidstaten zelf moet worden gedaan.

– Regelgevende instanties moeten voldoen aan vastgestelde en omschreven taken, maar het is aan de Lidstaten zelf om de meest adequate institutionele vorm te kiezen

– De methode voor het vaststellen van tarieven zou van tevoren moeten worden vastgesteld.

– Alle Lidstaten benadrukten het belang van onafhankelijke netbeheerders

– Voor de doorvoer en toegang voor derden zal rekening moeten worden gehouden met de specifieke aspecten in de Lidstaten.

Benchmarkrapport

Commissaris de Palacio lichtte de resultaten toe van de studie naar de implementatie van de interne markt voor gas en elektriciteit. Zij concludeerde dat er grote verschillen bestaan in opening van markten tussen Lidstaten bestaan. De relatieve prijsontwikkeling is gunstig, waar markten meer geopend zijn. De verschillen tussen prijzen van distributie en transport kunnen oplopen tot zelfs 300%. In die landen waar de publieke dienstverlening en veiligheid is verbeterd, zijn de markten verder geopend. Tot slot gaf zij aan dat opening van de markten voor de volle 100% van groot belang is en derhalve de voorstellen van de Commissie snel afgerond moesten worden.

5. Staatssteun voor Steenkool

Drie Lidstaten benadrukten de noodzaak voor ondersteuning van de steenkoolindustrie en trachtten de bezwaren die bij diverse Lidstaten waren gerezen weg te nemen door te wijzen op de voorzieningszekerheid, op het feit dat het voor het milieu niet zou uitmaken of CO2 wordt uitgestoten door geïmporteerde of eigen steenkool en dat de subsidies noodzakelijk zijn om de sector te kunnen herstructureren. Ook werd benadrukt dat de angst voor een aantasting van de interne markt voor elektriciteit ongegrond was aangezien de elektriciteitsproducenten zelf hun leverancier kunnen kiezen en de subsidiering tot maximaal het wereldprijsniveau wordt toegestaan. Zes Lidstaten, waaronder Nederland, gaven te kennen grote problemen met de voorstellen te hebben, met name omdat de nadruk is gelegd op de voorzieningszekerheid. Daarnaast zijn er afspraken gemaakt om geen vervuilende sectoren meer te subsidiëren en mag de werking van de interne markt voor elektriciteit niet worden aangetast. Eventueel zouden deze Lidstaten bereid zijn het voorstel positiever te benaderen als het zou gaan om tijdelijke, degressieve ondersteuning gericht op sociale en regionale problematiek. Commissaris De Palacio benadrukte de noodzaak van het voorstel, met name met het oog op de voorzieningszekerheid. De looptijd is beperkt tot 8 jaar, waarbij in 2007 een tussentijdse rapportage zal worden opgesteld waarin de effecten worden bezien.

6. Energie handvest

Het voortgangsverslag werd zonder discussie aanvaard

7. Biofuels

Commissaris De Palacio gaf een toelichting op het recente voorstel van de Commissie voor een gemeenschappelijk beleid ter stimulering van het gebruik van biobrandstoffen. Zij benadrukte de relatieve achterstand van Europa (0,5% van de minerale oliën) ten opzichte van landen als Brazilië (20%) en zelfs de VS (1%). Met het oog op de voorzieningszekerheid achtte zij het van groot belang om het aandeel in de EU te vergroten. De Commissie denkt aan een verplicht aandeel van bijna 6% in 2010 en fiscale stimulering.

8. Concurrentievermogen en ondernemingsbeleid

Commissaris Liikanen waarschuwde dat het Europese concurrentievermogen afzwakt, in het bijzonder in vergelijking met de VS. Hij meldde dat de Commissie begonnen is aan het opstellen van kwantitatieve doelstellingen, die vooral in het licht van «leren van anderen» een rol kunnen spelen. Zwakke punten in de EU zijn volgens Commissaris Liikanen vooral de bedrijfsinvesteringen in R&D en het aantal patenten in high-tech producten. Nu de economische groei vertraagt, zijn de Lissabon-doelstellingen belangrijker dan ooit. In het daaropvolgende debat gingen alle delegaties in op de door het Voorzitterschapschap gestelde vragen, waarvan de trefwoorden luidden; regelgevend klimaat, de Europese economie na 11 september, innovatie, en het gebruik van kwantitatieve doelstellingen in ondernemingsbeleid. Op alle punten bleek een grote eensgezindheid. Ik heb de Commissie opnieuw opgeroepen om met voorstellen te komen inzake de kwaliteit van de regelgeving, daarbij verwijzend naar het rapport van de High Level groep en heb voorts benadrukt dat een stabiel omgevingsklimaat voor bedrijven essentieel is. Bedrijfs-R&D in de EU loopt weliswaar achter ten opzichte van de VS, maar de Europese Onderzoeksruimte zal kunnen bijdragen om die achterstand in te lopen. Het ontwikkelen van indicatoren inzake het ondernemingsklimaat zal de lidstaten behulpzaam kunnen zijn bij hun beleid. Andere delegaties uitten zich in vergelijkbare zin, waarbij ieder zijn eigen accenten aanbracht. Zo vroeg de Italiaanse delegatie aandacht voor de positie van de hele kleine bedrijven, waarvan er alleen al in Italië 5 miljoen zijn en voor het effect van hoge energiekosten. Veel regelgeving is overbodig en vereenvoudiging van regelgeving is noodzakelijk. De Duitse delegatie onderstreepte een strikte handhaving van het «Stabiliteitspact» en het belang van concretisering van de Lissabon-afspraken, en pleitte sterk voor marktopening en toename van octrooien. Inzake R&D stelde de Duitse delegatie dat stimulering via fiscale weg niet werkt. De Griekse delegatie vroeg om extra aandacht voor het MKB en voor het stimuleren van onderwijs in de exacte vakken. Octrooiverkrijging moet goedkoper gemaakt worden. De Oostenrijkse delegatie legde de nadruk op het stimuleren van bedrijfs-R&D. De Ierse delegatie verwees naar de in eigen land gebruikte effectbeoordeling, die ook op Europees vlak zou moeten worden toegepast. De Finse delegatie riep op niet tot steunverlening over te gaan en vooral het beleid te stoelen op lange-termijn ontwikkelingen. De Portugese delegatie meldde in eigen land de 1-loket-benadering te hanteren voor startende ondernemingen en dichtte fiscale stimulansen juist een grote rol toe om tot R&D te komen (vooral voor het MKB). Ook de VK-delegatie meende dat het stimuleren van R&D via de fiscale weg een goede aanpak is. Evenals Duitsland waarschuwde de VK-delegatie voor interpretatie van indicatoren. De Zweedse delegatie vroeg om een actieplan inzake vereenvoudiging van regelgeving, dat eind 2002 klaar zou moeten zijn. De Franse delegatie bepleitte nog eens de mogelijke octrooieerbaarheid van software. De Spaanse delegatie meldde dat het komende Voorzitterschapschap aandacht zal besteden aan het onderwerp innovatie. De Raad nam vervolgens conclusies aan over de implementatie van de Lissabon-doelstellingen op het terrein van ondernemingsbeleid.

9. Mededingingsbeleid

De voorzitter verzocht de delegaties in te gaan op de drie vragen die in het voortgangsrapport werden voorgelegd. Deze vragen gingen over het ambitieuze tijdplan in het licht van nieuwe toetredingen, de doelstelling van artikel 3, het artikel waarin wordt aangegeven dat toepassing van de Europese regels op alle grensoverschrijdende gevallen verplicht is, en het principe van netwerken. Commissaris Monti trapte af met een uiteenzetting van het belang van de modernisering waarbij hij de drie vraagpunten langs liep. Hij benadrukte de noodzaak om nog voor de uitbreiding van de EU een coherente en heldere regelgeving op het gebied van de mededinging implementeren. Uiterlijk zou de herziening in de tweede helft van 2002 moeten worden afgerond. Spreker gaf verder aan dat de Commissie veel waarde hecht aan het zo veel mogelijk decentraliseren van bevoegdheden aan de nationale mededingingsautoriteiten. Daarbij is een goed functionerend netwerk van mededingingsautoriteiten van essentieel belang, het mag immers niet zo zijn dat de Commissie zaken te behandelen krijgt als gevolg van het niet goed functioneren van een dergelijk netwerk. De Commissie zal nog via een mededeling kenbaar maken op welke wijze het netwerk moet functioneren. Wat betreft artikel 3 benadrukte Commissaris Monti dat dit een zeer belangrijk onderdeel vormt van de voorstellen. Hierbij gaat het om het mechanisme dat coherente toepassing van mededingingsregels waarborgt en daarmee decentralisatie van bevoegdheden mogelijk maakt. Bij het parallel toepassen van nationale mededingingswetgeving is transparantie en consistentie tussen de verschillende mededingingsautoriteiten essentieel. Effectieve samenwerking in een netwerk is dan ook noodzakelijk. Er moet wel voor gewaakt worden dat hierdoor het toepassingsgebied van de verordening niet wordt ingeperkt. De meeste delegaties reageerden overwegend positief op de drie gestelde vragen waarbij werd gewezen op het belang van rechtszekerheid en dat de formulering van artikel 3 niet mag leiden tot uitholling van de communautaire regelgeving op het gebied van mededinging. Ik heb in de tafelronde de noodzaak onderstreept om te komen tot het daadwerkelijk versterken van de concurrentiekracht van het bedrijfsleven, in plaats van louter te praten over defensieve instrumenten. Ik heb hierbij uiteengezet aan welke voorwaarden mijns inziens de modernisering moet voldoen om te kunnen slagen.

Kort gezegd: het creëren van een «level playing field» en rechtszekerheid voor het bedrijfsleven, volwaardige bevoegdheden voor de mededingingsautoriteiten en uniformiteit en consistentie in de handhaving.

De VK-delegatie kon net als ik op de vragen instemmend antwoorden, maar benadrukte dat een beperking van de nationale armslag niet in de weg mag staan om nationale dominante marktposities en kartels aan te pakken. De Duitse delegatie gaf aan constructief te willen meewerken om voor eind 2002 tot besluitvorming te komen. Wat betreft artikel 3 gaf hij aan dat het creëren van een «level playing field» van groot belang was, maar dat er slechts Europese minimumnormen zouden moeten worden vastgelegd voor toezicht op kartels en machtsposities en dat voor zaken die overwegend in één land spelen ook nationale regels moeten kunnen worden toegepast. Spreker gaf aan het huidige compromis, in tegenstelling tot het oorspronkelijke voorstel, een stap in de goede richting te vinden. De Franse delegatie gaf aan voorstellen te zullen voorleggen m.b.t. een duidelijkere afbakening van communautair en nationaal recht. Commissaris Monti vond de uitkomsten van het debat bemoedigend en toonde begrip voor de bezorgdheden, zoals die door verschillende delegaties werden geuit. Hij was van mening dat bevredigende oplossingen gevonden zouden moeten worden. De Raad nam vervolgens de conclusies aan over de modernisering van het mededingingsbeleid.

10. Toegang tot financiering MKB

De Oostenrijkse minister verzocht om agendering van de Bazel-conventie (Bazel 2) op zowel de Industrieraad als de Interne Marktraad, vanwege het belang van de uitkomsten ervan voor het MKB. Voorzitter constateerde dat de conclusies over toegang tot financiering van het MKB konden worden aanvaard.

11. Staatssteun

Commissaris Monti benadrukte de vooruitgang die is geboekt met betrekking tot transparantie, onder andere als gevolg van het instellen van een staatssteunregister (web-site) en het steun-scorebord. De voorzitter constateerde dat alle delegaties hun nog openstaande reserves bij de ontwerp-conclusies konden intrekken. Ik heb hierbij aangetekend dat mijn goedkeuring afhankelijk was van de uitkomsten van het onderwerp scheepsbouw; deze goedkeuring kon later alsnog worden gegeven.

12. EGKS

De voorzitter stelde voor een technisch-juridische werkgroep te installeren om de meest geschikte oplossing te vinden om de gemaakte afspraken tussen de lidstaten na afloop van het EGKS-Verdrag in 2002 na te komen. De Juridische Dienst van de Raad lichtte toe dat een voorlopige toepassing van het Protocol van Nice niet in alle lidstaten mogelijk is. De beste oplossing lijkt te vinden te zijn in een intergouvernementeel besluit dat de EGKS-fondsen toevertrouwt (unanimiteit) aan de Commissie, waarbij regels worden opgesteld voor de beoogde R&D-ondersteuning voor de sector. Commissaris Monti presenteerde vervolgens het 16e verslag over de monitoring van steun aan de staalindustrie en verklaarde dat de betrokken bedrijven zich houden aan de gemaakte afspraken.

13. Scheepsbouw

De voorzitter besloot tot behandeling van dit onderwerp in beperkte samenstelling. Daar werden eerder ingenomen posities herhaald, waarbij sterke druk door Duitsland werd uitgeoefend om het voorstel van de Commissie te accepteren. De Deense, Britse, Finse, Zweedse en Nederlandse delegatie en ik riepen op om niet weer over te gaan tot een steunmechanisme voor de scheepsbouw in de EU. De Franse delegatie verzocht om gas-tankers toe te voegen, gevolgd door verzoeken van de Italiaanse en Spaanse delegatie om ook andere scheepstypen onder het voorstel te laten vallen. Commissaris Monti was niet bereid om uitbreiding van het voorstel te aanvaarden. Voor de Franse minister bleek dit een reden om het voorstel van de Commissie niet te steunen. Een notulenverklaring van de Commissie waarin het herzieningsartikel werd aangewezen om het toepassingsgebied (later) uit te breiden indien er bewijs wordt geleverd dat Korea in een bepaald marktsegment oneerlijk optreedt, kon een compromis niet dichterbij brengen. Een schorsing van het overleg en bilaterale contacten brachten in deze situatie geen verandering, waarna de voorzitter niet anders kon concluderen dan dat er op dit moment geen gekwalificeerde meerderheid voor een oplossing te vinden was.

14. Maatschappelijke verantwoordelijkheid, Biotechnologie en Star 21

Deze onderwerpen werden kort door de Commissie tijdens de lunch gepresenteerd.

De Minister van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink

Naar boven