21 501-12
Industrieraad

21 501-14
Energieraad

nr. 74
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 19 november 2001

Bijgaand treft u de geannoteerde agenda aan van het industriegedeelte van de Energie/Industrieraad, welke op 4 en 5 december 2001 in Brussel zal worden gehouden. Op de avond voorafgaande aan het industriegedeelte zal een diner worden gehouden, waarbij een beperkt aantal vertegenwoordigers uit de industrie is uitgenodigd. Het onderwerp zal biotechnologie zijn. De onderwerpen op de Raad zijn de volgende:

1. Concurrentiekracht

Een traditioneel punt op de agenda van de Industrieraad. Komende tijd zal de EU moeten bewijzen dat ook in tijden dat het economisch minder gaat er onverminderd geprobeerd moet worden de ambitie waar te maken, zoals die in Lissabon is vastgesteld. De Commissie heeft hiertoe een document gemaakt met als titel «sustaining the commitments, increasing the pace». Waarom meer tempo? Het tempo is volgens de Commissie niet in lijn met de ambitie van de EU om binnen 10 jaar de meest dynamische economie te worden. Centraal hierbij staat het ondernemingenbeleid. Op dit punt is veel gedaan zoals het «Meerjarenprogramma voor ondernemingenbeleid (2001–2004)», scoreboards, benchmarks, BEST-procedure reports enz.. De Raad zal conclusies over dit onderwerp aannemen, die momenteel nog geformuleerd worden.

2. Financiering van het MKB

Onder dit agendapunt zullen de resultaten van een colloquium, dat werd gehouden op 24 en 25 oktober 2001 in Louvain La Neuve, worden gepresenteerd. Op dit colloquium werden met name de financieringsproblemen van startende ondernemingen bediscussieerd. Mede op basis van de besprekingen in Louvain la Neuve zijn er ontwerp-raadsconclusies opgesteld. Belangrijk punt hierin is dat een overlegstructuur wordt gecreëerd tussen banken en het MKB om meer wederzijds begrip te genereren. Voorts wordt gevraagd om een garantiesysteem voor het MKB en om speciale aandacht te schenken aan de toegang tot risicokapitaal bij marktimperfecties.

3. Mededinging

Zoals u bekend stelt de Europese Commissie voor om het handhavingsysteem voor mededingingsrecht ingrijpend te veranderen. Het gaat om de gelijktijdige

a. afschaffing van het notificatiesysteem,

b. decentralisatie van bevoegdheden naar nationale autoriteiten en rechters, en

c. versterking van de ex post controle.

Het Nederlandse standpunt is overwegend positief, vanwege de grotere effectiviteit van het handhavingsysteem en de vermindering van de administratieve lasten. Bovendien zie ik voordelen in de versterking van de bevoegdheden van de NMa en juich ik de tendens tot verdere convergentie van de nationale handhavingsystemen toe.

Maar ik wil ook een aantal risico's signaleren. Vandaar dat voorwaarden zijn gesteld bij de uiteindelijke instemming van Nederland met het nieuwe systeem.

Het nieuwe systeem moet gekenmerkt zijn door:

• een daadwerkelijke vergroting van de effectiviteit, dit impliceert een zichtbaar grotere pakkans van werkelijk schadelijke kartels,

• geen schijndecentralisatie, dit betekent volwaardige bevoegdheden voor de nationale mededingingsautoriteiten,

• rechtszekerheid voor het bedrijfsleven moet worden gegarandeerd,

• uniformiteit en consistentie van handhaving moet zijn gegarandeerd.

De discussie over de concept-verordening loopt nu al drie voorzitterschappen. Naar verwachting zal de verordening pas eind volgend jaar worden goedgekeurd. De implementatie in Nederland moet dan een jaar later, dus in 2003, zijn afgerond.

Intussen zijn de eerste resultaten behaald. Zo heeft de Commissie het Nederlandse verzoek om verbetering van het Europese «leniency» programma ingewilligd. Dit vergroot de effectiviteit. Wat de rechtszekerheid betreft, heeft de Commissie het verzoek van Nederland gehonoreerd om te voorzien in formele positieve beschikkingen, in het geval dat de regels onvoldoende duidelijk zijn. Daarnaast voorziet de Commissie in zogenaamde «opinions», dit zijn met redenen omklede en openbaar gemaakte mededelingen, over een geanonimiseerd feitelijk probleem, dat wordt voorgelegd door een bedrijf.

Tenslotte hebben Nederland en Duitsland een aantal beginselen geformuleerd voor de samenwerking tussen nationale mededingingsautoriteiten en de Commissie binnen het nog op te richten netwerk van mededingingsautoriteiten. Naar verwachting zullen die te zijner tijd worden gebruikt als uitgangspunt voor een gezamenlijke verklaring van Raad en Commissie. Hierin worden dan de positie van de nationale mededingingsautoriteiten en de verantwoordelijkheden van de Commissie vastgelegd om consistentie te garanderen en de rechtszekerheid voor bedrijven zeker te stellen.

Een controversieel onderwerp is de door de Commissie voorgestelde exclusiviteit bij de toepassing van het EU-recht op zaken die de handel tussen lidstaten betreffen. Nederland hecht daaraan, omdat dit de rechtszekerheid van bedrijven vergroot en bijdraagt aan een «level playing field» in Europa. Zonder een dergelijke bepaling is het gevaar groot dat het mededingingsrecht als het ware wordt gerenationaliseerd, doordat nationale autoriteiten de grensoverschrijdende zaken wel behandelen, maar zonder deze in het netwerk te brengen en het EU-recht toe te passen. Een aantal (grote) lidstaten vindt echter dat het mogelijk moet blijven verdergaande nationale wetgeving toe te passen. Nederland vindt het geen probleem als dit parallel gebeurt, mits de toepassing van nationale wetgeving niet indruist tegen de uitkomsten van de toepassing van het EU-recht.

4. Staatssteun

De voorzitter zal onder dit agendapunt kort refereren aan de informele bijeenkomst over staatssteun in Genval, die op 26 oktober plaatsvond. Staatssteun vormt nog steeds een bedreiging voor verstoring van de verhoudingen op de interne EU-markt. Er werd een pleidooi gehouden voor het verder terugdringen van vooral sectorspecifieke staatssteun. Ook in moeilijke tijden moet niet te snel naar het steuninstrument worden gegrepen. Voorzitter voorziet conclusies die lidstaten verder moet aanmoedigen steun terug te dringen en de kwaliteit van rapporteren aan de Commissie te verhogen.

5. Staal

De Commissie zal een presentatie geven, waarbij ingegaan wordt op de consequenties van het expireren van het EGKS verdrag. Lidstaten zijn het eens over wat hierna met een aantal sectorspecifieke zaken moet gebeuren. Dit is geregeld via een protocol bij het Verdrag van Nice. Indien het Verdrag van Nice niet tijdig wordt geratificeerd stelt de Commissie een procedure voor om zaken zo te regelen als is overeengekomen.

6. Scheepsbouw

Het zou me niet verwonderen als over dit onderwerp een pittig debat gevoerd zal worden. De achtergrond is u bekend: Koreaanse werven hebben veel marktaandeel gewonnen ten koste van Europese werven. Deze hebben een klacht ingediend die door de Commissie is gehonoreerd. De Commissie heeft vervolgens een dubbel voorstel gedaan aan de lidstaten:

• de klacht wordt doorgeleid naar de WTO;

• de klacht wordt ondersteund met een defensief mechanisme, waarbij herintroductie van steun voor een aantal scheepstypen wordt voorgesteld.

Een aantal landen waaronder Nederland is fel tegenstander van de herintroductie van staatssteun. Vooral van belang zal zijn wat de Franse delegatie zal doen. Als alle andere landen voorstemmen, dus ook landen die op het eerste gezicht geen of nauwelijks iets met scheepsbouw van doen hebben, blijft aan tegenstanders naast Nederland over Finland, Verenigd Koninkrijk, Zweden en Denemarken. Dit is precies de grens, waarop een voorstel aangenomen kan worden (gekwalificeerde meerderheid is vereist 62 voorstemmen van de 87 totale stemmen). Ik acht een eventuele herintroductie van scheepsbouwsteun een slechte zaak, jarenlange steun heeft de scheepsbouw in de EU niets opgeleverd.

7. Duurzame ontwikkeling

Tijdens de Europese Raad van Stockholm en Gothenburg is de milieudimensie toegevoegd aan de Lissabon-strategie, naast de economische en sociale dimensies. Dit betekent dat alle dimensies van duurzame ontwikkeling in de context van de jaarlijkse voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad getoetst moeten worden. Een van de stappen hierbij is het aanvullen van de bestaande economische en sociale indicatoren met nieuwe milieu-indicatoren om daarmee beter de voortgang van het duurzame ontwikkelingsproces te kunnen monitoren. Het ligt in de bedoeling om de structurele indicatoren tijdens de Europese Top van Laken aan te nemen.

8. Milieudossiers (chemische stoffen, emissiehandel, milieu-aansprakelijkheid)

De Commissie zal rapporteren over de voortgang ten aanzien van de Chemische Stoffen strategie. In juni heeft de Milieuraad conclusies aangenomen ten aanzien van het Witboek Chemische Stoffen. De Commissie heeft in de Milieuraad van 29 oktober jl. aangegeven dat de implementatie meer tijd vergt dan is voorzien.

De Commissie zal een toelichting geven op het recentelijk gepresenteerde voorstel voor een richtlijn betreffende de introductie van een raamwerk voor handel in broeikasgasemissies binnen de Europese Unie. Het voorstel beoogt nationale systemen van emissiehandel binnen de lidstaten tot stand te brengen. Vervolgens vindt koppeling van de nationale systemen door middel van uitwisseling van emissierechten binnen de EU plaats. Hierdoor kan de EU als geheel aanzienlijke kostenbesparingen realiseren bij het bereiken van CO2-emissiereducties. Op basis van het voorstel van de Commissie wordt circa 45% van de industriële CO2-emissies gedekt. Het voorziene begin van de emissiehandel is in 2005.

De Commissie zal rapporteren over de voortgang van de werkzaamheden inzake een richtlijnvoorstel als follow-up van het Witboek betreffende milieu-aansprakelijkheid van februari 2000.

9. Biotechnologie

De Commissie zal de stand van zaken geven met betrekking tot dit onderwerp. Op 4 september 2001 heeft de Europese Commissie haar strategische visie op biowetenschappen en biotechnologie gepresenteerd in een consultatiedocument. Het onderwerp wordt verder behandeld tijdens de Europese Top in Barcelona. Eind dit jaar komt de Commissie met een witboek. Hierin zal een allesomvattende benadering worden geschetst met aandacht voor problemen in de landbouw- en voedingsmiddelensector, geneesmiddelensector en nieuwe ontwikkelingen die de burger of de industrie ten goede kunnen komen. De consultatietermijn, die de Commissie na verschijnen van het consultatiedocument had ingesteld is inmiddels afgelopen. Uitgangspunt voor Nederland is de bevordering van toepassing van een moderne biotechnologie in alle sectoren op een maatschappelijk verantwoorde wijze. Hierbij wordt een vergelijkbare kennis en concurrentiepositie als de V.S. heeft nagestreefd.

10. Groenboek sociale verantwoordelijkheid

De Commissie zal een presentatie geven over het groenboek sociale verantwoordelijkheid. Een onderneming is verantwoordelijk voor alle betrokkenen en draagt bij aan de economische ontwikkeling. Uitgangspunt is dat de onderneming fair is ten aanzien van werknemers en samenleving. Uiteraard is dit een onderwerp dat primair bepaald wordt door de ondernemingen zelf, maar beleidsmakers kunnen invloed uitoefenen op het proces via beleidsbeslissingen en wetgeving.

11. Star 21

Star 21 is een adviesgroep op hoog niveau over luchtvaart. Zij bestaat uit 15 leden waaronder de CEO's van de belangrijkste luchtvaartindustrieën (EADS, BAE, Rolls Royce, Thales, SNECMA en Finmeccanica) in de EU, 5 Europese commissarissen (Liikanen, Palacio, Patten, Busquin en Lamy), Solana en 2 leden van het Europees Parlement (Westendorp, von Wogau). De adviesgroep is gevraagd met name te kijken naar beleidscoherentie op het gebied van luchtvaartindustrie in Europa, de balans in ondersteuningspraktijken en het functioneren van de Europese defensiemarkt.

De Commissie zal de Raad inlichten over de stand van zaken en om input vragen voor het in de volgende vergadering van Star 21 (5 maart 2002) te presenteren definitieve rapport.

De Minister van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink

Naar boven