21 501-12
Industrieraad

21 501-14
Energieraad

nr. 73
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 16 november 2001

Ten behoeve van het Algemeen Overleg op 22 november a.s. zend ik u hierbij de geannoteerde agenda voor het energiedeel van de gecombineerde Energie/Industrieraad op 4 december a.s.. Ik volg daarbij de voorlopige agenda van het Belgisch voorzitterschap.

1. Voorzieningszekerheid (gedachtenwisseling)

Eind vorig jaar heeft de Europese Commissie het groenboek «Op weg naar een Europese strategie voor een continue energievoorziening» gepubliceerd. Gedurende dit jaar heeft de Europese Commissie reacties ingezameld, zowel van Lidstaten als van andere betrokken partijen. Nederland heeft, na het Algemeen Overleg van 7 november met de Vaste Commissie voor Economische Zaken over dit onderwerp een officiële reactie aan de Commissie gezonden. De Commissie zal een overzicht van de ontvangen reacties geven. Ik zal tijdens de Raad een toelichting geven op onze officiële reactie.

2. Richtlijn Energieprestaties in gebouwen (gedachtenwisseling)

De Europese Commissie heeft tijdens de afgelopen Energieraad een presentatie gehouden over deze richtlijn. De richtlijn richt zich op het inzichtelijk maken en het bevorderen van de energieprestaties van gebouwen, met als doel het gebruik van fossiele brandstoffen voor het klimatiseren van gebouwen te verminderen. Hiermee wordt volgens de Europese Commissie tevens een belangrijke bijdrage geleverd aan het beperken van de broeikasgas-emissies. Nederland onderschrijft deze doelstelling volledig.

De richtlijn behelst:

• het scheppen van een Europees kader om de energieprestaties van gebouwen te bepalen;

• het stellen van eisen met betrekking tot minimale energieprestaties in nieuwe gebouwen en gebouwen waarin ingrijpende renovaties plaatsvinden;

• een verplichte periodieke inspectie van verwarmingsketels (inclusief kleinverbruikers, d.w.z. met een capaciteit vanaf 10 kW) en airco's (met een koelcapaciteit vanaf 12 kW).

Na behandeling in de Raadswerkgroep de afgelopen maanden, zijn de tekstvoorstellen grotendeels in lijn gebracht met de Nederlandse beleidsvoornemens over dit onderwerp. Nederland heeft nog een studievoorbehoud om de mogelijkheden na te gaan om de efficiëntie van de verplichte inspectie-methodiek (na een overgangsperiode verplicht) te verhogen. Hiertoe zal bij de verdere uitwerking van de richtlijn de mogelijkheid tot nadere invulling van de koppeling van onderhoud en inspecties worden onderzocht.

3. Interne markt voor elektriciteit en gas (voortgangsrapport)

Hiermee ga ik ook in op uw verzoek van 26 september jl. (EZ-01-474) om de huidige stand van zaken in het onderhandelingsproces en de Nederlandse stellingname. In maart van dit jaar heeft de Commissie voorstellen goedgekeurd voor de aanpassing van de bestaande elektriciteits- en gasrichtlijnen en voor een verordening op het gebied van tarieven voor grensoverschrijdend elektriciteitstransport. Tijdens de vorige Energieraad is overeengekomen om de voorstellen als één pakket te behandelen. De Commissie zal nog voor het eind van het jaar komen met een benchmark ten aanzien van de mate van liberalisering in de Lidstaten.

De Raadswerkgroep Energie heeft de voorstellen nu een eerste keer doorgelopen. Data voor marktopening zijn daarbij nog niet aan de orde geweest, omdat met name Frankrijk en Duitsland hebben aangegeven eerst de benchmark te willen afwachten. Deze moet ook ingaan op de feitelijke marktopening en economische gevolgen. Er lijkt zich overeenstemming af te tekenen over de noodzaak van de juridische en functionele scheiding van zowel distributie, transport en productie. Wij hebben evenwel vooralsnog een voorbehoud gemaakt met betrekking tot de unbundling van hogedrukgastransportnetten. Ten aanzien van de onafhankelijke toezichthouder lijkt een oplossing mogelijk wanneer in de richtlijn met name de taken van het toezicht goed omschreven zouden worden. Het toezicht moet natuurlijk wel onafhankelijk zijn en voldoende bevoegdheden hebben. Nadere voorstellen worden thans uitgewerkt door de Commissie en het voorzitterschap. Op het gebied van de toegang voor derden tot de netten tekent zich een overeenstemming af voor het voorstel van de Commissie om dit op basis van gereguleerde toegang te laten plaatsvinden. Ook hier hebben wij aangegeven dat ons huidige systeem voor het hogedrukgasnet van onderhandelingen op basis van door de DTe gestelde regels voor dit onderdeel van de markt essentieel is. De Europese Commissie blijkt ook de gasopslag onder te willen brengen onder de werking van de richtlijn: Wij hebben hierbij een voorbehoud aangetekend omdat het, op grond van buitenlandse ervaringen, de verwachting is dat de markt voor capaciteitsdiensten op termijn een normale markt kan worden, waar toezicht door de NMa volstaat. Dit zou betekenen dat gasopslag in volledige concurrentie komt met andere faciliteiten en, meer algemeen, andere capaciteitsdiensten. Hoogstens zal enige regulering nodig zijn in de overgangsfase op weg naar die normale markt.

Het voorzitterschap heeft een symposium georganiseerd over de Public Service Obligation (PSO). Onze voornaamste conclusie van het symposium was dat de PSO zeer nationaal gebonden is. Algemene beginselen zouden in de richtlijnen gegeven kunnen worden. De invulling kan het beste aan subsidiariteit worden overgelaten.

Naast de bovengenoemde punten zal ik tijdens de Energieraad aandringen op een snelle voortzetting van de besprekingen in de Raadswerkgroep. Ik heb begrepen dat het komend voorzitterschap streeft naar een politiek akkoord tijdens de Energieraad van juni 2002.

4. Voorstel voor een verordening voor staatssteun voor de kolensector (oriëntatiedebat)

De Europese Commissie heeft in juli een ontwerpverordening goedgekeurd die staatssteun aan de kolenindustrie – ook na afloop van het EGKS-verdrag – mogelijk moet maken. De steun kan gegeven worden voor onrendabele productie die door Lidstaten nodig wordt geacht in het kader van voorzieningszekerheid en ook voor kosten nodig voor herstructurering/ sluiting van mijnen. Ik zal aangeven dat ik niet kan instemmen met het argument van voorzieningszekerheid. Wereldwijd zijn voldoende kolen beschikbaar en daarnaast is de wereldkolenmarkt stabiel. Daar is geen behoefte aan (wereld)marktverstorende subsidies. Ik zal bovendien wijzen op de ongeloofwaardigheid vanuit het Milieubeleid, waar Milieuministers juist steeds aangeven te zullen ijveren voor beperking van vervuilende subsidies. Ik kan me voorstellen dat een abrupte beëindiging van staatssteun aan kolenmijnen bij het einde van het EGKS-verdrag voor de betrokken landen (Duitsland, Spanje) grote sociale problemen zal opleveren, maar dan moet dát als argument worden aangevoerd. Dergelijke steun zou in ieder geval degressief – tot nul teruglopend – en transparant moeten zijn.

Besluitvorming over de verordening verwacht ik in de Energieraad van juni 2002.

5. Energiehandvestverdrag (voortgangsrapport) Het gebruikelijke voortgangsverslag. Het document is nog niet ontvangen. Mogelijk wordt ingegaan op de stand van de onderhandelingen over het Transitprotocol.

6. Biofuels. De Europese Commissie zal een dezer dagen een voorstel indienen voor een richtlijn ter bevordering van het gebruik van biofuels in het vervoer. De Commissie zal een toelichting geven.

7. Diversen (mogelijk). Alleen indien de Commissie tijdig besluiten neemt over een nieuw meerjarenprogramma voor het SAVE- en Altener-programma zal een toelichting worden gegeven. Hetzelfde geldt voor een besluit van de Commissie over Trans Europese Netwerken (TEN).

De Minister van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink

Naar boven