21 501-12
Industrieraad

nr. 31
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 18 april 1996

Hierbij ontvangt u het verslag van de Industrieraad van 28 maart jl. Namens Nederland nam plv. PV Hanrath deel aan het overleg. De Raad nam resoluties aan over het midden- en klein bedrijf, over de textiel- en kledingindustrie en over de farmaceutische sector. De Raad sprak verder over de defensie-industrie en over de relatie onderzoek-industrie. Op verzoek van Denemarken is gesproken over scheepsbouw.

1 Mkb

De Raad wisselde van gedachten over het gemeenschapsbeleid voor het mkb. In dit kader presenteerde de verantwoordelijke Commissaris Papoutsis de volgende hoofdlijnen voor het derde meerjarenprogramma (1997–2000);

– vereenvoudiging van de administratieve lastendruk

– verbetering van het financieel ondernemingsklimaat

– verdere ontwikkeling van informatiediensten

– verbetering toegang tot onderzoek en innovatie

In de discussie werd met name gewezen op de noodzaak van het terugdringen van de administratieve lasten.

Tot slot van het debat nam de Raad een resolutie aan die het belang onderstreept van de al geschetste maatregelen.

2 Relatie onderzoek – industrie

Commissaris Bangemann presenteerde het Groenboek Innovatie in de Raad. De discussie in de Industrieraad verliep langs dezelfde lijnen als de discussie over dit onderwerp in de Onderzoekraad.

Ook de voortgang op het terrein van de Task Forces werd in de Industrieraad gepresenteerd. Commissaris Cresson benadrukte in haar presentatie dat de Task Forces vooral zijn bedoeld om de coördinatie tussen de verschillende programma's te verbeteren. Ze wees erop dat de Task Forces er niet alleen zijn voor grote bedrijven; ook kleinere bedrijven kunnen deelnemen. Tot slot van haar presentatie wees Commissaris Cresson op het belang van een aanvulling van het vierde Kaderprogramma (zgn. top-up). Ook hier verliep de discussie parallel aan de discussie in de Onderzoekraad. De meeste lidstaten zien de Task Forces vooral als een instrument voor coördinatie.

3 Textiel- en kledingindustrie

De Raad discussieerde naar aanleiding van een mededeling van de Commissie over: het effect van internationale ontwikkelingen op de Communautaire kleding- en textielindustrie. Deze mededeling is opgesteld naar aanleiding van conclusies van de Industrieraad van 22 april 1994. Daarin verzoekt de Raad de Commissie een evaluatie op te stellen van het effect van de Uruquay-ronde op de textiel- en kledingindustrie. Het Multi Vezel Akkoord dat tot nu toe een redelijke bescherming bood voor deze sector zal over een periode van 10 jaar worden afgeschaft.

De mededeling van de Commissie doet ondermeer de volgende aanbevelingen aan bedrijven:

– meer samenwerking

– vergroten van de exportinspanning

– het optimaliseren van de produktie (eigen-produktie t.o.v. uitbestede-global-produktie)

De Raad nam een resolutie aan waarin de volgende punten nog eens worden benadrukt: evaluatie en zonodig aanpassen van het beleid (meer samenwerking, training enz.), versterken exportinspanning en verbeteren toegang tot derde markten. Met name Portugal en Griekenland hebben gepleit voor extra financiële steun van de EU voor deze sector. De noordelijke lidstaten hebben zich hiertegen verzet. Zij zijn van mening dat de bedrijven zelf verantwoordelijk zijn om hun concurrentiepositie te verbeteren. Overheden kunnen daarbij helpen door het scheppen van gunstige voorwaarden.

4 Farmaceutische industrie

De Raad wisselde van gedachten over een mededeling van de Commissie over de farmaceutische industrie. Een belemmering voor het versterken van de concurrentiepositie van deze sector is het versnipperde karakter van het onderzoek. Ook pleit de Commissie voor het vergroten van de doorzichtigheid van nationale maatregelen op het gebied van prijscontrole en vergoeding van geneesmiddelen.

De Raad nam een resolutie aan waarin het belang van onderzoek en ontwikkeling wordt benadrukt en de rol die het kaderprogramma daarbij kan spelen. Ook wijst de resolutie op het belang van transparantie binnen deze sector en op een goede werking van de interne markt.

Bij de totstandkoming van deze resolutie verzette een groot aantal lidstaten zich tegen de opname van passages in de tekst die de nationale competentie op het gebied van de gezondheidszorg zouden kunnen aantasten. Denemarken en Duitsland hebben daarom een verklaring in de notulen laten opnemen die het belang onderstreept van vrije prijsvorming als basis voor de interne markt.

5 Defensie-industrie

Commissaris Bangemann gaf een korte presentatie van een Commissie-mededeling over de defensie-industrie. Deze mededeling is gericht op liberalisering, transparantie en meer samenwerking op R&D-gebied binnen de sector. De Commissie wil met deze mededeling een gedachtenwisseling tot stand brengen over de wenselijkheid van (EU)-maatregelen op defensiegebied. Het document zal primair worden behandeld in de Algemene Raad. De Industrieraad zou zich volgens Bangemann dienen te buigen over de industriële aspecten.

Maar enkele lidstaten hebben het woord gevoerd over dit onderwerp. Duitsland steunde de benadering van de Commissie. Frankrijk wacht de discussie af in de Algemene Raad.

6 Scheepsbouw

Onder dit agendapunt kwamen de volgende twee onderwerpen aan de orde: een notitie van Denemarken over de situatie in de scheepsbouw in Europa en een korte toelichting van de Commissie over de situatie bij Bremer Vulcan.

De Deense notitie concludeert dat de scheepsbouw in Europa wordt geconfronteerd met moeilijke internationale concurrentie-voorwaarden. Die situatie wordt nog verscherpt door overcapaciteit en concurrentievervalsing in de vorm van dumping, overheidssteun en protectionisme. Vooral steun die overcapaciteit in stand houdt zou tot een scherper optreden van de toezichthoudende instanties moeten leiden. Om te komen tot een beleid in Europa dat is gebaseerd op eerlijke concurrentievoorwaarden, doet de Deense regering de volgende voorstellen:

– meer transparantie binnen Europa op het gebied van overheidssteun

– twee-jaarlijkse rapportage van de Commissie aan de Raad en EP over herstructureringsgevallen

– opzetten van een register voor goedgekeurde steunmaatregelen voor de scheepsbouw

– aandacht voor overheidssteun in landen buiten de EU (implementatie OESO-accoord).

De Commissie (Commissaris Van Miert) was het eens met de strekking van de Deense interventie. Ook Nederland, Finland, Zweden en Duitsland sloten zich bij het Deense betoog aan. Afgesproken is dat de Raad op 20 mei a.s. een discussie zal hebben over dit onderwerp. De Commissie zal daarvoor een notitie opstellen.

De Commissie informeerde de Raad verder over de stand van zaken met betrekking tot de ratificatie van het OESO-accoord over scheepsbouwsteun. De kans dat de VS ratificeert voor 30 juni a.s. wordt bijzonder klein geacht. Daarom heeft de Commissie een verdere verlenging van de 7e richtlijn in voorbereiding.

Over Bremer Vulcan meldde Commissaris Van Miert dat de Commissie strikt zal optreden.

Minister van Economische Zaken,

G. J. Wijers

Naar boven