nr. 127
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 april 2001
Tijdens het Algemeen Overleg op 29 maart 2001 (21 501-09/21 501-10/21 501-18,
nr. 126) is door de heer Herrebrug de vraag gesteld waarom het chauffeursattest
wordt ingevoerd, terwijl het maar om 1000 gevallen van cabotage (vervoer binnen
een bepaald EU-land verricht door een beroepsvervoerder die gevestigd is in
een ander land) gaat.
Tijdens de Transportraad op 4 en 5 april 2001 is een gemeenschappelijk
standpunt bereikt over het introduceren van een chauffeursattest voor het
beroepsgoederenvervoer over de weg onder dekking van een in één
van de EU-lidstaten afgegeven communautaire vergunning. Het gaat hier om het
communautair vervoer op grond van Verordening 881/92 en cabotagevervoer op
grond van Verordening 3118/93.
Het gaat hier dus om alle vervoer binnen de EU waarop niet EU-chauffeurs
worden ingezet, dit omvat dus veel meer dan alleen het cabotagevervoer.
Het chauffeursattest, dat alleen geldt voor niet-EU chauffeurs, is bedoeld
om binnen de EU controle te kunnen uitoefenen op de legaliteit van de tewerkstelling
van buitenlandse chauffeurs. Dit in verband met geconstateerde onregelmatigheden,
zoals lage lonen, oneerlijke concurrentie en dergelijke.
Op dit moment vindt geen registratie plaats van chauffeurs. Exacte aantallen
van niet-EU chauffeurs die worden ingezet op Nederlandse voertuigen zijn mij
dan ook niet bekend. Op grond van de afgegeven tewerkstellingsvergunningen
voor buitenlandse chauffeurs kan worden afgeleid dat het gaat om een aantal
van nog geen 1000 buitenlandse chauffeurs per jaar die op Nederlandse voertuigen
worden ingezet.
Echter, dit aantal betreft alleen de niet-EU chauffeurs die op Nederlands
grondgebied rijden. Een aanzienlijk deel van het Nederlandse beroepsgoederenvervoer
over de weg vindt plaats buiten Nederland. Van al dit vervoer is ruim 75%
uitgedrukt in tonkilometer internationaal vervoer dat verricht wordt op basis
van een communautaire vergunning. Slechts een zeer klein deel
van dat vervoer betreft cabotage. Volgens opgave van de Europese Commissie
is in de periode 1990–1998 van het totale nationale en internationale
goederenvervoer over de weg binnen de EU slechts 1,16% cabotage. Ik wil er
echter op wijzen dat veruit het meeste cabotagevervoer verricht wordt in Duitsland
(68%). Van dit vervoer nemen Nederlandse vervoerders 30% voor hun rekening.
Het is mij bekend dat Duitsland nationale maatregelen heeft genomen om, voorafgaand
aan de introductie van het chauffeursattest op EU niveau, de illegale tewerkstelling
met name in het cabotagevervoer tegen te kunnen gaan.
In Nederland geldt, ook voor niet-EU chauffeurs, de zogenaamde werkgeversverklaring
op grond van artikel 14 van de Wet goederenvervoer over de weg. Hierop wordt
door de Rijksverkeersinspectie gecontroleerd. Voorzover het de tewerkstelling
van niet-EU chauffeurs op Nederlandse vrachtauto's betreft zal de werkgeversverklaring
kunnen worden vervangen door het chauffeursattest op het moment dat dit attest
binnen de EU wordt geïntroduceerd.
Ik onderschrijf dat tegen oneerlijke concurrentie, zoals illegale tewerkstelling,
moet worden opgetreden. Het EU chauffeursattest dient als controlemiddel zonder
dat hiermee de administratieve belasting behoeft te worden verhoogd. Ik ben
van mening dat het hier gaat om een maatregel ter behoud van een gezonde marktwerking
voor het communautaire beroepsgoederenvervoer over de weg.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben ingelicht.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
T. Netelenbos