21 501-08 Milieuraad

V VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 28 juni 2024

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving1 hadden kennisgenomen van de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 22 april 20242 waarin de Minister, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister voor Klimaat en Energie, eerder gestelde vragen beantwoordde over de geannoteerde agenda van de Milieuraad van 25 maart 2024.

Naar aanleiding hiervan is op 4 juni 2024 een brief gestuurd aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat.

De Minister heeft mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op 27 juni 2024 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, Dragstra

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR INFRASTRUCTUUR, WATERSTAAT EN OMGEVING

Aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat

Den Haag, 4 juni 2024

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 22 april 20243 waarin u, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister voor Klimaat en Energie, eerder gestelde vragen beantwoordt over de geannoteerde agenda van de Milieuraad van 25 maart 2024. De leden van de fractie van de BBB wensen de regering naar aanleiding hiervan enkele nadere vragen te stellen.

De leden van de fractie van de BBB hebben kennisgenomen van de beantwoording door de regering en in het bijzonder van de beantwoording van de eerder door deze leden gestelde vraag 3.4 De leden van de fractie van de BBB lijken in deze beantwoording een patroon te herkennen, namelijk dat Nederland zelf doelen vaststelt die ambitieuzer zijn dan haalbaar in de overige lidstaten, waarna Nederland vervolgens pleit voor strengere doelstellingen om een gelijk speelveld te realiseren. Naar aanleiding daarvan hebben de leden van de fractie van de BBB de volgende nadere vragen te stellen:

  • 1. Kan de regering uitleggen waarom Nederland met bindende doelstellingen vooruit loopt c.q. koppen zet op Europese wetgeving?

  • 2. Wordt door deze werkwijze niet juist door de Nederlandse overheid een ongelijk speelveld gecreëerd?

  • 3. Wat gaat de regering doen om dit in de toekomst te voorkomen?

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, E. Kemperman

BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 juni 2024

Hierbij doe ik u, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de beantwoording toekomen van de aanvullende schriftelijke vragen gesteld op 4 juni 2024 over de beantwoording van de schriftelijke vragen gesteld over de geannoteerde agenda van de Milieuraad van 25 maart, die op 22 april jl. aan de Eerste Kamer is gestuurd.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

Beantwoording aanvullende schriftelijke vragen

De leden van de fractie van de BBB hebben kennisgenomen van de beantwoording door de regering en in het bijzonder van de beantwoording van de eerder door deze leden gestelde vraag 3.5 De leden van de fractie van de BBB lijken in deze beantwoording een patroon te herkennen, namelijk dat Nederland zelf doelen vaststelt die ambitieuzer zijn dan haalbaar in de overige lidstaten, waarna Nederland vervolgens pleit voor strengere doelstellingen om een gelijk speelveld te realiseren. Naar aanleiding daarvan hebben de leden van de fractie van de BBB de volgende nadere vragen te stellen:

  • 1. Kan de regering uitleggen waarom Nederland met bindende doelstellingen vooruit loopt c.q. koppen zet op Europese wetgeving?

  • 2. Wordt door deze werkwijze niet juist door de Nederlandse overheid een ongelijk speelveld gecreëerd?

  • 3. Wat gaat de regering doen om dit in de toekomst te voorkomen?

Antwoord

In algemene zin wordt beoogd met het herzieningsvoorstel van de Kaderrichtlijn Afvalstoffen (KRA) de grondstoffentransitie te versnellen door zoveel mogelijk materialen te hergebruiken. Voor het tegengaan van voedselverspilling geldt dat alle EU-lidstaten zich in 2014 hebben gecommitteerd aan niet-bindende doelen in Sustainable Development Goal 12.3 (hierna: SDG 12.3). Het huidige voorstel van de Europese Commissie is opgesteld om de doelstelling van SDG 12.3 te helpen behalen door juist wel bindende doelstellingen voor te stellen voor het tegengaan van voedselverspilling.

Hiermee wordt tevens een gelijk speelveld ingericht, doordat het niet langer vrijblijvend is om als lidstaat hierop in te zetten. Nederland heeft op dit moment geen nationaal bindende doelstellingen en loopt niet vooruit op de Europese wetgeving. Wel heeft het in 2014 samen met alle andere EU lidstaten commitment uitgesproken voor SDG12.3. Dit is opgenomen in een nationaal beleidsdoel. Sindsdien is toegewerkt naar een effectieve aanpak in Nederland om voedselverspilling te verminderen, waarbij een steeds grotere groep stakeholders zich inzet om de voedselverspilling met 50% te reduceren. Verder heeft in 2022 de Tweede Kamer een motie aangenomen, waarin de regering werd verzocht om de EU- en Nederlandse ambitie te verbreden door de halvering van voedselverspilling uit te breiden naar de volledige voedselketen6. Dit is opgepakt in de Nederlandse aanpak en komt ook terug in de huidige Europese inzet.

Het is aan het nieuwe kabinet om uitwerking te geven aan het toekomstige Nederlandse beleid met betrekking tot voedselverspilling, waarbij naar alle waarschijnlijkheid ook rekening moet worden gehouden met Europese bindende doelstellingen.

Met betrekking tot textiel geldt dat er ten tijde van de invoering van de Nederlandse uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor textiel (UPV textiel) nog geen Europees voorstel bestond voor de herziening van de KRA. De KRA staat landen toe om nationale UPV-systemen in te voeren voor productgroepen, zoals textiel. Eén van de minimumvereisten die de huidige Kaderrichtlijn stelt aan het introduceren van een nationaal UPV-systeem is dat doelstellingen voor het afvalbeheer worden vastgesteld in overeenstemming met de afvalhiërarchie. Nederland heeft hier voor de UPV textiel invulling aan gegeven door doelstellingen in te voeren voor hergebruik, recycling en vezel-tot-vezel recycling. De huidige nationale UPV textiel is dus gestoeld op bestaande EU-regelgeving.

Nederland had graag gezien dat er bij de herziening van de KRA Europese doelstellingen voor hergebruik, recycling en preventie vastgesteld zouden worden om op die manier de harmonisatie van UPV-systemen voor textiel te versterken. In het uiteindelijke voorstel van de herziening van de KRA staat nu opgenomen dat de Commissie onderzoek zal doen om op een later moment doelstellingen vast te stellen.


X Noot
1

Samenstelling:

Van Wijk (BBB), Kemperman (BBB) (voorzitter), Van Langen-Visbeek (BBB), Lievense (BBB), Thijssen (GroenLinks-PvdA), Kluit (GroenLinks-PvdA), Crone (GroenLinks-PvdA), Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA), Martens (GroenLinks-PvdA), Klip-Martin (VVD), Meijer (VVD), Kaljouw (VVD), Rietkerk (CDA) (ondervoorzitter), Prins (CDA), Van Meenen (D66), Aerdts (D66), Van Kesteren (PVV), Nicolaï (PvdD), Nanninga (JA21), Van Aelst-Den Uijl (SP), Holterhues (CU), Dessing (FVD), De Vries (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

X Noot
2

Kamerstukken I 2023/24, 21 501-08, S.

X Noot
3

Kamerstukken I 2023/24, 21 501-08, S.

X Noot
4

Kamerstukken I 2023/24, 21 501-08, S, p. 7–9.

X Noot
5

Kamerstukken I 2023/24, 21 501-08, S, p. 7–9.

X Noot
6

Kamerstuk 21 501, nr. 32-1414

Naar boven