21 501-08 Milieuraad

Nr. 950 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 13 juni 2024

De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over:

  • De brief van 3 juni 2024 inzake de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken cohesiebeleid d.d. 18 juni 2024 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 946),

  • De brief van 11 maart 2024 inzake het verslag van de Raad Algemene Zaken cohesiebeleid d.d. 6 februari 2024 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2842),

  • en over het voorstel van de Europese Commissie d.d. 25 april 2024 inzake de Mededeling over het 9e cohesieverslag (2024Z07504).

De vragen en opmerkingen zijn op 11 juni 2024 aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 13 juni 2024 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie, Bromet

Adjunct-griffier van de commissie, Hoedemaker

Inhoudsopgave

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

3

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie

4

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

5

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie

5

     

II

Reactie van de Minister van Economische Zaken en Klimaat

6

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken cohesiebeleid die op 18 juni plaats zal vinden in Luxemburg. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de PVV-fractie vragen zich af of er een indicatie gegeven kan worden van de investeringen die nodig zijn in klimaatmitigatie en klimaatadaptie om de doelstellingen van de Europese Green Deal te behalen.

De aan het woord zijnde leden vragen zich af hoe het cohesiebeleid goed bestuur, samenwerking en bestuurlijke efficiëntie heeft ondersteund in Nederland. Kan de Minister hier concrete voorbeelden van geven?

Ook hebben de voornoemde leden vragen over de veronderstelde directe sociale en economische gevolgen van het cohesiebeleid en hoe het cohesiebeleid heeft bijgedragen tot de verbetering van de bestuurlijke capaciteit en de kwaliteit van het bestuur in de lidstaten. Kan de Minister dit kwantificeren voor heel Nederland?

Tenslotte willen de leden van de PVV-fractie weten wat het aandeel is van het cohesiebeleid in het algeheel verbeteren van de werkgelegenheid en sociale indicatoren in Nederland. Deze leden zouden tevens willen weten om welke sociale indicatoren het gaat en willen graag per indicator een kwantificering om deze stelling uit het negende cohesieverslag te onderbouwen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken cohesiebeleid. Deze leden willen het belang van cohesiebeleid benadrukken omdat de samenwerking en concurrentiekracht van de EU essentieel zijn en het cohesiebeleid hier een belangrijke bijdrage aan levert. Zij hebben hier nog enkele vragen opmerkingen en vragen bij.

De aan het woord zijnde leden zijn van mening dat de cohesiefondsen van cruciaal belang zijn voor regionale ontwikkeling, het halen van doelstellingen van de Europese Green Deal, en zodoende voor het versterken van de concurrentiekracht en samenwerking in de EU. Deze leden lezen dat de demissionair Minister verder het belang van deze fondsen in relatie tot het afbouwen van strategische onafhankelijkheden benadrukt. Ook deze doelstelling onderstrepen deze leden. Is de demissionaire Minister het eens met de noodzakelijkheid van deze fondsen in het kader van een weerbare EU, onze strategische autonomie en concurrentiekracht? Welke consequenties hebben bezuinigingen op deze fondsen op de concurrentiekracht en weerbaarheid van de EU?

De demissionaire Minister schrijft in haar brief over een gebiedsgerichte aanpak. Wat de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie betreft is het belang om ongelijkheid tussen regio’s te verkleinen bij de inzet van cohesiefondsen groot. Is de demissionaire Minister het met deze leden eens? Is zij bereid ook hiermee rekening te houden in de gebiedsgerichte aanpak zodat achtergestelde regio’s geholpen worden in hun ontwikkeling? Is zij bereid dit mee te nemen in haar inzet?

In het negende cohesierapport komt naar voren dat veel delen van Europa een opmerkelijke opwaartse economische en sociale convergentie hebben doorgemaakt. In de geannoteerde agenda noemt de demissionaire Minister dat er ook gebieden zijn die in een «ontwikkelingsval» dreigen te raken. Hier pakt de Minister vervolgens niet op door in haar inzet. De voornoemde leden vinden de uitdagingen voor sommige regio’s zeer zorgelijk. Is de demissionaire Minister bereid zich ervoor in te zetten dat de aanbevelingen rondom sterktes, kansen en behoeften van gebieden, juist ook voor de gebieden die in een «ontwikkelingsval» dreigen te raken, worden opgenomen in de Raadsconclusies? Op welke manier gaat de demissionaire Minister zich er verder voor inzetten dat juist de meest kwetsbare regio’s ook baat hebben bij de cohesiefondsen en ook worden bereikt?

Ook staat in het cohesierapport dat klimaatverandering regionale ongelijkheden dreigt te vergroten. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie achten het van belang dat voor deze regio’s concrete handvatten komen. Op welke manier wordt deze dreiging het hoofd geboden? Gaat de demissionaire Minister zich inzetten om hiervoor ruimte te vinden in het cohesiebeleid? Zo nee, waarom niet?

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken cohesiebeleid. Zij hebben bij deze agenda nog enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat de Minister van mening is dat er binnen het cohesiebeleid aandacht moet zijn voor het (door)ontwikkelen van strategische industrieën en het verminderen van strategische afhankelijkheden, op bijvoorbeeld het gebied van kritieke grondstoffen en de energietransitie. Deze leden zijn vergenoegd met het feit dat het kabinet deze aandachtspunten breed op de Europese agenda wil zetten. Op welke manier worden nu in Nederland cohesiegelden ingezet om afhankelijkheid van Nederland ten opzichte van bijvoorbeeld China te verminderen?

De aan het woord zijnde leden vragen ook aan de Minister hoe op dit moment (tijdens het huidige Meerjarig Financieel Kader (MFK)) aan zaken als veiligheid en defensie prioriteit wordt gegeven bij besteden van cohesiegelden? Hoeveel van de cohesiegelden wordt er momenteel besteed aan de defensie-industrie in de EU? Is het mogelijk om ook binnen het huidige MFK en cohesiebudget meer te investeren in de defensie-industrie, bijvoorbeeld door dit in de Europese regio’s te besteden? Deze leden zijn namelijk van mening dat de cohesiefondsen aan modernisering toe zijn en zien daarbij kans voor het robuuster maken van de Europese defensie-industrie. Deelt de Minister deze mening en ziet de Minister kans om dit ook mee te geven in de Raad?

De voornoemde leden hebben vernomen dat er discussies lopen, en ook op zullen komen, over de hervorming van het nieuwe MFK vanaf 2027. Kan het kabinet een schets geven van het krachtenveld in de EU waar het gaat om hervormingen van het MFK en dan met name het herprioriteren van de huidige cohesiegelden, bijvoorbeeld door cohesiegelden anders in te zetten aan bijvoorbeeld de Europese defensie-industrie? Deelt de Minister de mening dat het volgende MFK juist veel meer zou moeten focussen op thema’s als defensie en veiligheid, zeker kijkend naar de geopolitieke realiteit? Hoe weegt de Minister de oproep van de Portugese Eurocommissaris Elisa Ferreira om de cohesiegelden niet anders te besteden?1

Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie

De leden van de NSC-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken voor de Raad Algemene Zaken cohesiebeleid. Zij hebben hierbij enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de NSC-fractie lezen in het verslag van de Informele Raad Algemene Zaken van 6 februari jl. dat het voorzitterschap oproept tot het tonen van meer solidariteit. Deze leden zijn het er in het kader van cohesiebeleid mee eens dat solidariteit tussen lidstaten belangrijk is. Echter, de leden van de NSC-fractie vragen de Minister of er ook gesproken is over financiële solidariteit? Hierbij vragen deze leden uit welke aspecten de financiële solidariteit zou moeten bestaan, zowel in de ogen van de Minister zelf als van de andere EU-lidstaten?

De aan het woord zijnde leden zijn het met Eurocommissaris Ferreira eens dat het cohesiebeleid de afgelopen jaren heeft laten zien zich aan te kunnen passen en bij te dragen aan uitdagingen. Hierbij vragen deze leden of er ook kaders zijn vastgelegd binnen het cohesiebeleid voor toekomstige uitdagingen? Indien dit het geval is, vragen deze leden zich af welke kaders dit zijn?

De voornoemde leden lezen dat EU-uitbreiding, klimaatverandering, arbeidsmarktkrapte en de toename van milieurampen hedendaagse en toekomstige uitdagingen zijn. Deze leden vragen de Minister of volgens haar de thema’s veiligheid, voedselzekerheid en energiezekerheid ook onderdeel zouden moeten uitmaken van het cohesiebeleid? Voorts vragen zij de Minister welke uitdagingen er zijn voor het cohesiebeleid met betrekking tot de EU-uitbreiding?

De leden van de NSC-fractie vragen de Minister welk effect het voorliggende cohesiebeleid 2024–2029 heeft voor Nederland. Deze leden zijn daarbij onder andere benieuwd naar de gevolgen voor het bbp, het werkloosheidspercentage en de arbeidsparticipatie.

De aan het woord zijnde leden zijn blij te lezen in de geannoteerde agenda dat het van uiterst belang is dat de rechtsstaat wordt gerespecteerd. Hierbij vragen deze leden of het inzetten van de Common Provisions Regulation van de Europese Commissie een gewenst effect heeft gehad met betrekking tot de rechtsstaat in Hongarije?

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken cohesiebeleid. Daarover hebben zij een set opmerkingen en vragen.

De leden van de BBB-fractie vragen zich af – in overeenstemming met de door de Minister opgestelde geannoteerde agenda – hoe er meer doelgericht cohesiebeleid kan worden gevoerd, waar concrete doelen momenteel soms lijken te missen. Nederland heeft circa 2 miljard Euro voor het cohesiebeleid gekregen.2 Italië heeft het beter onderhandeld met 42,7 miljard euro,3 en Spanje ook met 37,3 miljard euro.4 Waarom is Nederland akkoord gegaan met zo’n laag bedrag? De leden van de BBB-fractie vrezen dat de EU steeds meer een transferunie verworden is, waarin geld van Noord-Europa naar Zuid-Europa vloeit.

De voornoemde leden vrezen ook dat de Minister op de Raad Algemene Zaken cohesiebeleid mogelijk een verkeerde indruk geeft van wat mogelijk de toekomstige inzet zal worden van Nederland in het nieuwe politieke landschap. Kan de Minister waarborgen dat er op de Raad Algemene Zaken geen toezeggingen van Nederland gedaan worden over nieuwe geldbedragen en onderhandelingsverwachtingen? Is het de verwachting van de Minister dat Nederland wederom naast het net vist en wederom slechts een paar miljard gaat kunnen krijgen ná de volgende termijn, terwijl Zuid-Europese lidstaten tevreden weg kunnen lopen met tientallen miljarden?

De Minister schrijft dat er «groene investeringen nodig zijn». De aan het woord zijnde leden vragen zich af wat de Minister hiermee bedoelt. Kan de Minister specificeren of ook kernenergie hier volgens de Minister onder valt?

De leden van de BBB-fractie zijn het ermee eens dat regionale overheden voor grote uitvoeringsopgaven liggen. Deze leden menen dat de reden daarvoor ook bij de EU zelf ten grondslag ligt, bijvoorbeeld op het gebied van steeds verdergaande klimaat-, natuur-, en IMVO-opgaven. Hoe ziet de Minister dit?

Tot slot vragen deze leden of de Minister kan delen wat Nederland met de twee miljard euro cohesiefondsen heeft kunnen realiseren? Zou de Minister een analyse kunnen delen wat volgens berekeningen Nederlandse bedrijven te winnen zouden hebben (of de data van de twee miljard kunnen extrapoleren) aan groei, mocht Nederland méér cohesiefondsen hebben onderhandeld?

Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie

De leden van de Volt-fractie hebben met genoegen gelezen dat de aankomende Raad Algemene Zaken d.d. 18 juni 2024 in het teken zal staan van het cohesiebeleid. Naar aanleiding van de punten op de geannoteerde agenda hebben de leden van de Volt-fractie enkele vragen.

In de geannoteerde agenda wordt door de Minister uitgesproken dat er binnen het cohesiebeleid meer aandacht moet komen voor een «human capital agenda», die ondersteunend moet werken aan de transities. De leden van de Volt fractie vragen zich het volgende af: hoe ziet het kabinet een «human capital agenda» voor zich binnen het cohesiebeleid? Kan de Minister een voorbeeld geven van wat er onder een «human capital agenda» valt? En onderstreept zij deze agenda?

De aan het woord zijnde leden lezen ook dat er in de concept Raadsconclusies voor de Raad Algemene Zaken cohesiebeleid expliciet melding wordt gemaakt van de mogelijkheid om na te denken over de manier waarop het cohesiebeleid prestatiegerichter kan worden gemaakt. Dit wordt verder aangemerkt via de door de Europese Commissie opgerichte high-level expert group. Deze leden vragen zich dan ook af hoe de Minister kijkt naar het prestatiegerichter maken van het cohesiebeleid. Staat de Minister achter de uitspraken in de Raadsconclusies en gedaan door de high-level expert group hierover? Aan wat voor specifieke prestaties wordt er gedacht? De voornoemde leden lezen ook dat de bureaucratie verminderd moet worden. Kan de Minister aangeven hoe zij de bureaucratie rondom de cohesiemiddelen gaat verminderen? Krijgen minder goed ontwikkelde regio's hier ook ondersteuning bij?

Verder lezen de leden van de Volt-fractie dat de high-level expert group onderschrijft dat het cohesiebeleid hervormd moet worden om toenemende ongelijkheden in de EU aan te pakken, het vertrouwen van de burgers in de EU te herstellen en de euroscepsis te verminderen. Hoe kijkt de Minister naar de aanbeveling van de high-level expert group? Deelt de Minister dit beeld? Ook lezen deze leden dat de high-level expert group stelt dat er meer maatwerk geleverd moet worden en het beleid plaats- en mensgericht moet worden gemaakt. Deze leden vragen zich af of het kabinet hier concrete voorbeelden van kan geven wat er bedoeld wordt met meer maatwerk en hoe het beleid plaats- en mensgericht kan worden gemaakt?

De voornoemde leden lezen dat het Europees Parlement pleitte voor een toename van het totale cohesiebudget, met aandacht voor achtergebleven regio’s. Deze leden onderstrepen dit en hebben daar de volgende vragen over. Deelt de Minister de mening van het Europees parlement dat een toename in het totale cohesiebudget gerealiseerd moet worden? Zo ja, waarom wel? Zo niet, waarom niet? En mocht dit ter sprake komen tijdens de Raad Algemene Zaken, wat zal de Minister dan in deze discussie inbrengen?

De aan het woord zijnde leden hebben ook enkele vragen over de toekomst van het cohesiebeleid. Wat zijn de belangrijkste onderwerpen van discussie met betrekking tot de toekomst van cohesiebeleid, en wat is het belang van elk van deze onderwerpen? Kan de Minister aangeven hoe het krachtenveld eruitziet met betrekking tot deze onderwerpen? Welke principes zouden volgens de Minister leidend moeten zijn na 2027 bij het opstellen van het cohesiebeleid?

Volgens Enrico Letta is cohesiebeleid een fundamenteel element van de interne markt en moet hierin geïnvesteerd worden om opwaartse sociaaleconomische convergentie binnen de EU te bevorderen. De EU-fondsen voor cohesiebeleid zijn bedoeld om minder ontwikkelde regio's en landen zich te helpen aanpassen. Na eventuele EU-uitbreiding zullen ook nieuw toegetreden regio's waarschijnlijk meer steun nodig hebben. De leden van de Volt-fractie onderstrepen dit en hebben daar de volgende vragenover. Kan de Minister aangeven wat haar standpunt gaat zijn wanneer dit tijdens de Raad Algemene Zaken cohesiebleid ter sprake gaat komen? De oprichting van een zogenoemde solidariteitsfaciliteit waarin extra budget beschikbaar is om externe factoren te beheren kan een soepel uitbreidingsproces faciliteren volgens Letta. Kan de Minister aangeven hoe zij tegenover zo’n solidariteitsfaciliteit staat? Wat zijn de voor- en nadelen van zo’n faciliteit en onderstreept zij de conclusie van Letta dat wanneer er niks wijzigt, de politieke en publieke steun voor cohesiebeleid kan eroderen? Welke concrete mogelijkheden zijn er volgens de Minister om de politieke en publieke steun voor het cohesiebeleid te waarborgen?

II Reactie van de Minister van Economische Zaken en Klimaat

Met deze brief reageer ik op de vragen van de vaste Kamercommissie Europese Zaken van 11 juni 2024 over de Nederlandse inbreng tijdens de Raad Algemene Zaken – Cohesie (RAZ – Cohesie) op 18 juni 2024.

Allereerst wil ik alle leden bedanken voor de uitgebreide en gedegen vragen die mij zijn gesteld. Een groot deel van deze RAZ Cohesie, gaat over het toekomstig cohesiebeleid en hierover heeft uw Kamer ook vragen gesteld. Dit betreft de toekomst van het cohesiebeleid vanaf 2028, wanneer het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MFK) van de EU in werking treedt en er dus ook nieuwe wetgeving rondom het cohesiebeleid zal zijn. De verwachting is dat de volgende Europese Commissie halverwege 2025 met de eerste voorstellen voor het MFK 2028 – 2034 zal komen. De overkoepelende MFK-verordening wordt aangenomen volgens een bijzondere wetgevingsprocedure. Een akkoord in de Raad van de Europese Unie vereist unanimiteit, en om de procedure af te sluiten moet ook het Europees parlement goedkeuring geven.

De Nederlandse onderhandelingsinzet is daarom aan een volgend kabinet. Hierover zal het volgende kabinet uw Kamer informeren door middel van BNC-fiches en/of kamerbrieven. Tegelijkertijd ben ik, vanuit het huidige kabinet, wel al begonnen met een Nederlandse positiebepaling op het cohesiebeleid post 2027. Hiertoe zijn we, samen met provincies, gemeenten en waterschappen, bezig met het opstellen van een position paper. Dit position paper zal door het volgende kabinet naar uw Kamer worden gestuurd, maar hier zal sowieso een disclaimer in staan dat dat paper niet vooruit kan lopen op de financiële aspecten van de onderhandelingen voor een nieuw MFK.

Naast de vragen die op het toekomstig cohesiebeleid zien, en aan het volgend kabinet zijn om te beantwoorden, vergt een deel van uw vragen een verdiepende analyse of afstemming met andere departementen en stakeholders, waardoor het op deze termijn niet lukt deze te beantwoorden voordat de RAZ Cohesie zal plaatsvinden. Mijn voorstel is dan ook om de beantwoording van al uw vragen mee te sturen met het verslag van de RAZ Cohesie, waarbij het streven is dit op zo kort mogelijke termijn naar uw Kamer te verzenden.

Op de RAZ Cohesie van 18 juni zijn twee beleidsoriënterende debatten voorzien: een beleidsdebat over de link tussen het cohesiebeleid post 2027 en de strategische agenda van de Europese Raad 2024–2029 en een informeel lunchdebat over hoe het toekomstig cohesiebeleid zou kunnen worden gelinkt aan hervormingen. Deze debatten zijn bedoeld om gezamenlijk de mogelijke richting van het cohesiebeleid post 2027 te verkennen. Omdat naar verwachting op korte termijn een nieuw kabinet zal aantreden, zal ik ervoor zorgdragen dat de Nederlandse interventie de beleidsvrijheid van een volgend kabinet aangaande het toekomstig cohesiebeleid niet zal inperken. Op deze manier behoudt een volgende kabinet dus de ruimte om een eigen standpunt in te nemen met betrekking tot het toekomstig cohesiebeleid.

Daarnaast worden tijdens de RAZ Cohesie Raadsconclusies aangenomen die zullen gaan over de mededeling van de Europese Commissie over het 9e cohesieverslag. Deze conclusies zijn in mijn optiek een goed compromis van de vele besprekingen die in de Raadswerkgroep hebben plaatsgevonden, maar laten ook voldoende ruimte om inhoudelijk nog om het even welke positie in te nemen met betrekking tot het Cohesiebeleid post 2027.

Nederland kan dan ook instemmen met deze Raadsconclusies zonder zichzelf vast te leggen in de toekomstige discussies over het nieuwe MFK of het toekomstige cohesiebeleid (na 2027). Zoals hierboven reeds opgemerkt is de positiebepaling hierover dan aan het volgende kabinet, waarbij uw Kamer zal worden betrokken door middel van BNC-fiches en/of kamerbrieven.

Naar boven