21 501-08 Milieuraad

Nr. 850 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 februari 2022

Hierbij doen wij uw Kamer de geannoteerde agenda van de informele Raad Algemene Zaken van de ministers verantwoordelijk voor het EU Cohesiebeleid van 1 maart 2022 toekomen.

De inhoud van deze geannoteerde agenda geeft de meest recente stand van zaken weer.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens

GEANNOTEERDE AGENDA

De Ministers verantwoordelijk voor cohesiebeleid zullen in Rouen van gedachte wisselen over de toekomst van het cohesiebeleid, mede aan de hand van het 8e cohesieverslag dat de Europese Commissie recentelijk heeft uitgebracht en een speciaal voor deze vergadering geschreven rapport van de OESO dat ingaat op de manieren om zo goed mogelijk gebruik te maken van publieke investeringen om megatrends, regionale ongelijkheid en toekomstige schokken te adresseren.

Het 8e cohesieverslag geeft een analyse van de ontwikkeling van regionale ongelijkheden op lange termijn, maar er wordt ook kort ingegaan op de gevolgen van de COVID-19-pandemie op korte termijn. De Commissie geeft een overzicht van de belangrijkste veranderingen die zich de afgelopen tien jaar op het gebied van territoriale ongelijkheid hebben voorgedaan, en van de wijze waarop beleidsmaatregelen deze ongelijkheden hebben beïnvloed. Het potentieel van de groene en de digitale transitie als nieuwe katalysatoren van groei in de EU wordt benadrukt, maar er wordt ook op gewezen dat zonder passende beleidsmaatregelen nieuwe economische, sociale en territoriale ongelijkheden kunnen ontstaan. Een van de concepten dat het rapport aanstipt, is de zogenaamde development trap, waarin sommige regio’s zouden zitten. Deze regio’s worden gekenmerkt door langdurige stagnerende economische groei. Dit zijn over het algemeen niet de minst ontwikkelde, noch de meest ontwikkelde regio’s, maar juist de regio’s die hier qua ontwikkelingsniveau tussenin zitten. Zij krijgen enerzijds doorgaans niet de aandacht die de minst ontwikkelde regio’s krijgen maar hebben anderzijds niet de mogelijkheden tot groei door middel van een hoog competitieve kenniseconomie zoals de meest ontwikkelde regio’s. De Commissie waarschuwt dat deze development trap in het slechtste geval kan leiden tot een Geography of Discontent, waarbij mensen in die regio’s zich in de steek gelaten dreigen te gaan voelen, mede dankzij de economische impasse waarin hun regio zich lijkt te bevinden.

Ook het OESO-rapport wijst expliciet op het belang van investeringen richting klimaatneutraliteit in de EU in 2050. Men stelt dat, naast private investeringen, ook effectieve publieke investeringen, door alle lagen van overheid, hiervoor van groot belang zijn. Ook stelt het rapport dat er gedifferentieerd moet worden naar investeringsbehoefte, per regio en dat er aandacht moet blijven voor zogenaamde multi-level governance, waarbij de benodigde investeringen op het juiste schaalniveau moeten worden gedaan en samenwerking tussen bestuurslagen van groot belang is.

Het Franse voorzitterschap heeft twee hoofdvragen gesteld waar lidstaten tijdens deze informele RAZ op in moeten gaan.

1) De eerste vraag gaat met name in op de vraag welke investeringsstrategieën volgens Nederland prioriteit moeten krijgen in het toekomstig cohesiebeleid.

Inzet Nederland

Nederland zal in haar bijdrage als antwoord op de eerste vraag aangeven blij te zijn met de focus die het voorzitterschap heeft op de langetermijnstrategie voor het cohesiebeleid. Voor Nederland is het duidelijk dat het cohesiebeleid juist moet proberen op de lange termijn wat te doen aan regionale ongelijkheid, bijvoorbeeld door structurele hervormingen van de economie of inzet op innovatie. Het is in dat licht dus niet logisch het cohesiebeleid nog verder als crisisinstrument in te zetten, ondanks dat Nederland het belang hiervan aan het begin van de coronacrisis wel in zag. Verder zal Nederland aangeven dat de bijdragen die cohesiebeleid kan leveren aan innovatie en de klimaat- en energietransitie van groot belang zijn, ook hoogstwaarschijnlijk de aankomende decennia. Tot slot zal Nederland ingaan op het belang van Europese toegevoegde waarde bij de besteding van de middelen uit het cohesiebeleid. Europese toegevoegde waarde is van belang om te verantwoorden dat bepaalde interventies beter met middelen uit de EU dan met nationale middelen gedaan kunnen worden. Voor Nederland is dit principe extra belangrijk voor middelen uit fondsen onder het cohesiebeleid, daar deze middelen worden toegewezen aan elke lidstaat zonder dat er onderlinge concurrentie tussen de lidstaten is op de besteding van deze middelen.

2) De tweede vraagt zoekt naar manieren om de zogenaamde Geography of Discontent effectief te beperken?

Inzet Nederland

Als antwoord op de tweede vraag zal Nederland aangeven dat het belangrijk is dat – juist ook voor het draagvlak onder de burgers van de EU – de middelen onder het cohesiebeleid gefocust worden ingezet, zowel thematisch als geografisch. Nederland zal daarbij het belang van de RIS3 (Research and Innovation Strategy for Smart Specialisation) benadrukken, als basis van de thematische focus die de investeringen uit het cohesiebeleid per regio zouden kunnen hebben. Hierbij vindt Nederland het van groot belang dat gelet wordt op de integraliteit van oplossingen. Op deze manier zien EU-burgers dat middelen uit de fondsen onder het cohesiebeleid een directe toegevoegde waarde hebben en juist ingezet worden op die gebieden waar hun regio in excelleert.

Tot slot zal Nederland aangeven dat het ook van belang is voor het tegengaan van de geography of discontent dat er blijvend wordt ingezet op innovatie. Voor regio’s met een stagnerende economische groei is grootschalige, banen creërende innovatie de beste manier om uit deze stagnatie te geraken. Ook de uitrol van bestaande innovaties juist in deze regio’s kan van groot belang zijn om wat aan de economische stagnatie te doen. Om dit te bereiken kan gedacht worden aan het nieuwe instrument «Interregionale Innovatie Investeringen» waarbij gezocht wordt naar het creëren van Europese waardeketens tussen verschillende regio’s door heel de EU op basis van de RIS3. Nederland gelooft dat dit een geschikt initiatief is, juist ook voor de uitrol van bestaande innovaties naar regio’s die te maken hebben met een development trap.

Naar boven