21 501-08 Milieuraad

Nr. 814 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT EN VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 november 2020

Hierbij doen wij u de geannoteerde agenda van de Milieuraad op 23 oktober toekomen, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

In het kader van de motie van de leden Van Haersma Buma en Pechtold1 en het verzoek van de Kamer2 om regelmatig te rapporteren over de voortgang van de onderhandelingen aangaande de ophoging van het 2030-broeikasgasremissiedoel, informeren wij u middels deze geannoteerde agenda tevens over het huidige krachtenveld.

De inhoud van deze geannoteerde agenda geeft de meest recente stand van zaken weer. Mocht de agenda op belangrijke punten veranderen, dan zullen wij u hierover in de beantwoording van het schriftelijk overleg van 7 december a.s. informeren. Het kabinet is voornemens deel te nemen mits de ontwikkelingen met betrekking tot COVID-19 dit toelaten.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

GEANNOTEERDE AGENDA

Tijdens de Milieuraad zal gesproken worden over de verordening voor een Europese Klimaatwet (Kamerstuk 35 448, nr. 1), met het doel een algemene oriëntatie te bereiken, en over de aanname en inzending van de Nationally Determined Contribution (NDC). Beide klimaatonderwerpen zijn afhankelijk van de uitkomsten van de Europese Raad van 10 en 11 december aanstaande. Daarnaast worden Raadsconclusies voorbereid met het oog op aanname door de Milieuraad over circulaire economie en over digitalisering en duurzaamheid. Het voorzitterschap beoogt tevens een algemene oriëntatie aan te nemen op het voorstel voor wijziging van de Aarhusverordening. Tot slot wordt er een beleidsdebat geagendeerd over de duurzame chemicaliënstrategie.

Klimaatwet

De Milieuraad van 23 oktober jl. (Kamerstuk 21 501-08, nr. 813) is er in geslaagd een gedeeltelijke algemene oriëntatie te bereiken ten aanzien van de verordening voor een Europese klimaatwet. Het laatste element waarover nog geen overeenstemming is bereikt, is de ophoging van het 2030-doel naar ten minste 55% ten opzichte van 1990. Indien er bij de Europese Raad van 10 en 11 december een besluit over ophoging van het 2030-doel wordt genomen, kan dit punt worden behandeld bij de Milieuraad van 17 december voor het bereiken van een algemene oriëntatie.

Inzet Nederland

Het kabinet onderstreept het belang van het bindend vastleggen van de klimaatdoelen op Europees niveau om consistent klimaatbeleid te kunnen voeren, waar alle lidstaten en de EU-instituties aan bijdragen en aan gehouden zijn. Het kabinet is positief over het voorstel van de Europese Commissie om een opgehoogd doel van ten minste 55% in de verordening voor een Europese klimaatwet op te nemen en steunt daarmee het streven van het Duits voorzitterschap om tijdens de Milieuraad een algemene oriëntatie te bereiken over de Europese Klimaatwet.

Indicatie krachtenveld

Klimaatambitieuze EU-lidstaten, waaronder Nederland, hebben de afgelopen jaren gepleit voor de ophoging van het broeikasreductiedoel voor 2030 naar ten minste 55% en zullen de opname van dit 2030-doel in de Europese Klimaatwet dan ook wederom verwelkomen tijdens de Milieuraad. Vrijwel alle lidstaten zien het belang in van het spoedig finaliseren van de onderhandelingsprocedure omtrent de Europese Klimaatwet: de voorkeur gaat voor velen uit naar afronding uiterlijk dit najaar. Verscheidende lidstaten staan echter nog terughoudend tegenover besluitvorming over ophoging van het 2030-doel en zien graag een enabling framework om dit doel te bereiken. Andere lidstaten zien ook graag een impact assessment op lidstaatniveau, alvorens een besluit over ophoging naar ten minste 55% te kunnen nemen. Nederland trekt samen op met de kopgroep3 om tot een besluit over ten minste 55% te komen. Het Europese Parlement (EP) heeft begin oktober gestemd over de aanpassingen in de klimaatwet, waarbij de meerderheid stemde voor een broeikasgasreductiedoel van ten minste 60% in 2030.

Vaststelling en indiening van Nationally Determined Contribution (NDC)

Op de agenda van de Milieuraad staat de bespreking van het indienen van een opgehoogde EU NDC (Nationally Determined Contribution) bij de UNFCCC. De EU moet dit jaar een NDC inleveren bij de UNFCCC conform de Overeenkomst van Parijs. In de Raadsconclusies van de Europese Raad van juli jl.4 hebben de lidstaten aangegeven voor het einde van 2020 een akkoord te willen bereiken over het nieuwe 2030-doel. In de Europese Raad van oktober is geconcludeerd dat er in december gesproken zal worden over de indiening van een aangescherpte NDC, aan de hand van een akkoord op het opgehoogde 2030-doel (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1620).

Inzet Nederland

Het kabinet pleit voor het tijdig indienen van een ambitieuzere NDC bij de UNFCCC. Het kabinet is dan ook voorstander van besluitvorming in 2020 over het hogere 2030-doel van ten minste 55% broeikasgasreductie zodat Europa zijn opgehoogde NDC voor het eind van het jaar in lijn met het Parijs Akkoord kan indienen. Het kabinet ambieert mondiaal een voortrekkersrol met de EU en wil haar leiderschapspositie internationaal uitdragen.

Indicatie krachtenveld

De lidstaten hebben zich in de Raadsconclusies van juli en oktober jl. niet uitgesproken over de hoogte van dit doel. Dit zal verder inzichtelijk worden wanneer de Europese Raad op 10 en 11 december over het nieuwe broeikasreductiedoel heeft gesproken. Zie ook indicatie krachtenveld bij Klimaatwet.

Raadsconclusies circulaire economie

Het voorzitterschap is voornemens op deze Milieuraad conclusies aan te nemen over het nieuwe actieplan circulaire economie dat op 11 maart jl. door de Commissie gepresenteerd is. Met deze Raadsconclusies wil de Raad richting geven aan de uitvoering van het nieuwe actieplan van de Commissie en wijzen op het belang van de transitie naar een circulaire economie voor een groen en circulair herstel. Daarnaast wil de Raad met de conclusies benadrukken dat een hoge ambitie en verdere opschaling in activiteiten moeten leiden tot een meer klimaatneutrale en circulaire samenleving. Bij het opstellen van deze agenda waren de onderhandelingen over de conceptconclusies nog gaande.

Inzet Nederland

Het kabinet kan naar verwachting de conceptconclusies steunen. De conceptconclusies sluiten aan bij het standpunt van het kabinet op het nieuwe actieplan circulaire economie, zoals verwoord in het BNC-fiche5. In de conceptconclusies wordt aandacht besteed aan voor het kabinet belangrijke elementen in de transitie naar een circulaire economie, waaronder duurzaam productbeleid, prioritaire waardeketens (o.a. plastics, verpakkingen, textiel, gebouwde omgeving, elektronica en ICT-apparatuur, en batterijen) en afvalbeheer. Het kabinet zet zich ten aanzien van de conclusies daarnaast in voor specifieke aandacht voor het versterken van de markt voor secundaire grondstoffen, waaronder opname van een oproep aan de Commissie om voorstellen te doen voor een verplicht percentage recyclaat in specifieke productgroepen. Plastic is hierbij prioritair. Ook zou het kabinet graag zien dat de Raad een gezamenlijke ambitie uitspreekt om in 2050 tot een volledig circulaire economie te komen. Daarnaast is de inzet gericht op nadere concretisering van een aantal maatregelen binnen de prioritaire waardeketens. Dit betreft onder andere de oproep uitgebreide producentenverantwoordelijkheid toe te passen op meer productgroepen, het benoemen van infrastructuur als belangrijke sector in de waardeketen van constructie en gebouwen, en de oproep tot preventieve maatregelen om microplastics in het milieu tegen te gaan. Tot slot pleit het kabinet ervoor de Commissie op te roepen de volgende elementen op te nemen in de aangekondigde textielstrategie: uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, duidelijke informatie voor consumenten, en het stimuleren van het gebruik van gerecycled materiaal.

Indicatie krachtenveld

Over het algemeen delen lidstaten de intenties en ambities voor een circulaire economie, echter verschillen lidstaten onderling in uitgangsposities. Hoewel de ambitie voor het streven naar een volledig circulaire economie breed wordt gedeeld, blijkt een meerderheid van de lidstaten terughoudend om daar een specifiek jaartal aan te verbinden voordat de nodige indicatoren en monitoring nader ontwikkeld zijn. Daarnaast heeft een aantal lidstaten moeite om nieuwe ambities op het gebied van afvalbeleid vast te stellen en wijzen zij op het belang van goede impactanalyses voorafgaand aan nieuwe doelstellingen. Er is brede steun in de Raad om te komen tot een verplicht percentage recyclaat voor specifieke productgroepen. Een aantal lidstaten vraagt hierbij wel voldoende oog te houden voor de uitvoeringsconsequenties.

Raadsconclusies digitalisering en duurzaamheid

Het Voorzitterschap is voornemens de Raadsconclusies «Digitalisation for the Benefit of the Environment» aan te nemen. De Raadconclusies hebben zowel betrekking op digitale oplossingen voor duurzaamheidsvraagstukken als op verduurzaming van de ICT-sector zelf. Zij gaan in op digitale technieken voor duurzaamheid en de investering hierin, de rol van kunstmatige intelligentie in milieubescherming, en vragen naar meer steun voor onderzoek en innovatie.

Inzet Nederland

De link tussen digitalisering en verduurzaming is een breed en veelomvattend begrip voor de Europese economie. Het kabinet vindt het positief dat aandacht wordt geschonken aan de koppeling tussen digitalisering en verduurzaming en vindt het van belang om de ecologische impact van digitalisering te verkleinen en om digitalisering in te zetten om efficiëntie in andere sectoren te vergroten. Nederland hecht belang aan het samenbrengen van duurzame en digitale veranderingen in de economie. Daarom wil het kabinet zich met betrokken partners en lidstaten inzetten om de digitaliseringstransitie ook een duurzame transitie te laten zijn.

Indicatie krachtenveld

De lidstaten zijn in het algemeen positief over de Raadsconclusies. Het merendeel van de lidstaten vindt het belangrijk om onderling ervaringen met verduurzaming en digitalisering beter te delen en vaker met elkaar in contact te treden. Daarnaast vinden enkele lidstaten het van belang om ook de sociale dimensie goed mee te nemen, inclusief de positie van consumenten.

Wijziging Aarhusverordening

Het Voorzitterschap is voornemens het voorstel voor wijziging van de Aarhusverordening te agenderen met het oog op het bereiken van een algemene oriëntatie. Het voorstel beoogt de toegang tot administratieve herziening te verbeteren voor niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) om op te komen tegen besluiten van de EU-instellingen en organen met gevolgen voor het milieu. De Raad had in 2018 de Commissie verzocht om te komen met een voorstel tot wijziging van de verordening vanwege de bevindingen van het Aarhus-nalevingcomité na een klacht over de gebrekkige mogelijkheden voor ngo’s om een herzieningsverzoek tegen dergelijke besluiten in te dienen.

Inzet Nederland

Het kabinet hecht aan goede naleving van het Verdrag van Aarhus door de EU, en vindt wijziging van de Aarhus-verordening een noodzakelijke stap als reactie op de door het nalevingscomité geconstateerde verdragsschending door de EU. Het kabinet is voorstander van de drie hoofdelementen van het voorstel, namelijk het schrappen van de eis dat de indiener van een verzoek tot herziening moet aantonen individueel en rechtstreeks geraakt te worden door een besluit, het verbreden van voor herziening vatbare besluiten naar besluiten die in strijd zijn met het milieurecht, en de verruiming van de termijnen voor indienen van een verzoek tot herziening door ngo ’s en voor beantwoording daarvan door de EU-instelling. Het kabinet steunt de voorstellen voor een meer eenvoudige formulering van de wijziging. Voor het kabinet biedt het voorstel voldoende basis voor de EU om in te kunnen stemmen met een besluit door de Bijeenkomst van Partijen bij het Verdrag van Aarhus in 2021 naar aanleiding van de bevindingen van het nalevingscomité.

Indicatie krachtenveld

Veel lidstaten zijn positief over het voorstel omdat wijziging van de Aarhusverordening als noodzakelijke stap wordt gezien om ervoor te zorgen dat de EU weer voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het Verdrag over toegang tot informatie, inspraak in besluitvorming en toegang tot de rechter in milieuaangelegenheden (Verdrag van Aarhus).

Duurzame chemicaliënstrategie

Het voorzitterschap zal een eerste bespreking agenderen van de nieuwe Europese strategie voor duurzame chemische stoffen, die op 14 oktober jl. is gepubliceerd als onderdeel van de Europese Green Deal. De strategie beoogt er met veilige en duurzame producten en productiemethoden voor te zorgen dat er uiterlijk in 2050 geen negatieve effecten van chemische stoffen meer zijn voor gezondheid en ecosysteem. Hiertoe kondigt de Commissie een lijst beleidsmatige en wetgevende voornemens aan zoals toegelicht in het BNC-fiche6.

Inzet Nederland

Het kabinet is tevreden met de hoofdlijnen van de voorgestelde aanpak en is van mening dat het ambitieniveau van de strategie een goede reactie is op de Raadsconclusies van 26 juni 20197. Het kabinet steunt de brede preventieve aanpak om de regelgeving eenvoudiger en consistenter te maken en om sneller in te kunnen spelen op de blootstellingsrisico’s van mens en milieu aan chemische stoffen. Aanpassingen in de Europese regelgeving, waaronder REACH, ziet het kabinet als noodzakelijk om de doelstellingen van de strategie te kunnen realiseren. Het kabinet hecht er daarbij aan dat de beoordeling van stoffen op zorgvuldige wijze zal blijven verlopen. Het kabinet steunt de inzet op safe-by-design en gifvrije materiaalcycli en kijkt uit naar de voorgenomen acties voor het adresseren van PFAS, hormoonverstorende stoffen en de combinatie effecten van stoffen. Het kabinet kijkt ook positief naar het voornemen voor een één-stof-één-beoordelingsmethodiek om de risicobeoordelingsprocessen eenvoudiger, consistenter en meer voorspelbaar te maken. Voor meer details verwijzen wij u naar eerdergenoemd fiche.

Indicatie krachtenveld

De meeste lidstaten zijn het voorstel nog aan het bestuderen. Tegelijkertijd lijken de eerste reacties van lidstaten op de strategie overwegend positief en blijkt er veel waardering te zijn voor de holistische aanpak van de strategie die enerzijds betere bescherming van mens en milieu nastreeft door het minimaliseren van risico’s en blootstelling aan zorgwekkende stoffen, en anderzijds het versterken van het innovatie- en concurrentievermogen van de Europese industrie.


X Noot
1

Motie van de leden Van Haersma Buma en Pechtold (Kamerstuk 35 000, nr. 15).

X Noot
2

Verzoek reactie EU-voorstel ophoging EU-klimaatdoelstelling voor 2030.

X Noot
3

Nederland, Denemarken, Zweden, Finland, Letland, Portugal, Spanje, Luxemburg, Frankrijk.

X Noot
5

Kamerstuk 22 112, nr. 2865.

X Noot
6

Kamerstuk 22 112, nr. 2981.

X Noot
7

Kamerstuk 21 501–08, nr. 787.

Naar boven