21 501-08 Milieuraad

Nr. 801 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 29 juni 2020

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Ministers voor Milieu en Wonen en van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 30 maart 2020 over de brief van 20 februari 2020 over de geannoteerde agenda van de Milieuraad op 5 maart 2020 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 798), over de brief van 22 januari 2020 over Verslag van de Milieuraad van 19 december 2019 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 796) en over de brief van 14 februari 2020 over informatie over Chemische Stoffen (Kamerstuk 21 501-08, nr. 797).

De vragen en opmerkingen zijn op 28 februari 2020 aan de Ministers voor Milieu en Wonen en van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 2 maart 2020 zijn de vragen over de geannoteerde agenda beantwoord (Kamerstuk 21 501-08, nr. 799). Bij brief van 24 april 2020 zijn de resterende vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder

De adjunct-griffier van de commissie, Witzke

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Inhoudsopgave

blz.

   

Inleiding

2

Europese waterwetgeving

2

Green Deal

4

Vergroening van het Europees Semester

8

Raadsconclusies Luchtkwaliteit

8

Verslag van de Milieuraad van 19 december 2019

9

Informatie over Chemische Stoffen

9

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken ten behoeve van het schriftelijk overleg Milieuraad d.d. 5 maart 2020. Zij hebben over de geagendeerde stukken nog enkele opmerkingen en vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brieven van de Minister voor Milieu en Wonen en van de Minister van Economische Zaken en Klimaat inzake de Milieuraad d.d. 5 maart 2020. Deze leden hebben nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de agenda van de aanstaande Milieuraad van 5 maart 2020. Deze leden verwelkomen de ambitieuze houding ten opzichte van de Europese Green Deal en steunen de inzet van de Ministers om het reductiedoel naar 55% in 2030 op te hogen en daar snel een besluit over te nemen. Deze leden willen de Ministers enkele vragen voorleggen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de brieven van de Minister voor Milieu en Wonen en van de Minister van Economische Zaken en Klimaat en hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van voorliggende agenda. Zij hebben de volgende vragen.

Europese waterwetgeving

De leden van de CDA-fractie merken op dat de Ministers mogelijkheden zien voor meer coherentie tussen Europese waterwetgeving en ander Europees beleid. De Ministers noemen daarbij aansluiting van de waterwetgeving bij de doelen voor een circulaire economie. Deze leden vragen de Ministers aan te geven welke mogelijkheden zij precies zien voor aansluiting van de waterwetgeving bij de doelen voor een circulaire economie. Ook vragen deze leden de Ministers om te beschrijven welke andere mogelijkheden zij zien voor meer coherentie tussen de Europese waterwetgeving en ander Europees beleid.

De leden van de D66-fractie ondersteunen de ambitie van het kabinet op de EU-richtlijn behandeling van stedelijk afvalwater. Deze leden vragen of de Ministers, gezien de kennispositie van Nederland op waterbeleid, bereid is om kennis op het gebied van waterkwaliteitsbeleid en innovatieve waterzuiverende technieken te delen met de Europese Commissie (EC) en andere lidstaten?

De leden van de D66-fractie steunen de ambitie van de Ministers om in te zetten op een bronaanpak van de verontreiniging van water. Deze leden vragen de Ministers hoe zij, gezien de kosten en moeilijkheidsgraad van het zuiveren van water dat is verontreinigd door opkomende stoffen, ook op andere manieren dan via de EU-richtlijn behandeling van stedelijk afvalwater gaan zorgen dat verontreiniging bij de bron wordt aangepakt. Waarom spreken de Ministers in de huidige inzetomschrijving op de EU-richtlijn behandeling van stedelijk afvalwater niet over het eventueel verplichten van een Best Beschikbare Techniek (BBT)-richtlijn met betrekking tot nieuwe zuiveringstechnieken op stoffen die een potentieel grote negatieve impact kunnen hebben op de kwaliteit van het drinkwater?

De leden van de D66-fractie onderschrijven de houding van de Ministers om kritisch tegenover het one-out-all-out principe te staan. Deze leden vragen de Ministers echter om verder uiteen te zetten wat de insteek met betrekking tot flexibiliteit bij monitoring en rapportage concreet inhoudt en hoe zich dat vertaalt tot de huidige invulling van het principe en de handhaving daarop.

De leden van de D66-fractie ondersteunen het plan van de Ministers om in te zetten op coherentie tussen verschillende beleidsterreinen met betrekking op de waterkwaliteit, zoals bijvoorbeeld de circulaire economie. Deze leden vragen de Ministers uiteen te zetten op welke beleidsterreinen zij nog meer inzetten op coherentie.

De leden van de D66-fractie uiten hun zorgen over de houding van de Ministers dat er moet worden ingezet op zogeheten modernisering van de Kaderrichtlijn Water (KRW). Deze leden vragen de Ministers om uiteen te zetten hoe zij gaan garanderen dat de inzet op modernisering niet leidt tot een verwatering van de doeleinden. Bovendien vragen deze leden de Ministers om uiteen te zetten of zij in de modernisering ook rekening houden met andere ontwikkelingen dan opkomende stoffen voor de waterkwaliteit en beschikbaarheid van drinkwater, zoals klimaatverandering, en wat hun inzet hierop is.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben gelezen dat de fitness check van de KRW op de agenda van deze Milieuraad staat. Tijdens deze Milieuraad zullen de Ministers hun appreciatie geven van de conclusies van de EC. Deze leden vinden het goed om te lezen dat de grote meerderheid van de richtlijnen het doel goed dient. Het is interessant voor deze leden om te lezen hoe het lastig is een compromis te vinden tussen de lokale toepasbaarheid en de handhaafbaarheid door niet te veel uitzonderingen te maken. Toch concludeert de EC dat meer dan de helft van de Europese waterrichtlijnen, die onderdeel van de KRW zijn, nog niet op orde zijn. Deze leden lezen dat dit vooral te maken heeft met onvoldoende financiering, langzame implementatie en een onvoldoende integratie van milieudoelstellingen in ander sectoraal beleid. Deze leden zijn er dus van overtuigd dat het belangrijk is dat lidstaten snel actie ondernemen om met de geleerde lessen van de fitness check aan de slag te gaan en een betere waterkwaliteit te bereiken. Juist ook omdat veel uitdagingen nog niet eens meegenomen zijn in de KRW. Denk hierbij aan klimaatverandering, waterschaarste en nieuwe vervuilers zoals microplastics. In deze context zijn deze leden dan ook benieuwd welk standpunt de Ministers namens Nederland in de Milieuraad gaan inbrengen. Kunnen de Ministers hun standpunt toelichten? Ook in relatie tot de drie algemene belemmeringen die volgens de EC in de weg staan?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben vernomen dat er in Nederland twee grote factoren zijn die het realiseren van de opgaves van de KRW bemoeilijken: de impact van de chemische stoffen in het oppervlakte- en grondwater en de impact van de landbouw door uitspoeling. Deze leden hebben hierover grote zorgen. Hoe gaan de Ministers zorgen dat deze twee grote problemen die de realisatie van de KRW onder druk zetten snel aangepakt worden? Wat betreft de chemische stoffen, zijn de Ministers het met deze leden eens dat de problematiek van deze stoffen het beste aangepakt kan worden buiten de KRW? Door andere richtlijnen zoals Registration, Evaluation, Authorization and restriction of Chemicals (REACH), de Environmental Quality Standards Directive en de Groundwater Directive?

De leden van de GroenLinks-fractie maken zich op het gebied van landbouw zorgen over het overmatig gebruik van landbouwgif en kunstmest die de waterkwaliteit in ernstige mate beïnvloeden. Deze leden weten dat er in de voorlopige plannen van het Nationaal Strategisch Plan voor de uitvoering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) nadrukkelijk staat dat het behalen van de KRW-doelen onder druk staat. Het huidige instrumentarium van het GLB wordt ingezet om de waterdoelen te bereiken. Wat vinden de Ministers van deze koppeling? Zijn de Ministers van mening dat deze koppeling ook in het volgende GLB gemaakt moet worden? Deze leden zijn ook benieuwd wat de Ministers denken dat er in de landbouw moet gebeuren om de KRW-doelen te halen? Kunnen de Ministers toelichten in hoeverre het nieuwe mestbeleid hieraan gekoppeld wordt? Deze leden horen graag van de Ministers of zij spreken met de agrarische sector over de wateropgave die er naast reducering van stikstof voor de deur staat? Deze leden horen graag van de Ministers hoe wordt voorkomen dat boeren straks verrast worden door de opgave voor de KRW.

De leden van de SP-fractie vragen hoe meer flexibiliteit bij monitoring en rapportage zich verhoudt tot de zorgen om opkomende stoffen. Deze leden menen dat het borgen van waterkwaliteit staat of valt bij monitoring en rapportageplichten, juist bij grens overstijgende dreigingen van de waterkwaliteit. Deze leden merken op dat de kritiek van de EC zich richt op het niet, of onvoldoende, voldoen aan bestaande wetgeving. Deze leden vragen zich af waarom dan meer ingezet worden op flexibiliteit.

De leden van de SP-fractie steunen de inzet op bronbeleid en ketenaanpak. Maar deze leden zijn wel kritisch op de voorgestelde risicogerichte aanpak, waarom heeft dit de voorkeur?

De leden van de SP-fractie vragen wat de rol is van de overige richtlijnen zoals REACH, de Nitraatrichtlijn en het GBL en hoe zich dit tot elkaar verhoudt. Hierbij wijzen deze leden op de problemen rondom chemische en opkomende stoffen. Hoe wordt deze problematiek door de evaluatie opgepakt? Deze leden vragen ook hoe nieuwere problemen in de (eventuele) herziening van de Kaderrichtlijn worden meegenomen, zoals klimaatverandering en de invloed van extremer weer op de waterkwaliteit, opkomende stoffen en microplastics.

Green Deal

De leden van de VVD-fractie lezen over een strategie voor duurzame en slimme mobiliteit. Deze leden zijn het eens met de positieve beoordeling van de Ministers met betrekking tot het elektrificeren van grondoperaties op luchthavens. Tevens delen deze leden de beoordeling dat het gebrek aan aandacht voor disruptieve innovatie, zoals elektrisch vliegen, als een gemis wordt gezien. Wordt hier alsnog aandacht voor gevraagd tijdens de Milieuraad?

De leden van de VVD-fractie lezen over een Europese standaard voor veilig, voedzaam en een hoge kwaliteit voedsel. Wat is deze Europese standaard? Voldoen alle lidstaten van de Europese Unie (EU) aan deze standaard? Zo nee, welke landen nog niet en waarom niet? Kunnen de Ministers toelichten welke verschillen er in de Nederlandse en Europese standaarden zijn met betrekking tot milieu-, dierenwelzijns- en voedselstandaarden? Kunnen de Ministers dit toelichten voor dierlijke producten, plantaardige producten en een tweetal andere categorieën?

De leden van de VVD-fractie vragen naar de controle door de EU op ingevoerde levensmiddelen. Deze leden lezen dat levensmiddelen die niet voldoen aan de Europese milieunormen niet worden toegelaten tot de EU. Op welke manier vindt deze controle plaats, wat zijn precies de relevante EU-milieunormen en vinden deze controles in alle landen even secuur en adequaat plaats? Zo ja, op welke manier wordt dat gecontroleerd? Kunnen de Ministers verklaren waarom er producten op de Nederlandse en Europese markt beschikbaar zijn, die met pesticiden behandeld zijn die in Nederland en Europa al lang zijn verboden? Deze leden krijgen signalen dat bijvoorbeeld de douanecontrole op levensmiddelen in andere EU-landen minder secuur plaatsvindt dan in Nederland. Zie hiervoor ook de vragen van het lid Lodders1. Kunnen de Ministers hier een toelichting op geven? Delen de Ministers de mening dat, voor het waarborgen van eenzelfde levensmiddelenkwaliteitstandaard, het cruciaal is dat in alle EU-landen de controle er hetzelfde uitziet? Zo nee, waarom niet? Zo ja, dan ontvangen deze leden graag een toelichting op hoe de Ministers dit gelijke speelveld in Europees verband gaan verwezenlijken, ook met het oog op de Nederlandse voedselkwaliteitsstandaarden.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Ministers streven naar meer consumenteninformatie op voedsel. Deze leden vragen hoe de Ministers dit gaan verwezenlijken? Een uitgebreidere informatievoorziening brengt meer kosten met zich mee. Wie in de voedselketen gaat dit extra bedrag betalen?

De leden van de VVD-fractie vragen of het klopt dat de Green Deal nog in onderhandeling is? Zo ja, op welke manier gaan de Ministers borgen dat de Nederlandse kwaliteitseisen op het gebied van duurzaamheid, milieu en biodiversiteit, ook tijdens het teelt- en productieproces, de standaard in Europa gaan zijn? Op welke manier gaan de Ministers zorgen dat Nederlandse boeren met een gelijk speelveld te maken krijgen?

De leden van de VVD-fractie vragen wat door de EC wordt bedoeld met een gezonder en duurzamer dieet. Delen de Ministers de mening van deze leden dat de dieetadviezen van de EC overbodig zijn? Zo nee, waarom niet?

De leden van de VVD-fractie lezen erkenning van de Ministers met betrekking tot de visie op kringlooplandbouw. Op welke manier gaan de Ministers de keuze borgen om, naast kringlooplandbouw, ook de emissiearme landbouw als volwaardig en gelijkwaardig alternatief aan kringlooplandbouw te verankeren? Deze leden betreuren dat de Ministers geen duiding geven aan de emissiearme landbouw. Kunnen de Ministers aangeven waarom? Hoe gaan zij er voor zorgen dat boeren die kiezen voor emissiearme landbouw gelijkwaardige kansen en beloning krijgen? Hoe gaan de Ministers ervoor zorgen dat dit ook opgenomen wordt in de Green Deal?

De leden van de D66-fractie vragen de Ministers waarom zij terughoudend zijn met het uitbreiden van het Emissions Trading System (ETS) naar de gebouwde omgeving en wegtransport. Wat zijn de zorgen van de Ministers? Deze leden verzoeken de Ministers om dit standpunt nader toe te lichten.

De leden van de D66-fractie vragen de Ministers om toe te lichten waarom het verder vergroten van het areaal beschermd gebied op land niet als de meest effectieve oplossing gezien wordt voor het behoud en versterken van de biodiversiteit.

De leden van de D66-fractie merken op dat de Ministers in het fiche op Europees niveau meer aandacht wil voor onder andere personenvervoer per spoor en disruptieve innovaties in de mobiliteit zoals elektrisch vliegen. Echter, deze leden merken op dat deze zaken niet specifiek benoemd worden in de geannoteerde agenda van de Milieuraad. Kunnen de Ministers bevestigen dat zij voor deze zaken aandacht zullen vragen in de Milieuraad?

De leden van de D66-fractie merken op dat de Ministers in het fiche meer concrete maatregelen in de Green Deal wensen omtrent onder andere een integrale strategie voor duurzame en slimme mobiliteit en de van-boer-tot-bord strategie. Deze leden vragen de Ministers of zij in de Milieuraad aandacht zullen vragen voor de nodige concretisering voor deze strategieën.

De leden van de D66-fractie vragen de Ministers om hun standpunt op het verzoek van ondernemersorganisatie FME voor de totstandkoming van een Europees grondstoffenbeleid in de uitwerking van de Green Deal, mede gezien de invloedrijke positie die China in de afgelopen jaren op de wereldmarkt heeft opgebouwd.

De leden van de D66-fractie merken op dat de Green Deal voorziet in innovatieve financieringsregelingen voor renovatie en verduurzaming van de gebouwde omgeving. Deze leden vragen de Ministers hoe deze regelingen aansluiten op het Warmtefonds. Ook vragen deze leden de Ministers of onder deze regelingen ook de gebouwgebonden financiering valt.

De leden van de GroenLinks-fractie willen in het algemeen hun steun uitspreken voor de Green Deal en de bredere ambities op klimaat, circulaire economie en een gezonde, duurzame economie en samenleving. Deze leden benadrukken dat er meer nodig is dan een optelsom van enkele maatregelen op enkele vlakken, maar een samenhang van visie en beleid, maatregelen, draagvlak en het besef dat in deze gezamenlijke opgave de lasten van de transitie eerlijk verdeeld moeten worden. Deze leden willen sterk de noodzaak benadrukken van het opvoeren van de reductiedoelstellingen naar 60% in 2030. Dit zal ook voor Nederland een flinke uitdaging worden, maar deze leden zijn van mening dat het noodzakelijk is om de klimaatverandering te vertragen. Een extra procent reductie nu is meer waard dan diezelfde extra procent over 30 jaar.

De leden van de GroenLinks-fractie benadrukken dat alle fossiele subsidies zo snel mogelijk moeten worden afgebouwd. Deze leden zijn van mening dat door de Ministers hier onvoldoende proactief op wordt gehandeld. Heeft het International Energy Agency (IEA) hier al een rapport over opgesteld? Wanneer wordt dit rapport naar de Kamer gestuurd? Deze leden kijken ook uit naar de Europese Klimaatwet. Welke onderwerpen spelen er rondom de Klimaatwet, naast het doel voor 2030?

De leden van de GroenLinks-fractie zijn erg te spreken over de ambitie om 75% van het wegverkeer te verplaatsen naar spoor en water. In een dichtbevolkt en goed ontwikkeld land als Nederland is dat volgens deze leden ook mogelijk, als de investeringen in de infrastructuur zich hier voortaan op concentreren. Het vergt wel dat voor de internationale bereikbaarheid het Europese doorgaand railnetwerk flink wordt uitgebouwd, voor zowel personen als goederenvervoer. Wat deze leden betreft moet niet alleen 75% van het wegverkeer maar ook het grootste deel van het Europese luchtverkeer op termijn via snelle internationale treinverbindingen worden afgewikkeld. Omdat Nederland veelal de laatste (of eerste) halte is vergt dit grotere inspanningen van onze buurlanden die relatief minder profiteren van de connectie met Nederland dan dat Nederland zou profiteren van de aansluiting bij de rest van het Europese netwerk. Dat vergt van Nederland meer dan alleen goede afstemming. Deze leden vragen de Ministers om zich in Europa sterk te maken voor een krachtige Europese rail agenda. Dat kan bijvoorbeeld door nu alvast op het bestaand net de nachttrein die de grote Europese (hoofd)steden kan verbinden Europees in concessie te brengen. Willen de Ministers zich hiervoor inzetten?

De leden van de GroenLinks-fractie kunnen zich niet vinden in de ambitie om het aantal gratis emissierechten voor de luchtvaart te beperken, omdat dat voor deze leden onvoldoende is. De luchtvaart kan niet langer worden ontzien. Deze leden pleiten voor het volledig doorbelasten van ETS aan de luchtvaart en hier bovenop reguliere brandstofaccijnzen in te voeren en luchthaventarieven minimaal kostendekkend door te belasten, inclusief de maatschappelijke meerkosten zoals veiligheid overlast en milieuvervuiling. Alleen dan kan de luchtvaart zich volgens deze leden ontwikkelen tot een normale bedrijfstak, die de eigen kosten draagt zonder deze op de maatschappij af te wentelen en ook zelf de kosten voor verduurzaming opbrengt, net als andere sectoren.

De leden van de GroenLinks-fractie missen ook aandacht voor de internationale trein, als alternatief voor de luchtvaart. Hogesnelheidslijn (hsl)-verbindingen zijn nu veelal een nationale kwestie terwijl ze bij uitstek geschikt zijn voor internationale verbindingen. Deze leden vragen de Ministers om zich hard te maken voor een stevige Europese Spooragenda.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn ook kritisch op de strategie voor alternatieve brandstoffen. Deze leden zijn ervan overtuigd dat al het land-based verkeer geëlektrificeerd kan worden. Hernieuwbaar en emissievrij. Hoe sneller deze transitie verloopt hoe beter, zo vinden deze leden. De tussenstap via het verbranden van andere grondstoffen dan fossiele olie is in de ogen van deze leden een desinvestering die de transitie vertraagt en voor veel extra schade elders zorgt. Het bijmengen van primaire olie uit voedselgewassen doet meer kwaad dan goed volgens deze leden. Het schaarse potentieel van daadwerkelijk duurzame olie die voor niets beters dan brandstof gebruik kunnen worden, leent zich dan het beste als tussenoplossing voor sectoren waarvoor elektrificatie nog geen optie is, zoals de scheepvaart. Deze leden pleiten er dan ook voor om de bijmengverplichting af te bouwen en de duurzaamheidscriteria op te voeren, zodat in elk geval voedselgewassen worden uitgesloten.

De leden van de GroenLinks-fractie hopen, gezien de stand van zaken rond het Eurovignet, op een fors moderner stelsel van het huidige of eerder voorgestelde plan. Deze leden zien veel in een gezamenlijke Europese technische standaard voor kilometerheffing die vervolgens met een Europese, nationale en lokale component kan worden ingevuld. Wetende wie, waar en wanneer gebruik maakt van de weg, maakt het mogelijk om wegvlakken naar gebruik te belasten. Tariefhoogte en structuur kunnen dan nationaal en lokaal worden ingevuld, afhankelijk van waar behoefte aan is.

De leden van de GroenLinks-fractie pleiten op het gebied van luchtkwaliteit en emissiebeperking vooral op een sterke focus op emissievrij. Dat is volgens deze leden belangrijker dan pogingen om nog een extra microgram emissiereductie voor fossiele motoren voor elkaar te krijgen. Een snelle uitfasering van fossiele motoren zou prioriteit moeten hebben. Voor de nieuwste standaarden van die fossiele motoren pleiten de leden ervoor om geen aparte emissiewaarden voor diesel- en benzinemotoren op te nemen. Het moet volgens deze leden mogelijk zijn om dezelfde strenge eisen aan alle voertuigen te stellen. Als een brandstof of techniek hier niet (meer) aan kan voldoen, is dat wat deze leden betreft het eindpunt voor deze brandstof of techniek. In dat licht, is er wat deze leden betreft ook geen reden of recht meer om voor sommige voertuigen of machines lagere eisen te stellen. Wat voor een personenauto geldt moet ook kunnen gelden voor een bestelbus, trekker, compressorpomp of koelaggregaat. Deze leden vragen de Ministers om zich de komende periode hard te maken om voor alle bronnen de best beschikbare techniek te eisen.

De leden van de SP-fractie achten de plannen van de Green Deal onvoldoende om de benodigde stappen te zetten richting een klimaatneutraal Europa in 2050. De plannen gaan teveel uit van instandhouding van gevestigde belangen waar een «groen sausje» overheen is gegaan. Deze leden vinden het een gemiste kans dat er geen afdwingbare concrete plannen liggen om de uitstoot van de meest vervuilende sectoren drastisch te verminderen. Ook kunnen deze leden het plan om met het Just Transition Fund de kolenindustrie van Oost-Europa uit te kopen niet steunen.

De leden van de SP-fractie zijn benieuwd naar de uitwerking van het nieuwe actieplan circulaire economie. Deze leden menen dat er meer ingezet moet worden op afdwingbare normen en wetgeving voor duurzaam productbeleid in plaats van de sectorconvenanten, waar de Nederlandse aanpak ten aanzien van de circulaire economie op is gebaseerd, naar een Europees plan proberen te tillen. Wat kan er over de uitwerking worden gezegd, vragen deze leden.

De leden van de SP-fractie menen dat het ophogen van het reductiedoel voor 2030 een goede zaak is. Deze leden vragen zich echter wel af hoe dit gerealiseerd moet worden, aangezien de huidige Integrale Nationaal Energie- en Klimaatplannen (INEK’s) onvoldoende zijn om de huidige doelen te halen. Deze leden zien de Green Deal niet direct tot het gewenste resultaat leiden. Hoe gaat dit doel op rechtvaardige en sociale wijze wel worden gehaald, vragen deze leden.

De leden van de SP-fractie vragen of de Europese Klimaatwet net als de Nederlandse Klimaatwet een kaderwet zal zijn. Deze leden vinden het essentieel dat lidstaten zelf invulling (blijven) geven aan hun energie- en klimaatbeleid. Deze leden steunen ambitieus Europees klimaatbeleid voor sectoren waar dat grens overstijgend moet gebeuren, maar benadrukken dat een verdere integratie van een Europese energiemarkt geen deel van de oplossing is. Integendeel, verdere vermarkting van energie is deel van het probleem aldus deze leden. Zij vragen hierop een reactie van de Ministers.

De leden van de SP-fractie benadrukken nogmaals dat ambitieus klimaatbeleid alleen kan slagen als dit ook sociaal en rechtvaardig klimaatbeleid is. Deze leden vragen hoe dit uitwerking gaat krijgen.

De leden van de SP-fractie steunen klimaatbeleid dat zich richt op een klimaatneutrale EU in 2050. Deze leden missen echter zowel in Nederlands als EU-beleid een visie hoe daar te komen. Klimaatbeleid bestaat, ook met de voorstellen van de Green Deal, vooralsnog uit een heleboel losse maatregelen zonder samenhang en zonder inzicht in de gevolgen voor de (Europese) huishoudens. Zonder duidelijke visie en een samenhangend en overkoepelend klimaatbeleid gericht op het verkleinen van sociaaleconomische verschillen, kan er nooit sprake zijn van effectief klimaatbeleid menen deze leden. Hoe wordt dit binnen de EU opgepakt?

Vergroening van het Europees Semester

De leden van de SP-fractie vragen hoe wordt voorkomen dat de voorgestelde vergroening tot niets anders zal leiden dan «greenwashing» van investeringen. Hoe wordt verzekerd dat de belastingen en subsidies daar terechtkomen waar ze echte veranderingen teweegbrengen, zonder dat dit leidt tot juist een hogere (energie- en milieu)belasting voor huishoudens en nog meer subsidievoordelen voor vervuilende bedrijven? Deze leden menen dat het belasten van de vervuilende sectoren en bedrijven effectief moet zijn. Deze leden horen graag hoe de genoemde voorstellen tot de juiste «prikkels» en investeringen zullen leiden.

Raadsconclusies Luchtkwaliteit

De leden van de SP-fractie vinden het onacceptabel dat 77% van de Europese bevolking wordt blootgesteld aan te hoge concentraties fijnstof. Deze leden vragen welke mogelijkheden om de luchtkwaliteit te verbeteren zijn nagelaten. Waar ligt dit aan? Speelt dit bij vrijwel alle lidstaten of zijn er enkele achterblijvers? Zijn er specifieke knelpunten aan te wijzen of regio’s waar deze problemen substantieel meer spelen? Welke oplossingen zijn hier op EU-niveau denkbaar? Deze leden delen ook hier de inzet op (aangescherpt) bronbeleid. Welke stappen worden hierin gezet?

Verslag van de Milieuraad van 19 december 2019

De leden van de VVD-fractie merken op dat in december 2019 de motie van de leden Ziengs en Von Martels2 met betrekking tot een Europese aanpak van de PFAS-problematiek via bronmaatregelen is ingediend. De Minister heeft in haar brief aan de kamer van 13 februari 20203 medegedeeld dat zij in Europa inzet op bronbeleid. De Minister geeft aan dat het resultaat een Europese, juridisch bindende, beperking wordt. Naar verwachting zal volgens haar in de eerste helft van 2023 een definitief restrictievoorstel ter besluitvorming aan de lidstaten worden voorgelegd. Deze leden vragen zich af hoe de weg naar deze volledige beperking in de komende jaren ingevuld zal worden.

De leden van de CDA-fractie vinden bronaanpak van PFAS erg belangrijk en lezen dat een groot aantal lidstaten heeft aangedrongen op actie van de EC op het gebied van PFAS. Hoe ver is de EC met beleid rondom PFAS? Wat gaan de Ministers verder doen om bronaanpak op Europees niveau van PFAS op gang te krijgen? Deze leden hebben hun twijfels bij de normen voor PFAS en de detectiewaarden. Hoe kan het dat in omringende Europese landen de norm van PFAS voor het toepassen van droge grond en bagger hoger ligt dan in Nederland? Kunnen de Ministers in de Milieuraad d.d. 5 maart 2020 vragen hoe het kan dat omringende Europese landen wel een hogere norm hebben, zodat de hogere normen wellicht ook in Nederland zouden kunnen gelden?

De leden van de CDA-fractie vragen met betrekking tot PFAS ook of er op Europees niveau één norm komt voor alle 6.000 PFAS-stoffen. Wat zien de Ministers in de het clusteren van de +/– 6.000 PFAS-stoffen, waarbij verschillende normen gelden? De leden van de CDA-fractie zien in dat PFAS in sommige gevallen essentiële stoffen zijn, waarvan (nog) geen vervanger voor bestaat. Deze leden hopen dat de Ministers deze gedachtegang meenemen naar de Milieuraad d.d. 5 maart 2020.

Informatie over Chemische Stoffen

De leden van de CDA-fractie lezen dat de vergunningen voor Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) aan actualisatie toe zijn. Wanneer zijn de Ministers van plan de vergunningen te actualiseren? Wat gaan zij hierover bij de Milieuraad aankaarten en wat gaan zij met ZZS in Europees verband doen?

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de ambitie in de Green Deal om het gebruik en de risico’s van schadelijke chemische stoffen terug te dringen. Deze leden vragen de Ministers wat de consequenties zijn voor bedrijven die hun dossiers niet actueel hebben gehouden. Hoe wordt hierop gehandhaafd? Deze leden vragen de Ministers of er al gevolgen zijn van het aanvullen van de REACH-dossiers tot nu toe. Zijn er meer stoffen of hun toepassingen verboden? Deze leden vragen de Ministers om hen hiervan op de hoogte te houden.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar de ontwikkelingen op het gebied van de circulaire economie. Met name het uitfaseren van producten en productiemethoden die gebruik maken van ZZS’en verdient Europese aandacht. Deze leden zijn van mening dat moet worden gestreefd naar een gifvrije economie en het maken en lozen van ZZS’en kan niet blijven doorgaan. Deze leden vragen om actief beleid voor een gifvrij Europa. Tenslotte vragen deze leden naar strengere regels voor de export van afval, waaronder plastic afval naar landen buiten de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Hoe zorgen de Ministers dat de afvalexportregels niet leiden tot dump in andere landen, maar dat recycling en verantwoorde verwerking is gegarandeerd?

II Reactie van de bewindspersonen

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie lezen over een Europese standaard voor veilig, voedzaam en een hoge kwaliteit voedsel. Wat is deze Europese standaard? Voldoen alle EU-lidstaten aan deze standaard? Zo nee, welke landen nog niet en waarom niet? Kan het kabinet toelichten welke verschillen er in de Nederlandse en Europese standaarden zijn met betrekking tot milieu-, dierenwelzijns- en voedselstandaarden? Kunt u dit toelichten voor dierlijke producten, plantaardige producten en een tweetal andere categorieën?

In de Green Deal wordt gesteld dat Europees voedsel bekend staat om zijn veiligheid, voedzaamheid en hoge kwaliteit. Het gaat hierbij niet om uitsluitend (wettelijke) standaarden; deze eigenschappen liggen namelijk niet allemaal vast in Europese wetgeving. In de wetgeving liggen vooral de normen voor voedselveiligheid (bijv. maximering contaminanten, afwezigheid schadelijke micro-organismen, algemene hygiëne) en bepaalde handelsnormen (uiterlijk, klasse-indeling) vast. Sommige van deze wettelijke eisen zijn inderdaad hoger dan die in andere landen in de wereld, zoals toegelaten gewasbeschermingsmiddelen en additieven, dierenwelzijnseisen en het verbod op hormoongebruik in de dierhouderij.

Daarnaast bestaan er eigenschappen die producten vooral hebben om tegemoet te komen aan bijzondere wensen van de Europese consument. Dit zijn niet-wettelijk geregelde eigenschappen, zoals smaak, presentatievorm en bereidingswijze; dit zijn de eigenschappen waaraan producten als Nederlandse kaas, Belgische chocolade en Italiaanse ham hun internationale faam ontlenen.

De Europese standaard voor voedselveiligheid ligt vast in de Algemene Levensmiddelen Verordening en andere Europese verordeningen op het gebied van onder meer hygiëne, contaminanten, gewasbeschermingsmiddelen en additieven. Alle bedrijven in de Europese Unie zijn aan deze verordeningen gebonden; in alle lidstaten van de Unie gelden dus dezelfde standaarden. Er zijn op het gebied van de voedselveiligheid geen aparte Nederlandse wettelijke standaarden, dus er is ook geen verschil met de rest van Europa.

Voor wat betreft dierenwelzijn zijn EU-brede bepalingen vastgelegd in verschillende EU-richtlijnen voor de veehouderij en EU-verordeningen voor transport respectievelijk slacht van dieren. Hieraan moeten alle EU-lidstaten voldoen en de Europese Commissie voert hier ook audits op uit. Nederland heeft voor dierenwelzijn een beperkt aantal voorschriften die verder gaan dan de EU, bijvoorbeeld met betrekking tot de huisvesting van leghennen en groepshuisvesting van zeugen in een vroeg stadium van de dracht.

Tot slot liggen de Europese standaarden voor duurzaamheid, milieu en biodiversiteit, ook tijdens het teelt en productieproces, vast in de Europese Verordeningen. Alle bedrijven in de Europese Unie zijn aan deze verordeningen gebonden; in alle lidstaten van de Unie gelden dus dezelfde standaarden en is er een level playing field.

De leden van de VVD-fractie vragen naar de controle door de EU op ingevoerde levensmiddelen. De leden lezen dat levensmiddelen die niet voldoen aan de Europese milieunormen niet worden toegelaten in de EU. Op welke manier vindt deze controle plaats, wat zijn precies de relevante EU-milieunormen en vinden deze controles in alle landen even secuur en adequaat plaats? Zo ja, op welke manier wordt dat gecontroleerd? Kunt u verklaren waarom er producten op de Nederlandse en Europese markt beschikbaar zijn die met pesticiden behandeld zijn die in Nederland en Europa al lang zijn verboden?

De Green Deal spreekt alleen de ambitie uit dat ingevoerde voedingsmiddelen die niet aan de relevante milieunormen van de EU voldoen, niet op de EU-markt worden toegelaten. Dit betekent dat de wijze waarop producten in een derde land zijn geproduceerd en aan relevante milieunormen voldoen, ook wordt meegewogen bij de besluitvorming of een product naar de EU mag worden geëxporteerd. Op dit moment geldt die voorwaarde niet; nu wordt slechts gekeken of een product bij binnenkomst in de EU veilig is.

Het kan hierbij om zeer verschillende milieunormen gaan, bijvoorbeeld op het gebied van gewasbeschermingsmiddelen gebruik, watergebruik en -vervuiling, en lucht- en bodemverontreiniging. Het gaat hier om normen die doorgaans alleen op de plaats van productie kunnen worden gecontroleerd. Als zulke eisen worden ingesteld, moeten de autoriteiten van het land van export garanderen dat aan de gestelde eisen wordt voldaan. Met audits in die landen gaat de Europese Commissie na of de bedrijven en de autoriteiten in de derde landen de gemaakte afspraken naleven. Deze aanpak kennen we al bij de controle op eisen aan het dierenwelzijn in derde landen.

Mocht blijken dat derde landen deze afspraken onvoldoende naleven, dan zal het derde land de praktijk moeten aanpassen of wordt de invoer van de betreffende producten uit dat land stopgezet. Deze handelwijze wordt nu al gehanteerd bij tekortkomingen op het gebied van de voedselveiligheid en dierenwelzijn. Dit zou kunnen worden uitgebreid naar in te stellen milieueisen.

De Europese milieunormen voor voedingsmiddelen die worden geïmporteerd door EU-landen gelden op dit moment niet. Dit is de reden dat er bepaalde plantaardige producten uit derde landen op de Europese markt kunnen komen, terwijl die bij de teelt een behandeling met gewasbeschermingsmiddelen hebben ondergaan die in de EU niet is toegelaten. Stoffen die op producten uit derde landen kunnen voorkomen, terwijl die niet gebruikt worden in de EU zelf, zijn:

  • stoffen die vanwege risico’s voor het milieu geen EU-toelating hebben; en

  • stoffen die wel een EU-toelating hebben, op gewassen waarvoor in de EU geen vergunning voor toepassing is aangevraagd.

Met die stoffen behandelde producten moeten wel aantoonbaar voldoen aan de voedselveiligheidseisen; residuen van het middel mogen alleen tot een maximaal niveau (de MRL, maximale residulimiet) aanwezig zijn. Deze MRL wordt speciaal voor die import door de EU vastgesteld op een niveau dat bij goede landbouwpraktijken haalbaar en zonder risico voor de consument is. De toelating van ingevoerde producten die niet aan de Europese milieunormen voldoen, zou in de plannen van de Green Deal beëindigd worden.

De leden van de VVD-fractie krijgen signalen dat bijvoorbeeld de douanecontrole op levensmiddelen in andere EU-landen minder secuur plaatsvindt dan in Nederland. Zie hiervoor ook de vragen van het lid Lodders (2020Z03754). Kan het kabinet hier een toelichting op geven. Deelt het kabinet de mening dat voor het waarborgen van eenzelfde levensmiddelenkwaliteitstandaard het cruciaal is dat in alle EU-landen de controle er hetzelfde uitziet? Zo nee, waarom niet? Zo ja, graag een toelichting op hoe u dit gelijke speelveld in Europees verband gaat verwezenlijken, ook met het oog op onze voedselkwaliteitsstandaarden.

Sinds de totstandkoming van de interne markt is het belang van doeltreffende en geharmoniseerde gezondheidscontroles aan de buitengrenzen van de Europese Unie overduidelijk geworden. Hiervoor zijn dan ook duidelijke Europese regels vastgesteld. De Europese Unie is ’s werelds grootste importeur en exporteur van levensmiddelen en verhandelt een toenemende verscheidenheid aan levensmiddelen met landen in de hele wereld. De lidstaten zijn zelf verantwoordelijk voor het uitvoeren van de controles in de betreffende lidstaten. Met periodieke audits in de lidstaten gaat de Europese Commissie na of de lidstaten de wetgeving adequaat naleven. Uit deze auditrapporten komt geen beeld naar voren dat douanecontroles op levensmiddelen in enkele EU-landen structureel minder secuur plaatsvinden.

De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet streeft naar meer consumenteninformatie op voedsel. De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe het kabinet dit gaat verwezenlijken? Een uitgebreidere informatievoorziening brengt meer kosten met zich mee, wie in de voedselketen gaat dit extra bedrag betalen?

Via correcte consumenteninformatie wordt de consument in staat gesteld om gemakkelijker een gezonde en bewuste keuze te maken. De behoefte van consumenten om meer te weten over (de herkomst van) hun voedsel ondersteunen we. Bij het streven naar meer consumenteninformatie moet uiteraard worden afgewogen of de consumentenvraag opweegt tegen de (administratieve) lasten die het verstrekken van deze extra informatie met zich mee zou brengen. De kosten voor uitgebreidere informatievoorziening moeten worden gedragen door de betreffende schakels in de voedselketen. Of zich dit gaat vertalen in een (hogere) prijs voor voedsel is afhankelijk van de marktwerking in de voedselketen.

Klopt het dat de Green Deal nog in onderhandeling is? Zo ja, op welke manier gaat u borgen dat de Nederlandse kwaliteitseisen op gebied van duurzaamheid, milieu en biodiversiteit, ook tijdens het teelt en productieproces, de standaard in Europa gaat zijn? Op welke manier gaat u zorgen dat Nederlandse boeren met een gelijk speelveld te maken krijgen?

Op 11 december is de commissiemededeling over de Green Deal gepubliceerd, een veelomvattend programma met initiatieven en voorstellen op uiteenlopende beleidsterreinen. De deelonderwerpen worden in latere stadia geconcretiseerd en zullen elk hun eigen traject doorlopen. Het klopt dat de Green Deal in deze trajecten nog in onderhandeling is. Ik zal mij inzetten voor de Nederlandse belangen in gesprekken met de Commissie en andere lidstaten. De Europese standaarden voor duurzaamheid, milieu en biodiversiteit, ook tijdens het teelt- en productieproces liggen vast in Europese Verordeningen. Alle bedrijven in de Europese Unie zijn aan deze verordeningen gebonden; in alle lidstaten van de Unie gelden dus dezelfde standaarden en is er een level playing field.

Wat bedoelt de Europese Commissie met een gezonder en duurzamer dieet? Deelt u de mening dat de dieetadviezen van de Europese Commissie overbodig zijn? Zo nee, waarom niet?

Ik zie geen rol voor de Europese Commissie wat betreft directe dieetadviezen richting de (Nederlandse) consument.

Met de Farm to Fork strategie richt de Europese Commissie zich op de ontwikkeling van een duurzaam voedselsysteem. Zo’n systeem richt zich op het duurzaam produceren van voldoende veilige en gezonde voedingsmiddelen. Hiervoor is het belangrijk dat er een eenduidig beeld is van een gezond en duurzaam dieet. Datzelfde geldt voor geharmoniseerde regelgeving omtrent etikettering. Nederland moedigt daarom de ontwikkeling aan van zoveel mogelijk geharmoniseerde richtlijnen voor gezonde en duurzame voeding binnen Europa.

De leden van de VVD-fractie lezen erkenning van de Minister met betrekking tot de visie kringlooplandbouw. Op welke manier gaat de Minister borgen dat de keuze van het kabinet om naast kringlooplandbouw ook de emissiearme landbouw als volwaardig en gelijkwaardig alternatief aan kringlooplandbouw te verankeren? De leden van de VVD-fractie betreuren dat het kabinet geen duiding geeft aan de emissiearme landbouw. Kan de Minister aangeven waarom? Hoe gaat de Minister er voor zorgen dat boeren die kiezen voor emissiearme landbouw gelijkwaardige kansen en beloning krijgen? Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat dit ook opgenomen wordt in de Green Deal?

Het kabinet is positief over de integrale aanpak en de focus op biodiversiteit, klimaat en gezondheid. De strategie die door de Commissie is aangekondigd in de mededeling over de Green Deal is nog algemeen. Het kabinet kijkt uit naar de concretisering in de voorstellen voor specifieke maatregelen, onder andere op het gebied van reststromen, dierenwelzijn en gewasbescherming. Dat kan bijdragen aan de inzet van het kabinet om landbouwers die de keuze maken voor kringlooplandbouw te ondersteunen (met aangepaste wet- en regelgeving en stimuleringsmaatregelen). Die ondersteuning geldt ook voor de landbouwers die hun bedrijf in de huidige omvang willen voortzetten of willen uitbreiden op een (duurzame) emissiearme wijze. Ik zal mij inzetten voor de Nederlandse belangen in de Green Deal in gesprekken met de Commissie en andere lidstaten.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie vragen de Minister om toe te lichten waarom het verder vergroten van het areaal beschermd gebied op land niet als de meest effectieve oplossing gezien wordt voor het behoud en versterken van de biodiversiteit.

Het kabinet is van mening dat met het Natura 2000-netwerk en de al voorziene uitbreiding van het Natuurnetwerk Nederland de gebieden met de hoogste en meest kwetsbare natuurwaarden beschermd zijn. Daarom ziet het kabinet in het enkel en veel verder vergroten van het areaal beschermd gebied op land, na realisatie van het Natuurnetwerk Nederland, niet het grootste knelpunt voor het behoud en versterken van de biodiversiteit in Nederland. In Nederland is het nu vooral nodig om te blijven werken aan verdere ecologische verbinding van natuurgebieden, verbeterd beheer en aan verbetering van de milieuomstandigheden en ruimtelijke condities. Ook werkt het kabinet samen met provincies aan de Europese bossenstrategie, die een toename van het areaal bos beoogt.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie maken zich zorgen over het overmatig gebruik van landbouwgif en kunstmest die de waterkwaliteit in ernstige mate beïnvloeden. Deze leden weten dat er in de voorlopige plannen van het Nationaal Strategisch Plan voor de uitvoering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid nadrukkelijk staat dat het behalen van de KRW-doelen onder druk staat. Het huidige instrumentarium van het GLB wordt ingezet om de waterdoelen te bereiken. Wat vindt de Minister van deze koppeling? Is de Minister van mening dat deze koppeling ook in het volgende GLB gemaakt moet worden?

Al geruime tijd is het de inzet van Nederland om met het instrumentarium van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) ook bij te dragen aan publieke opgaven. Het verbeteren van de waterkwaliteit is er daar één van. Dat was de inzet bij het huidige GLB en dat zal ook in het nieuwe GLB het geval zijn. Ik verwijs uw Kamer daarvoor naar mijn brief waarmee ik uw Kamer heb geïnformeerd over de contouren van mijn inzet voor het Nationaal Strategisch Plan voor het GLB (Kamerstuk 28 625, nr. 264) en de reeds toegezonden brief waarmee ik uw Kamer heb geïnformeerd over de houtskool-SWOT noodzakelijk voor het opstellen van het Nationaal Strategisch Plan voor het GLB (Kamerstuk 28 625, nr. 276).

Deze leden zijn ook benieuwd wat de Minister denkt wat er in de landbouw moet gebeuren om de KRW-doelen te halen? Kan de Minister toelichten in hoeverre het nieuwe mestbeleid hieraan gekoppeld wordt? Deze leden horen graag van de Minister of zij spreekt met de agrarische sector over de wateropgave die er naast reducering van stikstof voor de deur staat? Zij horen graag van de Minister van hoe wordt voorkomen dat boeren straks verrast worden door de opgave voor de KRW.

Het mestbeleid als uitvoering van de EU-Nitraatrichtlijn heeft tot doel terugdringing van nutriëntenbelasting door de landbouw in grond- en oppervlaktewater. Als zodanig levert het een bijdrage aan het behalen van de doelen van de KRW. Dat zal bij een nieuw mestbeleid niet anders zijn.

Het instrument voor het bereiken van de doelstelling is het vierjaarlijkse Actieprogramma zoals voorgeschreven door de Nitraatrichtlijn. Dit moet maatregelen bevatten met betrekking tot het gebruik en de omgang met mest en inzet van goede landbouwpraktijk die tot verbetering van de waterkwaliteit leiden en die daarmee bijdragen aan het behalen van KRW-doelen. Op korte termijn wordt gestart met de ontwikkeling van het zevende Actieprogramma Nitraatrichtlijn (2022 t/m 2025) dat in afstemming met de 3e Stroomgebiedbeheerplannen KRW (2022 t/m 2027) wordt opgesteld. Beide plannen moeten in december 2021 zijn vastgesteld. Net als bij de ontwikkeling van voorgaande Actieprogramma’s, zal ik voor de samenstelling van de inhoud ervan uitgebreid met alle relevante stakeholders overleggen, waaronder uiteraard met vertegenwoordigers van agrarische sectoren en waterbeherende overheden en de drinkwaterbedrijven.

Als basis voor het zevende Actieprogramma benut ik onder andere de Nationale analyse van het Planbureau voor de Leefomgeving dat binnenkort wordt uitgebracht met het oog op de nieuwe Stroomgebiedsbeheerplannen ten behoeve van de KRW. Daarnaast vormen de meest recente monitoringsresultaten van nitraat in grondwater en nitraat, stikstof en fosfaat in oppervlaktewater een grondslag voor de invulling van het zevende Actieprogramma. Deze gegevens worden opgenomen in de dit jaar uit te brengen, eveneens vierjaarlijks verplichte rapportage over de implementatie van de Nitraatrichtlijn: «Landbouwpraktijk en Waterkwaliteit in Nederland, toestand en trends 1992–2019». Gegevens over het doelbereik van de KRW samenhangend met de nutriëntenbelasting uit de landbouw, zal bij overleg over de inhoud van het zevende Actieprogramma, nadrukkelijk aan de orde worden gesteld.


X Noot
1

2020Z03754.

X Noot
2

Kamerstuk 28 089, nr. 162.

X Noot
3

Kamerstuk 35 334, nr. 46.

Naar boven