21 501-08 Milieuraad

Nr. 790 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 september 2019

Hierbij bied ik u het verslag van de Raad Algemene Zaken Cohesiebeleid d.d. 25 juni 2019 aan.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

Verslag Raad Algemene Zaken (RAZ) Cohesiebeleid d.d. 25 juni 2019

De agenda van deze Raad was volledig gewijd aan het Cohesiebeleid en de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESI-fondsen).

Er stonden twee onderwerpen op de agenda:

  • 1. De stand van de onderhandelingen voor de programmaperiode 2021–2027;

  • 2. Een beleidsdebat over toekomstige uitdagingen in de programmering; de link van het Cohesiebeleid met de landspecifieke aanbevelingen uit het Europees Semester en de macro-economische conditionaliteit als prikkel voor goed economisch beheer.

De stand van de onderhandelingen voor de programmaperiode 2021–2027

Tijdens de Raad lichtte het Roemeens voorzitterschap toe dat onder hun voorzitterschap compromisteksten zijn bereikt op grote delen van de Verordening houdende algemene bepalingen voor de Europese Structuur- en Investeringsfondsen, de Verordening voor het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Cohesiefonds, de Verordening voor het Europees Sociaal Fonds+, en de Verordening voor Interreg.

Er was geen inbreng vanuit de lidstaten bij dit agendapunt.

Een beleidsdebat over de toekomstige uitdagingen in de programmering

Het beleidsdebat focuste op de link tussen het Cohesiebeleid en de landspecifieke aanbevelingen uit het Europees Semester, en de macro-economische conditionaliteit als prikkel voor goed economische beheer. Het debat werd door veel lidstaten aangegrepen om hun bredere nationale posities opnieuw over het voetlicht te brengen.

Nederland heeft onderstreept blij te zijn met de versterkte koppeling van het Cohesiebeleid met de landspecifieke aanbevelingen uit het Europees Semester en aangegeven dat de koppeling verder moet worden versterkt. Dit kan bijvoorbeeld door de ontvangsten uit de fondsen voorwaardelijk te maken aan een goede sturing op de implementatie van de landspecifieke aanbevelingen door middel van een actieplan. Nederland heeft het Fins voorzitterschap gevraagd om een discussie hierover op de politieke agenda van hun voorzitterschap te plaatsen. Dit verzoek werd gesteund door Denemarken en België. Daarnaast heeft Nederland gepleit voor het versterken van de macro economische conditionaliteit als prikkel voor lidstaten om hun economisch beheer op orde te krijgen en houden. Dit werd gesteund door Duitsland en Oostenrijk, maar kent veel weerstand van de netto-ontvangende lidstaten.

Een groot aantal Zuidelijke – en Oostelijke lidstaten gaf tijdens de Raad aan dat de versterkte link met de landspecifieke aanbevelingen moeilijk te implementeren is in combinatie met de verplichte thematische concentratie op innovatie en klimaat, en pleit voor meer flexibiliteit. Zij gaven aan onvoldoende middelen te ontvangen om aan beide investeringsvereisten te voldoen. Tevens vinden deze lidstaten de jaarlijkse landspecifieke aanbevelingen moeilijk te rijmen met de meerjarige investeringen vanuit de Europese Structuur- en Investeringsfondsen.

Gesteund door Italië, Spanje, Luxemburg, Griekenland en Portugal heeft Frankrijk het belang van een sociaal Europa nogmaals benadrukt en gepleit voor een conditionaliteit met betrekking tot de Sociale Pilaar.

Aan het einde van de Raad stelde Finland tijdens hun voorzitterschap een bredere discussie te willen voeren over alle mogelijk gewenste vormen van conditionaliteiten: nieuwe conditionaliteiten op het terrein van het Europees Semester en de Sociale Pijler, de macro-economische conditionaliteit en de, tijdens de Raad niet besproken, rule-of-law conditionaliteit.

Naar boven