21 501-08 Milieuraad

Nr. 785 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 4 juli 2019

Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft één fractie de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de geannoteerde agenda van de informele Milieuraad d.d. 11–12 juli 2019 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 777).

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van 17 juni 2019 over de geannoteerde agenda informele bijeenkomst Ministers van Milieu 11–12 juli 2019 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 777).

De vragen en opmerkingen zijn op 27 juni 2019 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 4 juli 2019 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder

De adjunct-griffier van de commissie, Koerselman

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Inleiding

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de informele Milieuraad van 11 en 12 juli. Deze leden willen de Staatssecretaris enkele vragen voorleggen.

Potentie van circulaire economie om klimaatverandering en biodiversiteitsverlies te voorkomen

De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris nader toe te lichten wat haar pleidooi omtrent het inzichtelijk maken van CO2-emissies bij circulaire overheidsaanbestedingen, ook wel «schaduwbeprijzing» van CO2-emissies genoemd, inhoudt.

De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris een indicatie te geven van het ambitieniveau waartoe zij de Europese Commissie probeert aan te zetten. Op welke doelstellingen en op welk percentage zet de Staatssecretaris in?

Circulaire economie 2.0

De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris of de discussie over circulaire economie op de informele Milieuraad ook zal leiden tot concrete aanbevelingen richting de Europese Commissie. Zo ja, welke?

De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris toe te lichten wat de ambities en prioriteiten van het Fins voorzitterschap op het gebied van circulaire economie zijn. In hoeverre liggen zij in lijn met de Nederlandse prioriteiten?

De leden van de D66-fractie vragen of het zichtbaar maken van de milieueffecten op de prijskaartjes van kleding en textielproducten onderdeel is van de Nederlandse inzet voor het actieplan.

II Reactie van de bewindspersoon

Inleiding

Op 27 juni jl. heeft de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat schriftelijke vragen ingebracht naar aanleiding van de geannoteerde agenda van de informele bijeenkomst voor milieuministers op 11–12 juli a.s. in Helsinki.

Hieronder treft u per onderwerp de antwoorden aan. Daarnaast maak ik graag van de gelegenheid gebruik om een reactie te geven op de ingediende motie van het lid Van Eijs over het stimuleren van preventie en het hergebruik van alle soorten plastic (Kamerstuk 35 200 XII, nr. 16), voorgesteld tijdens het wetgevingsoverleg van 27 juni 2019 met voorgenomen stemming op 2 juli.

Potentie van circulaire economie om klimaatverandering en biodiversiteitsverlies te voorkomen

De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris nader toe te lichten wat het pleidooi omtrent het inzichtelijk maken van CO2-emissies bij circulaire overheidsaanbestedingen, ook wel «schaduwbeprijzing» van CO2-emissies genoemd, inhoudt.

Schaduwbeprijzing van CO2-emissies houdt in dat er met een prijs voor CO2-emissies gerekend wordt in de inkoopbeslissing. Die prijs heeft een relatie met de externe effecten: de maatschappelijke kosten van de CO2-uitstoot van het in te kopen werk of product, die niet of slechts ten dele in de prijs zitten. Bij de inkoop wordt deze schaduwprijs opgeteld bij de prijs van de offertes wanneer deze met elkaar worden vergeleken. Door de maatschappelijke kosten van CO2-uitstoot mee te nemen in de vergelijking van offertes vindt een maatschappelijk evenwichtigere afweging plaats. Dit vergroot de kans dat CO2-arme offertes worden gekozen bij overheidsaanbestedingen. De prijs wordt niet daadwerkelijk betaald, vandaar dat wordt gesproken van een «schaduwprijs«.

De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris een indicatie te geven van het ambitieniveau waartoe zij de Europese Commissie probeert aan te zetten. Welke doelstellingen en op welk percentage zet de Staatssecretaris in?

Een circulaire economie reduceert broeikasgasemissie in binnen- en buitenland. Circulair grondstoffengebruik leidt ook tot minder impact op ecosystemen. Daarmee draagt de circulaire economie bij aan behoud van biodiversiteit en aan klimaatmitigatie. Nederland heeft een ambitieuze strategie voor de circulaire economie1. In deze fase is het van belang Europees ervaringen te delen hoe deze agenda’s zoveel mogelijk in samenhang kunnen worden uitgevoerd. Daarnaast zet Nederland in op het beter in beeld brengen van de internationale keteneffecten, zodat het beter mogelijk wordt om te sturen op de reductie van broeikasgasemissies in de keten en het behoud van biodiversiteit door duurzamer grondstoffengebruik. Pas als er een meer gezamenlijk Europees beeld is hoe de circulaire economieambitie te integreren in het klimaatbeleid wordt het mogelijk hier concrete doelstellingen en streefwaarden aan te koppelen.

Circulaire Economie 2.0

De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris of de discussie over circulaire economie op de informele Milieuraad ook zal leiden tot concrete aanbevelingen richting de Europese Commissie? Zo ja, welke?

De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris toe te lichten wat de ambities of de prioriteiten van het Fins voorzitterschap zijn op het gebied van circulaire economie? In hoeverre liggen zij in lijn met de Nederlandse prioriteiten?

Tijdens de informele Milieuraad zal Nederland zich inzetten voor een nieuw Europees actieplan dat voldoende ambitieus is om de Nederlandse doelen te helpen verwezenlijken. Ik zie hierbij drie gebieden waarop wat mij betreft Europa snel voortgang moet boeken: verbreden van de transitie naar andere beleidsgebieden; ondersteunen van onze maatschappelijke koplopers die CE actief vormgeven; en versterken van de markt van secundaire grondstoffen door stimuleren van vraag en aanbod. Ook het Finse Voorzitterschap zet zich in voor versnelling van de transitie in Europa. Voor de informele Milieuraad richt Finland zich op vier gebieden, waar ik bij aansluit met mijn inzet:

  • Een lange termijnstrategie voor de transitie naar circulaire economie, met CE als breed gedragen beleidsdoel, onder meer in industriebeleid, het verminderen van gebruik van primaire grondstoffen, en de bijdrage van CE aan de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDGs). Ook daarin de relatie van CE-beleid met klimaat en biodiversiteitsbeleid. Kwantitatieve en kwalitatieve doelen kunnen hierbij richting geven. Finland vraagt onder meer aandacht voor mogelijke negatieve effecten van de transitie, en denkt aan compensatiemaatregelen. Ik zet mij ervoor in dat de EU een voortrekkersrol inneemt met het in beeld brengen van de internationale keteneffecten, zodat het beter mogelijk wordt om te sturen op de reductie van broeikasgasemissies in de keten en het behoud van biodiversiteit door duurzamer grondstoffengebruik.

  • Een strategische benadering op prioritaire sectoren: bouw, transport, voedsel, kunststoffen en textiel. Ik kan dit steunen. Vooral wil ik voortgang maken met Europese actie die onze ambities in het Plastic Pact helpen realiseren.

  • Circulaire markten op basis van beleid voor de 6 R’s (refuse, reduce, reuse, repair, remanufacturing en recycling), met onder meer minimumproducteisen in een uitgebreide Ecodesign Richtlijn), toepassing van de Product Environmental Footprint (PEF) methode, stimuleren door overheidsaankopen, en beleid dat meer duurzame consumptiepatronen stimuleert. Ook hecht Finland sterk aan het concept van «safe circles» (met coherente Europese wetgeving voor chemicaliën, producten en recycling en een methodiek om het recyclen van materiaal met zeer zorgwekkende stoffen op milieuverantwoorde wijze te sturen). Ik vind daarnaast verbreding van de toepassing van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid ook heel belangrijk. Bovendien zie ik dringende noodzaak tot uitbreiding van de Europese infrastructuur voor secundaire grondstoffen, waarin de vraag om gerecycleerde materialen aansluit bij een hoogkwalitatief aanbod. Vooral in landen waar recycling grotendeels nog ontbreekt (maar ook in Nederland waar kunststoffen nog worden verbrand) is een gezamenlijk Europese aanpak nodig waarin hoogwaardige en chemische recycling geleidelijk de plaats van verbranding zo veel als mogelijk inneemt.

  • Economisch instrumentarium voor CE – Finland geeft onder meer prioriteit aan verschuiving van belastingdruk en duurzame investeringen. Finland wijst op de beschikbare EU-financieringsmechanismen zoals de Horizon en Life-programma’s, en de Europese Investeringsbank. Ook beleid voor overheidsaankopen is heel effectief. Ik zal aangeven in de discussie over CO2-beprijzing zoveel mogelijk op te willen trekken met andere (omliggende) landen met het oog op zo min mogelijk negatieve effecten op de concurrentiepositie.

  • De rol van steden en regio’s voor opschalen van beste praktijken, onder meer door overheidsaanbestedingen en industriële symbiose.

De leden van de D66-fractie vragen of het zichtbaar maken van de milieueffecten op de prijskaartjes van kleding en textielproducten onderdeel is van de Nederlandse inzet voor het actieplan.

Ik zie de noodzaak voor een aanpak van de textielketen die ten minste even ambitieus is als de plasticstrategie, waarin transparantie, informatie voor bewuste consumentenkeuze, innovatie, en producentenverantwoordelijkheid centraal staan. Specifiek zal ik aandacht vragen voor het ontwikkelen van een labelsysteem voor kleding over milieu-impact tijdens de verkoop. Hiermee geef ik invulling aan het verzoek van de Kamer.

Motie van het lid Van Eijs over het stimuleren van preventie en het hergebruik van plastic in de breedte (Kamerstuk 35 200 XII, nr. 16 ), voorgesteld tijdens het wetgevingsoverleg van 27 juni 2019.

Verzoekt de regering zich in te spannen dat het «EU-actieplan circulaire economie 2.0» afspraken en maatregelen bevat om de preventie en het hergebruik van plastic in de breedte te stimuleren.

In het kader van de circulaire economie is het niet alleen van belang om zoveel mogelijk materialen in de kringloop te houden met hergebruik en recycling, maar ook om te voorkomen dat er onnodige materialen op de markt komen. Preventie is ook opgenomen in de nieuwe EU-richtlijn betreffende de vermindering van de effecten van bepaalde kunststofproducten op het milieu2, maar de invulling daarvan is bij de lidstaten neergelegd. Ik ben op dit moment aan het verkennen welke maatregelen het meest geschikt zijn voor consumptievermindering op de Nederlandse markt. Het is eveneens wenselijk dat de Commissie in een nieuw actieplan voor circulaire economie een doorkijk geeft van wat zij in de komende periode kan doen om preventie van onnodig gebruik van plastic te ondersteunen en verder vorm te geven in haar beleid.


X Noot
1

Uitvoeringsagenda CE 2018–2023 Kamerstuk 32 852 en 33 043, nr. 59.

X Noot
2

Richtlijn (EU)2019/904, art. 4 – consumptievermindering.

Naar boven