21 501-08 Milieuraad

Nr. 774 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 juni 2019

Op 26 juni vindt in Luxemburg de tweede Milieuraad onder Roemeens Voorzitterschap plaats. Hierbij ontvangt u, mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat, de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de geannoteerde agenda van deze Raad.

De agenda van deze Raad is nog niet beschikbaar. Naar verwachting zal het Voorzitterschap tijdens de Raad een algemene oriëntatie willen bereiken over het Commissievoorstel voor een verordening voor waterhergebruik, zal er van gedachten worden gewisseld over de onlangs verschenen Mededeling van de Commissie over de evaluatie van de uitvoering van het milieubeleid en worden er conclusies besproken en aangenomen over het Europees chemicaliënbeleid. Over eventuele aanvullende wijzigingen in de agenda informeer ik u mondeling tijdens het AO Milieuraad op 19 juni.

Verordening Waterhergebruik

De Europese Commissie heeft in mei 2018 haar voorstel voor een verordening inzake minimumkwaliteitseisen voor hergebruik van gezuiverd stedelijk afvalwater voor irrigatiedoeleinden in de landbouw1 gepresenteerd. Met deze verordening beoogt de Commissie om hergebruik van water te stimuleren en zo waterschaarste te beperken. Secundair doel is het voorkomen van potentiële barrières voor het vrije verkeer van agrarische producten, door het bieden van een Europees kwaliteitskader hiervoor. Het Voorzitterschap zal deze verordening agenderen voor een algemene oriëntatie.

Inzet Nederland

De algemene Nederlandse inzet is weergegeven in het BNC-Fiche2. Nederland hecht veel waarde aan de waterkwaliteit en zoetwatervoorziening, maar kent geen structurele waterschaarsteproblematiek. Wel zijn er regionale en tijdelijke waterschaarsteproblemen. De scenario’s van het Deltaprogramma Zoetwater

tonen aan dat dit in de toekomst door onder meer klimaatverandering zal toenemen. Mogelijk zal de toekomstige behoefte dan ook toenemen om gezuiverd afvalwater her te gebruiken.

Het kabinet zet zich in om de verordening zo werkbaar mogelijk te maken. Ook is de Nederlandse inzet erop gericht om geen grote administratieve lasten bij de Lidstaten neer te leggen, bijvoorbeeld door beperkte rapportageverplichtingen en het voorkomen van verplichte aparte vergunningstelsels die afwijken van in Lidstaten bestaande vergunningstelsels.

Krachtenveld

De onderhandelingen in de Raad zijn op dit moment nog volop gaande. De discussie spitst zich in toenemende mate toe op de precieze parameterwaarden voor de minimumvereisten, waar in het bijzonder de groep landen die geen of weinig gebruik maakt of denkt te gaan maken van waterhergebruik, graag nog strengere eisen zou zien. Deze groep wil eveneens een vergaande detaillering in de verordening, waar deze nu – ook op voordracht van Nederland – simpel, werkbaar en met minimale administratieve lasten is vormgegeven. Met name de groep zuidelijke Lidstaten, die reeds vele jaren en zonder ogenschijnlijke problemen waterhergebruik toepast, verzet zich hier tegen en zet zich in voor een werkbaar resultat dat recht doet aan de huidige praktijk in deze landen. In de komende weken moet blijken of een algemene oriëntatie tijdens de komende Milieuraad haalbaar is.

Raadsconclusies chemicaliën

Het Voorzitterschap beoogt Raadsconclusies aan te nemen over het EU chemicaliënbeleid, die zich baseren op een aantal recente EU-initiatieven en publicaties en die vooruitkijken naar nieuwe Commissievoorstellen, waaronder een strategie voor een non-toxische omgeving. Chemische stoffen zijn een essentieel onderdeel van ons dagelijks leven, maar blootstelling aan bepaalde chemicaliën kan onze gezondheid of het milieu (ernstig) schaden. De EU heeft uitgebreide wetgeving op het gebied van het op de markt plaatsen van chemische stoffen, grotendeels op basis van de REACH3 en CLP4 verordeningen die tot doel hebben een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu te waarborgen. Specifieke groepen chemicaliën, zoals biociden, pesticiden, farmaceutische producten of cosmetica, hebben hun eigen wetgeving. De EU heeft daarmee het beste en meest omvattende beleidssysteem ter wereld om de risico’s van chemische stoffen te beheersen. In de uitvoering en aanscherping van de regelgeving zijn er echter nog allerlei verbeterpunten. Ook staat de EU voor een aantal relatief nieuwe uitdagingen waarop actie nodig is.

Inzet Nederland

Nederland is een van de landen die actief heeft gepleit voor het aannemen van Raadsconclusies over chemicaliën in den brede. Deze conclusies moeten worden gezien als een hernieuwde aansporing van de Lidstaten aan het adres van de Commissie, die tot dusver te weinig urgentie toont en te weinig ambitie aan de dag legt ten aanzien van het adresseren van verbeterpunten en nieuwe uitdagingen. Enkele concrete punten die Nederland graag in deze Raadsconclusies terug wil zien zijn:

  • Een oproep om de nog niet uitgevoerde acties die waren aangekondigd in het zevende Milieuactieprogramma, alsnog uit te voeren, in het bijzonder de spoedige publicatie van een brede en vooruitstrevende strategie om zorgstoffen systematisch uit te faseren (Non-Toxic Environment Strategy);

  • Een concrete aanpak van hormoonverstorende stoffen en voor nanovormen van stoffen, met inbegrip van adequate informatievoorziening;

  • Een beleidsaanpak binnen het EU-stoffenbeleid voor het adresseren van de cumulatieve effecten van het totaal aan chemische stoffen waaraan mens en milieu blootstaan;

  • Meer samenhang tussen het EU-stoffenbeleid en het nationale emissiebeleid, bijvoorbeeld door de Lidstaten te ondersteunen bij het identificeren van zorgstoffen op basis van de criteria van REACH, om zo de blootstelling aan deze stoffen effectiever en efficiënter te kunnen beperken, ook als ze verspreid worden door lucht of water;

  • Stimuleren van meer fundamentele innovatie gericht op het ontwikkelen van alternatieve stoffen en niet-chemische vervangers voor zeer zorgwekkende stoffen (ZZS), onder meer door het stimuleren van onderzoek, investeringen en samenwerking met de hele waardeketen;

  • Een actieplan voor het voorkomen van blootstelling aan zeer persistente polyfluorverbindingen (PFAS).

Krachtenveld

De door Nederland gewenste concrete punten kunnen goeddeels rekenen op steun van een groep andere Lidstaten waaronder de zogenoemde REACH-up landen. Echter op enkele punten, zoals hoe om te gaan met zeer zorgwekkende stoffen in afval- en secundaire materialen, zijn Lidstaten enigszins verdeeld. Ook ten aanzien van maatregelen voor hormoonverstorende stoffen delen Lidstaten niet allen hetzelfde ambitieniveau, alhoewel de behoefte voor een concreet EU-actieplan met een heldere timeline wel breed gedeeld wordt.

Evaluatie uitvoering EU-milieubeleid (EIR)

De Raad wisselt van gedachten over de in april door de Commissie gepubliceerde evaluatie van de uitvoering van het EU-milieubeleid. De EIR 2019 bevat voor Nederland aanbevelingen op het gebied van toegang tot informatie voor burgers, biodiversiteit en lucht- en waterkwaliteit. Over deze punten ontvangt uw Kamer een separate brief met de kabinetsappreciatie van de gehele EIR 2019.

Inzet Nederland

Het kabinet steunt het EIR-proces en bedankt de Commissie voor het nieuwe rapport. Nederland zou echter graag zien dat een volgende EIR meer oog heeft voor overlappende beleidsonderwerpen binnen het EU-milieubeleid. Voorts wil Nederland graag een diepere discussie tijdens de Raad over één bepaald onderdeel van de EIR, dat uit nadere analyse van de Commissie een EU-brede uitdaging blijkt te zijn, zoals bijvoorbeeld waterkwaliteit, en hoe de voortgang hierin zich verhoudt tot overige EU-beleidsterreinen.

Krachtenveld

Nederland scoort in vergelijking met andere lidstaten gemiddeld. De EIR is ook door andere lidstaten goed ontvangen en wordt over het algemeen gezien als een nuttige exercitie die ervoor zorgt dat lidstaten niet achterop raken. Lidstaten zijn vooral lovend over de peer-to-peer review dat als een pragmatisch middel wordt ervaren om te zien hoe andere lidstaten met bepaalde uitdagingen omgaan en daar voorbeeld van te nemen. Het voorstel om een diepere discussie over één bepaald onderwerp te voeren, vond tot nu toe steun bij enkele andere lidstaten.

Diversen

– Integrale nationale energie- en klimaatplannen (INEKs)

De Commissie zal naar verwachting een stand van zaken geven van de INEKs. Alle lidstaten hebben, conform de Verordening Governance van de Energie-Unie, een concept INEK voor de periode 2021–2030 ingediend bij de Europese Commissie. In deze INEKs geven de lidstaten aan wat hun bijdrage is aan de Europese 2030 doelen. De Commissie heeft tot eind juni om deze plannen te analyseren en te beoordelen of de doelen gehaald worden. Op basis van deze analyse zal de Commissie met aanbevelingen komen, zowel over het totaal als per lidstaat. De lidstaten zijn nu bezig met het opstellen van de definitieve INEKs. Deze dienen voor 31 december 2019 gereed te zijn.

Inzet Nederland

Nederland acht het van belang om lange termijn zekerheid te bieden in het energie- en klimaatbeleid. Het INEK is een instrument dat hier richting en invulling aan geeft. Nederland vindt dat de INEKs een goed middel zijn om integraal voortgang op de EU-doelen te borgen.

Krachtenveld

Lidstaten zien het INEK als een geschikt instrument om zicht te houden op het behalen van de Europese 2030 doelstellingen. De concept INEKs laten zien dat de ambitie van de lidstaten om bij te dragen verschilt.

– EU-langetermijnstrategie voor klimaat

Het voorzitterschap zal naar verwachting een samenvatting presenteren van de besprekingen van de EU-langetermijnstrategie in de verschillende andere Raadsformaties gedurende het afgelopen halfjaar (o.a. de Energieraad, de Raad voor Concurrentievermogen, de informele Transportraad en de Landbouwraad). De bespreking zal echter mede afhangen van de uitkomst van de Europese Raad op 20 en 21 juni, waar klimaat ook op de agenda staat.

Inzet Nederland

Nederland steunt de door de Commissie voorgestelde ambitie: een klimaatneutrale Unie in 2050. Dit doel past bij de Nederlandse inzet om het huidige 2030-doel voor de EU van ten minste 40% op te hogen naar 55%. Een tijdig ingezette, geleidelijke transitie kan immers helpen om de kosten ervan te beperken.

Krachtenveld

Lidstaten zijn het erover eens dat de EU-langetermijnstrategie zich zou moeten richten op het bereiken van klimaatneutraliteit, maar regeringsleiders moeten nog een besluit nemen over het tijdpad hiervoor. Nederland en veel andere West-Europese lidstaten vinden dat dit doel uiterlijk in 2050 bereikt zou moeten zijn om de Parijs-doelen binnen bereik te houden. Enkele Oost-Europese lidstaten hebben bij eerdere beleidsdebatten over de EU-langetermijnstrategie voor klimaat aangegeven dat zij belangrijke uitdagingen zien en dat er rekening gehouden dient te worden met uiteenlopende nationale omstandigheden.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer


X Noot
1

COM(2018) 337

X Noot
2

Kamerstuk 22 112, nr. 2637

X Noot
3

Verordening (EG) nr. 1907/2006

X Noot
4

Verordening (EG) nr. 1272/2008. CLP staat voor Classification, Labelling and Packaging.

Naar boven