Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 21501-08 nr. 740 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 21501-08 nr. 740 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 september 2018
Op 9 oktober a.s. komt in Luxemburg de Milieuraad bijeen. Hierbij ontvangt u, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de geannoteerde agenda van deze Raad.
Tijdens deze Milieuraad beoogt het Oostenrijkse Voorzitterschap een Algemene Oriëntatie te bereiken over het Commissievoorstel t.a.v. CO2 normen voor personenauto’s en bestelwagens. Daarnaast streeft het voorzitterschap ernaar om Raadsconclusies aan te nemen over de Europese inzet voor de 24e Conferentie van Partijen van het Klimaatverdrag (COP24) UNFCCC en voor de COP 14 van de Convention on Biological Diversity (CBD). Over eventuele wijzigingen in de agenda wordt u mondeling geïnformeerd tijdens het AO Milieuraad op 2 oktober a.s.
CO2 normen personenauto’s en bestelwagens
In november 2017 presenteerde de Commissie het voorstel1 om de bestaande CO2 normen voor auto’s en bestelwagens aan te scherpen voor de jaren 2025 en 2030. Het voorstel behelst een reductiepercentage van minus 15% in 2025 en minus 30% in 2030, met 2021 als referentiejaar. Zoals toegelicht in het BNC-fiche2 acht Nederland deze door de Commissie voorgestelde reductiepercentages ontoereikend om de 2030 reductiedoelen in de niet-ETS sectoren3 te kunnen halen. Nederland vindt bovendien de stimuleringsmaatregelen voor laag- en nul-emissie voertuigen onvoldoende ambitieus.
Het Oostenrijks Voorzitterschap probeert naar verwachting deze Milieuraad te gebruiken om een Algemene Oriëntatie te bereiken zodat daarna de onderhandelingen met het Europees parlement van start kunnen gaan.
Inzet Nederland
Nederland steunt het doel van het voorstel om de CO2 uitstoot binnen de EU te reduceren, maar het gat in de ambitie tussen het Commissievoorstel enerzijds en de Nederlandse ambitie anderzijds is groot.
Tijdens de Milieuraad zal Nederland, samen met andere gelijkgestemde landen, inzetten op het verder aanscherpen van de CO2 reductiepercentages. Daarnaast zet Nederland in op het invoeren van, behalve een bonus voor fabrikanten die laag- en nul-emissievoertuigen op de markt brengen, ook een malus wanneer het minimaal vereiste aandeel niet wordt behaald.
Krachtenveld
Lidstaten zijn verdeeld over dit voorstel. Een aanzienlijk deel van de lidstaten is net als Nederland van mening dat het ambitieniveau van het voorliggende voorstel ontoereikend is. Echter, er is ook een kleinere groep lidstaten die het voorstel te ambitieus vinden en die voor afzwakking pleit. Daarnaast heeft een aantal lidstaten nog steeds geen positie ingenomen. Dat maakt het zoeken en bereiken van een compromis lastig.
Het Europees parlement (EP) is voorstander van meer ambitie. Onlangs heeft de Milieucommissie van het EP het rapport van rapporteur Dalli met meerderheid van stemmen aangenomen. In het rapport pleit het EP voor een reductiepercentage van 20% in 2025 en 45% in 2030. Ook het aandeel van laag- en nul-emissievoertuigen moet volgens het rapport omhoog. Fabrikanten die dat aandeel niet halen krijgen, in tegenstelling tot het EC-voorstel, een malus in de vorm van een strengere norm. Bij overprestatie ontvangt de fabrikant een bonus van een minder strenge norm. Begin oktober moet het EP zich nog plenair uitspreken over het rapport.
Raadsconclusies Convention on Biological Diversity
De Milieuraad zal Raadsconclusies aannemen voor;
1. de 14e Conferentie van Partijen van het Biodiversiteitsverdrag,
2. de derde bijeenkomst van Partijen van het Nagoya Protocol (COP-MOP3) inzake toegang tot genetische rijkdommen en de verdeling van voordelen voortvloeiende uit het gebruik van deze rijkdommen, en
3. de negende bijeenkomst van Partijen (COP-MOP9) bij het Cartagena Protocol inzake bioveiligheid te Sharm El Sheikh (Egypte) in november 2018.
De Raadsconclusies behelzen de Europese inzet voor deze bijeenkomsten en vormen daarmee het Europese onderhandelingsmandaat.
Voorafgaand zal een high level bijeenkomst plaatsvinden, met als thema het integreren («mainstreaming») van biodiversiteit in de sectoren mijnbouw, infrastructuur, industrie en gezondheid. Het motto is «investing in biodiversity for people and planet».
Inzet Nederland
Zwaartepunten liggen voor Nederland op de volgende punten:
1. Biodiversiteitsverdrag
Nieuw Strategisch Plan «post 2020«
Nederland streeft naar een nieuw strategisch plan voor het biodiversiteitsverdrag na 2021, dat de nadruk legt op implementeerbaarheid. Nederland streeft naar een proces waarbij landen voorafgaand aan of tijdens de verdragsvergadering in Beijing in 2020 een landelijk commitment aangaan op verschillende zelf te kiezen doelen. Ook zijn afspraken over beoordeling en monitoring van de voortgang van de commitments van belang.
2. Nagoyaprotocol
Digitale Genetische Informatie (DSI)
Nederland is van mening dat Digitale Genetische Informatie niet onder de werking van het Nagoyaprotocol moet vallen omdat het teveel negatieve consequenties heeft. Het zou bijvoorbeeld betekenen dat DSI in publieke databases minder toegankelijk wordt, hetgeen ten koste zal gaan van innovatie in veel sectoren en bedrijfstakken. Ook bemoeilijkt het activiteiten gericht op wereldwijde voedselzekerheid en volksgezondheid, en aanpassing aan klimaatverandering.
Synthetische biologie
Nederland hecht grote waarde aan innovatie indien dit op een veilige manier kan plaatsvinden. Nederland wil voorkomen dat specifieke toepassingen van synthetische biologie worden geblokkeerd door opleggen van extra verplichtingen indien dit op grond van de milieurisicobeoordeling niet noodzakelijk is. Goede coördinatie met de activiteiten onder het Cartagena Protocol is noodzakelijk.
3. Cartagena Protocol
Inzet is dat er een beslissing wordt genomen over het proces om te komen tot een opvolger voor het huidige strategisch plan4 voor het Cartagena Protocol voor Bioveiligheid voor de periode na 2020 dat verankerd is in en complementair is aan het post-2020 biodiversiteits framework. Ook willen we inzetten op een proces om specifieke groepen van living modified organisms (LMO’s: genetisch gemodificeerde organismen) te identificeren en te prioriteren waarvoor aanvullende richtsnoeren voor risicobeoordeling nodig zijn.
Bestuivers
Nederland is blij met de oproep aan partijen om lid te worden van de door Nederland geïnitieerde Coalition of the Willing on Pollinators, en het voornemen van de Europese Commissie om lid te worden van de Coalitie.
Klimaat
Nederland is van mening dat het op dit moment niet opportuun is om te verwijzen naar het opnemen van Biodiversiteitsmaatregelen in de Nationally Determined Contribution (NDC) onder het Parijsakkoord van het klimaatverdrag.
Betrokkenheid private sector
Nederland heeft de afgelopen twee jaar voortdurend aandacht gevraagd voor het beter betrekken van de private en financiële sector bij het vormgeven en implementeren van biodiversiteitsbeleid.
Indicatie krachtenveld Raad en Europees parlement
Lidstaten delen veel van de bovenstaande punten. De discussie zal zich vooral richten op de volgende drie onderwerpen:
Nieuw strategisch plan «post 2020«
Er bestaat verschil van inzicht tussen de lidstaten over de route naar een nieuw strategisch plan voor de CBD. Alle landen wensen een ambitieus plan en het overeind houden van de Aichi targets5. Nederland legt samen met Frankrijk en de Europese Commissie de nadruk op een proces voor nationale commitments en nadruk op het betrekken van non-state actors. De Commissie wenst ook een monitoring and review process speciaal voor de nationale commitments. Enkele lidstaten zijn geen voorstander van zo’n proces.
Digitale Genetische Informatie
De Europese Commissie en de lidstaten hebben tot nu toe geopteerd voor een strategische aanpak waarbij Europa vooral afwacht waar anderen mee komen, maar met als basisstandpunt dat DSI niet equivalent is aan genetische bronnen. Een van de lidstaten wenst een actievere aanpak. Bij een aantal lidstaten bestaat grote weerstand tegen een verdere uitbreiding van de scope van het Nagoya Protocol met DSI. Sommige lidstaten hebben ook aangegeven dat er eerst een duidelijke definitie van DSI moet komen voor er verder gepraat kan worden over DSI. Een aantal lidstaten heeft geen duidelijke positie. Het is nog onduidelijk in welke richting het Europese standpunt zich zal gaan ontwikkelen.
Synthetische biologie
De meningen over synthetische biologie zijn binnen de EU sterk verdeeld. In de context van het Biodiversiteitsverdrag geldt dit ook.
Raadsconclusies klimaatconferentie COP24
Het Oostenrijkse voorzitterschap streeft naar het aannemen van conclusies door de Milieuraad over de Europese inzet voor de 24e Conferentie van Partijen bij het Klimaatverdrag (COP24). De VN klimaatconferentie wordt gehouden van 2–14 december 2018 in Katowice, Polen.
In de conceptconclusies spreekt de Raad onder andere zijn zorgen uit over de gevolgen van een gemiddelde mondiale opwarming van 1,5 graden Celsius zoals het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change) die, naar verwachting in zijn Speciale Rapport (verschijnt in de eerste week van oktober), zal bevestigen. In de concept Raadsconclusies staat dat extra klimaatactie de risico’s en negatieve gevolgen van klimaatverandering zal beperken, waarbij alle landen hun mitigatie inspanningen moeten versterken.
De Raad erkent in de conceptconclusies de bijdrage die een circulaire economie kan leveren bij het adresseren van klimaatverandering. Ook erkent het de noodzaak van een sociaal rechtvaardige transitie die rekening houdt met de gevolgen voor de beroepsbevolking.
Met betrekking tot de onderhandelingen richting COP24 wordt de gemaakte voortgang bij het uitwerken van het Paris Agreement Work Programma (PAWP) erkend maar ook onderstreept dat voortgang op controversiële zaken beperkt is. Het PAWP moet in Katowice resulteren in een pakket afspraken dat voldoende gedetailleerd, omvattend, robuust en operationeel is. Daarbij wordt gewezen op het belang van toepasbaarheid van de regels op alle landen, rekening houdend met de verschillende capaciteiten bij het reduceren van emissies, het aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering en het verstrekken van steun.
De Raad wijst er op dat om gezamenlijk de doelen van Parijs te halen, de uitkomst van de in Katowice te houden Talanoa Dialoog6 er toe moet leiden dat alle landen zich beraden op het niveau van de klimaatambitie van hun Nationaal Bepaalde Bijdrage (Nationally Determined Contribution, NDC).
Inzet Nederland
Nederland hecht zeer aan de passage over de NDC in de conclusies en streeft ernaar dat de EU nog explicieter onderstreept dat ook het eigen ambitieniveau zal worden heroverwogen, met als doel een ophoging van het broeikasgasreductiedoel op een later moment.
Het voorstel voor de ontwerp lange termijnklimaatstrategie van de Commissie dat in november verschijnt biedt volgens Nederland de juiste basis om het nieuwe Europese doel voor 2030 in lijn met de afspraken van Parijs te kunnen vaststellen. Nederland wil dit doel ophogen naar 55% in 2030. Tijdens COP24 zal Nederland al wel uitdragen dat de EU op basis van de hogere doelen op het terrein van hernieuwbare energie en energiebesparing inmiddels haar huidige doel van 40% voor 2030 voorbijstreeft en op 45% uitkomt.
Indicatie krachtenveld
De lidstaten zijn verdeeld over de vraag of en wanneer de EU de doelstelling voor 2030 moet verhogen. Er zijn lidstaten die van mening zijn dat het na de moeizame onderhandelingen over het Klimaat- en Energie pakket 2021–2030, waaronder de Verordening nationale reductiepercentages broeikasgassen (de Effort Sharing Regulation), te vroeg is om aan te kondigen om de doelstelling waarop die verordening is gebaseerd al te verhogen.
De Europese Commissie beweegt richting meer ambitie. Met het verhogen van de EU doelen voor hernieuwbare energie en energie efficiëntie voor 2030 is indirect ook het broeikasgasreductiepercentage hoger komen te liggen (45% in 2030). De ambitieuze landen, waaronder Nederland, willen dit percentage nu nog niet vastleggen. Deze landen zijn van mening dat het vaststellen van het nieuwe doel voor 2030 in lijn moet zijn met het Parijs akkoord en moet gebeuren op basis van de ontwerp lange termijnstrategie die in november verschijnt.
Diversenpunten
Op dit moment is nog niet bekend welke diversenpunten er aangevraagd zullen worden door de Commissie en de Lidstaten.
Kwartaalrapportage EU-wetsvoorstellen
Zoals toegezegd door de Minister van Buitenlandse Zaken (Kamerstuk 22 112, nr. 2661) ontvangt u bijgevoegd een kwartaalrapportage EU-wetgevingsvoorstellen Milieuraad & Transportraad7. Met deze toezegging zullen de departementen uw Kamer ieder kwartaal informeren over de stand van zaken in de onderhandelingen over de EU-wetgevingsdossiers.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes
De sectoren gebouwde omgeving, landbouw en verkeer vallen niet onder het Europese handelssysteem ETS. Deze sectoren samen moeten in 2030 de CO2 uitstoot met 30% reduceren ten opzichte van het basisjaar 2005.
Het strategisch plan beschrijft de visie, de missie en strategische doelen van het Cartagena Protocol en is ontwikkeld om implementatie van het bioveiligheidsprotocol te bevorderen.
De Aichitargets zijn de 20 Biodiversiteitsdoelen die zijn overeengekomen in het CBD strategisch plan 2011–2020.
Talanoa Dialoog is de eerste fase van het ambitiemechanisme waarbij gekeken wordt naar de collectieve inspanningen bij het behalen van de doelen van het Parijs Akkoord. De volgende fase is het indienen van nieuwe of herziene Nationaal Bepaalde Bijdragen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-08-740.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.