21 501-08 Milieuraad

Nr. 658 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 november 2016

Op dinsdag 15 november en woensdag 16 november 2016 vindt in Brussel de Raad Algemene Zaken plaats. Deze brief gaat in op de agenda van 16 november, die volledig is gewijd aan het cohesiebeleid en de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESI-fondsen). Over de agenda van 15 november wordt uw Kamer separaat geïnformeerd door de Minister van Buitenlandse Zaken.

Het Slowaaks voorzitterschap heeft twee hoofdonderwerpen geagendeerd:

  • (I) de aanpassingen in de algemene verordening voor de ESI-fondsen (Verordening 1303/2013);

  • (II) de raadsconclusies over de resultaten en nieuwe elementen van het cohesiebeleid en de ESI-fondsen.

De bijeenkomst zal worden afgesloten met een werklunch. Tijdens deze lunch zal waarschijnlijk worden gesproken over verdergaande vereenvoudiging in het cohesiebeleid en de ESI-fondsen.

Aanpassingen in de algemene verordening voor ESI-fondsen

Op 14 september jl. heeft de Europese Commissie als onderdeel van de evaluatie van het huidige Meerjarig Financieel Kader een aantal vereenvoudigingsvoorstellen gedaan. Onderdeel hiervan zijn voorstellen voor vereenvoudiging van het Cohesiebeleid en de ESI-fondsen. De vereenvoudiging is voornamelijk gericht op:

  • vermindering van administratieve lasten;

  • verbetering van synergie met andere Europese instrumenten;

  • stroomlijning van de financiële instrumenten;

  • vergroten van de flexibiliteit van de fondsen

Ook voor het kabinet is vereenvoudiging een belangrijk aandachtspunt bij Cohesiebeleid en de ESI-fondsen. De vereenvoudigingsvoorstellen van de Europese Commissie worden momenteel door de lidstaten bestudeerd. Het Slowaaks voorzitterschap zal tijdens de Raad een update geven over de stand van zaken.

Resultaten en nieuwe elementen van het cohesiebeleid en de ESI-fondsen

Als tweede onderwerp op de agenda staan de resultaten en nieuwe elementen van het cohesiebeleid en de ESI-fondsen. Het betreft een uitwisseling van gedachten, er zullen geen besluiten worden genomen.

Het voorzitterschap heeft twee vragen voorgelegd die de lidstaten verzoeken om aan de hand van de opgestelde raadsconclusies in te gaan op (1) de balans tussen de verschillende doelstellingen van het cohesiebeleid en de toereikendheid van het huidige beleidskader; en (2) het beter zichtbaar maken van de resultaten van het cohesiebeleid voor burgers en beleidsmakers.

In de tweede helft van 2017 zal de Europese Commissie in de context van het nieuwe Europees Meerjarig Financieel Kader voorstellen doen voor het cohesiebeleid na 2020. Nederland wil tijdens deze Raad wijzen op de noodzaak om nog meer samenhang tussen de verschillende EU instrumenten te brengen, om daarmee de Europese doelstellingen op het gebied van innovatie, met name in relatie tot maatschappelijk ontwikkelingen, concurrentiekracht en regionale ontwikkeling, te verwezenlijken en zal zich om deze reden vooral op de eerste vraag richten.

(1) Balans in de doelstellingen van het Cohesiebeleid

Ten opzichte van de programmaperiode 2007–2014 is er in de periode 2014–2020 een groot aantal nieuwe elementen toegevoegd aan het wetgevingskader gericht op de verbetering van de doelmatigheid, de resultaatgerichtheid, en de Europese toegevoegde waarde van de ESI-fondsen. Voorbeelden van deze nieuwe elementen zijn: een versterkte thematische concentratie en regionale «slimme specialisatie strategieën»; de invoering van ex-antevoorwaarden voor investeringen; de invoering van een prestatiekader; en het versterken van de link met het Europees Semester. Hoewel het nog te vroeg is om de effecten van deze nieuwe elementen uitgebreid te kunnen analyseren wordt de invoering hiervan door de lidstaten over het algemeen als nuttig en wenselijk ervaren, zij het dat er wel zorgen zijn over de toegenomen administratieve lasten.

Inzet

Nederland vindt verschillende nieuwe elementen van het cohesiebeleid belangrijke verbeteringen in het beleid. Dit geldt met name voor de thematische concentratie en slimme specialisatie strategieën en de versterkte link met het Europees Semester. Nederland is van mening dat deze elementen in sterke mate bijdragen aan de effectiviteit en toegevoegde waarde van het cohesiebeleid en de ESI-fondsen. In het verlengde van deze hervormingen die in de huidige programmaperiode zijn ingevoerd ziet Nederland mogelijkheden voor verdere verbetering van de bijdrage van verschillende structuurfondsen aan de Europese concurrentiekracht. Tijdens het Nederlands EU-voorzitterschap is daartoe synergie tussen de structuurfondsen en het Europees onderzoek- en innovatiebeleid (Horizon2020 en opvolgende Kaderprogramma’s) besproken. Voor onderzoek en innovatie riep de Raad Algemene Zaken van juni 2016 daarbij de Commissie op voor de periode na 2020 te komen tot een gecoördineerde aanpak voor zowel de opvolger van Horizon 2020 als de ESI-fondsen (Kamerstuk 34 139, nr. 18). Nederland zal het belang hiervan nogmaals onderstrepen.

De ESI-fondsen worden in de programmaperiode 2014–2020 ingezet voor elf thematische doelstellingen, uiteenlopend van technologische ontwikkeling en innovatie tot het opheffen van knelpunten in centrale netwerkinfrastructuren; en van investering in onderwijs, arbeidsmarkttoeleiding en sociale inclusie tot het vergroten van de institutionele capaciteit van overheidsinstanties. Naar de toekomst toe zou een verdere thematische concentratie van de ESI-fondsen in lijn met de Europese doelstellingen van groot belang zijn voor slimme, duurzame, en inclusieve economische groei en het versterken van de concurrentiekracht ten opzichte van andere regio’s in de wereld.

(2) Zichtbaarheid van de resultaten van cohesiebeleid

De Europese Commissie heeft onlangs een ex-post evaluatie gepubliceerd van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en het Cohesiefonds over de programmaperiode 2007–2013. Uit de evaluatie blijkt dat het cohesiebeleid een grote bijdrage heeft geleverd aan het scheppen van werkgelegenheid en economische groei in de Europese Unie, en dat er vanuit het cohesiebeleid is geïnvesteerd in bijna 400.000 kleine en middelgrote ondernemingen en start-ups. Uit de evaluatie blijkt tevens dat de economieën van alle EU-lidstaten profiteren van de effecten van het cohesiebeleid.

Nederland heeft in de programmaperiode 2007–2013 € 830 miljoen ontvangen uit het EFRO. Met deze middelen zijn 3.700 projecten uitgevoerd, waarvan 550 onderzoekprojecten. Uit de evaluatie van de Europese Commissie blijkt dat dankzij deze projecten in Nederland 18.000 banen zijn gecreëerd en meer dan 6.000 start up zijn ondersteund. Ook de ex-post evaluatie met betrekking tot het ESF zal op korte termijn worden gepubliceerd.

De Europese Commissie heeft verzocht om in nationale context breed de aandacht te vestigen op het rapport en de resultaten/impact van het cohesiebeleid. Nederland brengt de resultaten van dit beleid onder meer onder aandacht met de site Europaomdehoek.nl waarop projecten en programma’s te vinden zijn, via project kijkdagen en via initiatieven op landsdelig en grensoverschrijdend niveau.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

Naar boven