21 501-08 Milieuraad

Nr. 505 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 februari 2014

Uw Kamer heeft bij het Algemeen Overleg Milieuraad van 19 februari jl. aangegeven meer inzicht te willen hebben in de besluitvormingsprocedure (comitologie) zoals die in de Europese Unie gehanteerd is bij de besluitvorming over de aanvraag voor toelating van maïs 1507. Ik heb u toegezegd die informatie nog voor het te plannen Verslag Algemeen Overleg op 20 februari a.s. te doen toekomen. Voorts vroeg u mij of de besluitvormingsprocedure aangepast zou kunnen worden.

Besluitvorming over de aanvraag voor toelating van maïs 1507

De aanvraag voor toelating van maïs 1507 voor teelt is in 2001 ingediend. EFSA heeft de aanvraag beoordeeld en de Europese Commissie heeft vervolgens een ontwerpbesluit gepubliceerd. Op 25 februari 2009 heeft stemming over dit dossier plaatsgevonden in het ambtelijk comité. De stemming leverde geen gekwalificeerde meerderheid voor of tegen de toelating op. Een voorstel wordt aangenomen of verworpen wanneer het voorstel ten minste 260 van de 352 voor of tegen stemmen krijgt en wordt gesteund door een meerderheid van de lidstaten. In dit geval was de stemming dus onbeslist. De vervolgstap die dan volgt, overeenkomstig de hiervoor geldende besluitvormingsprocedure (Besluit van de Raad van 28 juni 1999, 1999/468/EG), is stemming in de Raad.

De Commissie heeft het ontwerpbesluit vervolgens ruim vier jaar laten liggen zonder dit aan de Raad voor besluitvorming voor te leggen. In deze periode heeft de commissie op basis van onder andere door lidstaten aangedragen informatie een aantal keren de EFSA gevraagd of deze nieuwe informatie aanleiding zou kunnen zijn tot herziening van het oude positieve advies. De EFSA concludeerde hierbij in totaal zes maal dat de toelating van maïs 1507 veilig is bevonden.

Het Gerecht onderdeel van het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft op 26 september 2013 vastgesteld dat de Europese Commissie haar plicht heeft verzuimd door na te laten om het voorstel voor teelttoelating van maïs 1507 ter stemming te brengen in de Raad van Ministers (T-164/10, Arrest van het Gerecht van 26 september 2013).

De Commissie heeft daarna, op 8 november 2013, een ontwerpbesluit voor Europese toelating voor teelt van maïs 1507 gepubliceerd met het verzoek om dit met de lidstaten te bespreken tijdens de Milieuraad van 13 december 2013. Uiteindelijk is dit ontwerpbesluit besproken op de Raad Algemene Zaken van 11 februari jl.

Tijdens de discussie over dit onderwerp in de Raad Algemene Zaken bleek dat, conform de verwachting, er bij stemming geen gekwalificeerde meerderheid voor of tegen toelating behaald zou worden. In totaal 19 landen, waaronder Nederland (conform de aangenomen Motie Ouwehand, Kamerstuk 33 750 XIII, nr. 113), gaven aan tegen het voorstel te zullen stemmen. Formele stemming heeft daarna niet plaatsgevonden. Als gevolg daarvan heeft de Raad geen besluit genomen op het ontwerpbesluit van de Europese Commissie.

In het licht van de uitspraak van het Gerecht van de Europese Unie, waarin de Commissie is veroordeeld vanwege het niet indienen bij de Raad van een voorstel over de toelating van maïs 1507, en ook gelet op de door de Raad vastgestelde besluitvormingsprocedure, geeft de Commissie aan dat zij het besluit voor de toelating van maïs 1507 moet vaststellen.

De Commissie kan in bijzondere gevallen het ontwerpbesluit wijzigen. De uitkomst van een stemming in een Raad waarbij er geen gekwalificeerde meerderheid tegen is, of in dit geval de uitkomst van een peiling in de Raad, is geen bijzondere situatie die een aanpassing van een ontwerpbesluit rechtvaardigt.

In de brief van de 12 lidstaten van 12 februari jl. wordt de Commissie verzocht om het ontwerpbesluit in te trekken omdat de indicatieve stemronde aangaf dat er een meerderheid tegen toelating is (maar geen gekwalificeerde meerderheid). Intrekken was echter geen optie. Immers op een aanvraag tot toelating tot de markt moet positief dan wel negatief beslist worden. Doordat in dit dossier besluitvorming al vele jaren vertraagd is heeft het Gerecht van de Europese Unie geoordeeld dat besluitvorming op korte termijn moest plaatsvinden.

Het lid Klaver gaf bij het Algemeen Overleg Milieuraad van 19 februari aan dat er een meerderheid in de Raad tegen toelating was. Dit feit kan niet leiden tot een afwijzing van de aanvraag als besluitvorming wordt voorgeschreven met gekwalificeerde meerderheid.

Vragen van lid Klaver inzake de besluitvorming procedure

De vragen van lid Klaver inzake de besluitvorming procedure grijpen terug op de basale vraag of de Commissie alsnog ruimte heeft om, op basis van voorzorg of te veranderen besluitvormingsregels, de toelating van maïs 1507 achterwege te laten nu er niet gestemd is in de Raad.

Voorzorg zou door de Commissie als argument gehanteerd kunnen zijn als er, op basis van wetenschappelijke informatie onzekerheid zou zijn over de veiligheid. In dit licht wordt gewezen op de zes EFSA opinies die allen als uitkomst hadden dat de veiligheid gewaarborgd is. Het feit dat een groot aantal lidstaten tegen toelating is kan ook geen reden zijn om uit voorzorg de toelating af te wijzen. Een dergelijk besluit om toelating te weigeren zou juridisch dan ook niet houdbaar zijn.

De Raad heeft in 1999, mede op basis van het advies van het Europese Parlement, de besluitvormingsprocedure (het comitologiebesluit) vastgesteld waarmee aan de Commissie een groot aantal uitvoeringsbevoegdheden is gegeven. De procedure wordt niet alleen gehanteerd bij ggo’s maar bij alle besluitvormingsprocessen die aan de Commissie gedelegeerd zijn. Voor wijziging van de besluitvormingsprocedure is dus overeenstemming nodig tussen Raad, Commissie en Europees Parlement.

Dat betekent dat de wens om de comitologie te veranderen ten behoeve van besluitvorming teelt maïs 1507 niet realistisch is. Overigens geldt hetzelfde voor een wijziging van besluitvormingprocedure dat tot doel heeft besluitvorming bij gekwalificeerde meerderheid te wijzigingen naar besluitvorming op basis van meerderheid.

Overigens is de besluitvormingsprocedure recent gewijzigd (Verordening EU/182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011). Deze laatste procedure wordt bij recente toelatingsdossiers gebruikt. Voor het toelatingsdossier van maïs 1507 uit 2001, waarover in 2009 in het ambtelijk comité van richtlijn 2001/18/EG is gestemd, geldt dat het dossier wordt afgehandeld volgens de oude procedure die gold voordat het Verdrag van Lissabon inwerking trad. Dat betekent in dit geval dat, omdat in dat ambtelijk comité de stemming onbeslist was, het ontwerpbesluit is aangeboden aan de Raad.

Met de wijziging van de besluitvormingsprocedure in 2011 kan ook de vraag beantwoord worden waarom recentere aanvragen voor markttoelating van ggo’s niet meer in het Algemeen Overleg Milieuraad aan de orde komen. De nieuwe comitologie houdt namelijk in dat markttoelatingsdossiers, na het staken van de stemmen in het ambtelijk comité, niet meer in een Raad worden behandeld maar in een comité van beroep.

Tot slot kan ik u melden dat onder de nieuwe besluitvormingsprocedure tot dusverre nog geen aanvragen voor teelt van een genetisch gemodificeerd gewas in behandeling zijn in het ambtelijk comité.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld

Naar boven