21 501-08 Milieuraad

Nr. 492 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 november 2013

Hierbij doe ik u mede namens de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking de geannoteerde agenda toekomen van de Milieuraad die op 13 december 2013 in Brussel plaatsvindt. Deze geannoteerde agenda is gebaseerd op de voorlopige agenda zoals uitgebracht door het Litouws Voorzitterschap. De inhoud geeft de meest recente stand van zaken weer. Mocht de agenda van de Milieuraad nog ingrijpend veranderen, dan zal ik u hierover informeren.

Op de voorlopige agenda van deze Milieuraad staat dat er mogelijk een gedachtewisseling plaats zal vinden over luchtkwaliteit en het klimaat- en energiepakket voor 2030. Op dit moment blijkt echter dat deze Commissievoorstellen niet op tijd voor inhoudelijke behandeling in de Raad zullen verschijnen waardoor deze onderwerpen naar verwachting hooguit als informatief diversenpunt aan de orde komen (zonder bespreking). Mocht dit veranderen dan zal ik uw Kamer daar nader over informeren.

Tevens maak ik van de gelegenheid gebruik nog twee vragen te beantwoorden die tijdens het AO van 9 oktober werden gesteld.

VVD-Kamerlid Dijkstra had vernomen dat houten pallets verbrand worden als biomassa en vroeg of hergebruik van houten pallets gestimuleerd kan worden. Deze kwestie is ook gesignaleerd bij de uitvoering van de Raamovereenkomst Verpakkingen. Ik ben hierover in gesprek met mijn collega minister Kamp van EZ. Wanneer dit gesprek tot een uitkomst leidt zal ik u hierover informeren.

VVD-Kamerlid Dijkstra vroeg mij duidelijkheid te geven over gesignaleerde verschillen tussen de lidstaten, met name tussen Nederland en België, ten aanzien van de hoogte van borgstelling voor EVOA vergunningen. Tevens vroeg hij hoe wordt omgegaan met niet teruggevraagde borg.

Hoewel de procedures voor alle lidstaten gelijk zijn (verordening), zijn er inderdaad verschillen tussen de systemen en de grondslagen die lidstaten hanteren voor de vaststelling van de hoogte van de borgsom. Met de ons omringende landen bestaat ook overleg over de afstemming van de uitvoering en de handhaving. Een meerderheid van de lidstaten wil vasthouden aan de eigen nationale systemen, in plaats van een uniform Europees systeem.

De hoogte van de in Nederland gevraagde zekerheid per transport steekt niet ongunstig af tegen dat van de andere lidstaten. In Nederland stellen de bedrijven zelf die hoogte vast op basis van de hoeveelheid afvalstoffen die men op enig moment in overbrenging heeft. Tevens is het aan de onderneming om ervoor te kiezen per lading een borg te stellen, of te kiezen voor een algemene borgstelling die op alle kennisgevingen betrekking heeft. In België moet bijvoorbeeld zekerheid worden gegeven voor alle afvalstoffen die men gedurende de periode van een kennisgeving voornemens is over te brengen. Het Nederlandse stelsel pakt juist gunstiger uit voor de ondernemer in de zin dat er een bepaalde mate van keuzevrijheid is. Bovendien is Nederland één van de weinige landen die geen leges vorderen voor de EVOA-vergunning.

Voor wat betreft niet teruggevraagde borg; het komt voor dat bedrijven nalaten om hun borg terug te vragen op het moment dat de vervoerde stoffen zijn verwerkt. Vóór dat moment kan dat niet, omdat het verzoek kan komen (een deel van de) stoffen terug te nemen. Het is beleid om na vijf jaar de gestelde zekerheid uit eigen beweging terug te geven, omdat in dat geval wordt verondersteld dat er geen terugzending meer zal plaatsvinden. Ik zie geen aanleiding in het door ons gehanteerde stelsel verandering te brengen.

Tenslotte treft u in de bijlage een voortgangsoverzicht van actuele Europese wetgevinginitiatieven op het terrein van Infrastructuur en Milieu1.

Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld

Geannoteerde Agenda Milieuraad 13 december 2013

Samenvatting

Op 13 december vergadert de Milieuraad in Brussel. Er zal een gedachtewisseling plaatsvinden over het voorstel van de Commissie betreffende invasieve en uitheemse soorten. Onder diversenpunten zal de Commissie de Raad informeren over de voortgang op de dossiers biobrandstoffen en ETS luchtvaart en het Voorzitterschap zal een terugkoppeling geven van de klimaatconferentie in Warschau.

Invasieve en uitheemse soorten

Oriënterend debat

Inhoud

De Commissie beoogt met de voorgestelde verordening het negatieve grensoverschrijdende effect van invasieve uitheemse soorten (IUS) aan te pakken. Zo worden acties voorgesteld ter voorkoming, beperking en vermindering van sociale en economische schade (zoals gevaar voor de volksgezondheid) door IUS op biodiversiteit en ecosysteemdiensten. Ook wordt voorgesteld een lijst op te stellen waarin maximaal 50 prioritaire uitheemse dier- en plantensoorten, uitheemse schimmels en micro-organismen worden opgenomen die een bedreiging vormen voor de biodiversiteit en de daaruit voorvloeiende ecosysteemdiensten wanneer ze door menselijk toedoen in de Europese natuur terechtkomen. Handelingen die kunnen leiden tot het opzettelijk introduceren of verspreiden van deze aangewezen soorten worden verboden.

Stand van Zaken

De Raad zal een gedachtewisseling houden over het Commissievoorstel. Er bestaan nog veel inhoudelijke vragen bij lidstaten. Daarnaast hebben enkele lidstaten een studievoorbehoud aangetekend. De voortgang van het proces verloopt hierdoor nog vrij traag.

Nederlandse positie

Nederland heeft reeds lange tijd aangedrongen op Europese wetgeving voor invasieve uitheemse soorten omdat een Europese aanpak van dit probleem efficiënter is en steunt daarom op hoofdlijnen dit voorstel. Effectieve maatregelen ter preventie van vestiging van IUS en eliminatie van reeds gevestigde IUS zullen bijdragen aan het halen van de biodiversiteitsdoelen gericht op het voorkomen van achteruitgang van soorten. Nederland vindt het van belang dat EU-regelgeving op dit terrein zich primair richt op preventie en eliminatie van de IUS. Nederland hecht minder belang aan kostbare beheers- en herstelmaatregelen. Daarnaast vindt Nederland, in tegenstelling tot veel zuidelijke en oostelijke lidstaten, dat de kosten van de uitvoering van bestrijding van IUS gedekt moeten worden door het land zelf. Nederland zet zich ervoor in dat voor de 50 invasieve uitheemse soorten op de Europese lijst ook maatregelen voorhanden zijn die voor de Europese lidstaten hanteerbaar en financieel haalbaar zijn. Daarnaast acht Nederland het van belang dat ook soorten die niet de biodiversiteit maar wel de volksgezondheid schaden, zoals de tijgermug, op de lijst van prioritaire soorten kunnen worden opgenomen.

De samenstelling van deze lijst kan financiële consequenties hebben, bijvoorbeeld daar waar de Commissie uitgaat van herstel van beschadigde ecosystemen. Nederland wil daarom dat prioritering plaatsvindt op basis van schade om zodoende de grootste boosdoeners zo snel mogelijk te verwijderen. Daarnaast wil Nederland dat de mogelijkheden voor ontheffing van de prioritaire lijst worden verduidelijkt voor soorten die een lidstaat beschouwt als «niet ongewenst» of zelfs «gewenst» (bijvoorbeeld de driehoeksmossel). Tenslotte zal Nederland ervoor pleiten dat handhaving van de verordening minder gedetailleerd wordt voorgeschreven dan nu het geval is in het Commissievoorstel. Nederland vindt de mate van detail niet in verhouding staan tot het door het voorstel beoogde doel.

MRV zeescheepvaart

Gedachtewisseling

Inhoud

Tijdens de Raad zal een gedachtewisseling plaatsvinden over het voorstel van de Commissie voor een mededeling en verordening over broeikasgasemissies van de zeescheepvaart. De Commissie geeft in de mededeling aan dat om de mondiale klimaatdoelstellingen te halen verdergaande maatregelen nodig zijn dan tot dusverre in de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) genomen om de maritieme CO2 uitstoot te reduceren. Gegeven de aard van de sector zijn uiteindelijk mondiale overeen te komen maatregelen noodzakelijk. Om in te spelen op lopende positieve ontwikkelingen in IMO stelt de Commissie een strategie voor die de internationale discussie kan voeden en stimuleren met de volgende fasering: (1) invoering van een monitoringssysteem; (2) de vaststelling van de maritieme reductiedoelstelling; en (3) marktgerichte maatregelen.

Het voorstel voor een verordening voor «monitoring, rapportage en verificatie» (MRV) van maritieme CO2 emissies heeft betrekking op routes van, naar en binnen de EU. Evenals voor andere sectoren is informatievoorziening via MRV een noodzakelijk bestanddeel van een reductieprogramma. Een EU voorstel voor MRV dat aansluit bij in IMO gebruikelijke methodes en technieken kan het onderhandelingsproces in IMO en de weg naar verdergaande maatregelen faciliteren. Alle grote schepen die EU havens aandoen moeten beschikken over een monitoring plan dat, net als het jaarlijkse emissierapport, goedgekeurd moet worden door onafhankelijke verificateurs. De Commissie heeft getracht zo veel mogelijk aan te sluiten bij de bestaande procedures voor informatievoorziening in de maritieme sector. Ook voorziet het voorstel erin dat, zodra in IMO besluiten over MRV worden genomen worden de consequenties voor de verordening bezien.

Stand van Zaken

De bespreking van het voorstel is tot nu toe gericht geweest op verheldering. Vragen van lidstaten richten zich bijvoorbeeld op de kosten en opbrengsten van het voorstel, de hoeveelheid informatie die van bedrijven wordt gevraagd en de toegevoegde waarde daarvan en de mate waarin bepaalde segmenten (kustvaart) meer last hebben van MRV dan andere. Daarnaast zijn er vragen omtrent de toezicht en handhaving, in het bijzonder met betrekking tot reders uit derde landen, en over de verhouding tussen dit systeem en andere systemen voor MRV. Ook zijn bij veel lidstaten vragen over de extraterritoriale werking en over de vraag hoe een EU instrument daadwerkelijk bij kan dragen aan de totstandkoming van een mondiaal kader.

Nederlandse positie

Het kabinet acht, net als de Commissie, aanvullende maatregelen nodig om de maritieme CO2-emissies te reduceren met een sterke voorkeur voor mondiale maatregelen. MRV kan een goede eerste stap zijn. Een concreet en doordacht voorstel van de EU kan een constructieve bijdrage leveren aan de onderhandelingen in IMO, indien de extra territoriale elementen voor derde landen acceptabel zijn en indien de onderhandelingspartners in IMO het voorstel als constructief ervaren.

Klimaat- en energiebeleid 2030

De Commissie heeft aangegeven dat de mededeling waarin een raamwerk voor een Klimaat- en Energiepakket 2030 wordt gepresenteerd begin volgend jaar zal worden uitgebracht. De inhoudelijke behandeling vindt plaats tijdens de Milieuraad en Energieraad die voorafgaan aan de Europese Raad van maart.

Diversenpunten

Biobrandstoffen

Zoals mijn collega Kamp heeft aangegeven in de geannoteerde agenda betreffende de Energieraad van 12 december streeft het Litouwse voorzitterschap tijdens de Energieraad naar een politiek akkoord over de richtlijn tot wijziging van de richtlijn brandstofkwaliteit en de richtlijn hernieuwbare energie die op 17 oktober is uitgebracht. Omdat het voorliggende politiek akkoord niet aan de Nederlandse ambities, zoals de 5% limiet op conventionele biobrandstoffen, stimulering van geavanceerde biobrandstoffen, snelle invoering van ILUC-factoren voldoet en het ook nog negatieve financiële consequenties heeft, zal Nederland tegen dit akkoord stemmen. Met de geannoteerde agenda voor de Energieraad wordt uw Kamer hierover uitgebreid geïnformeerd. Tijdens de Milieuraad zal het Voorzitterschap de resultaten uit de Energieraad terugkoppelen.

Het doel van het voorstel van de Commissie is het terugdringen van de broeikasgasuitstoot van biobrandstoffen die samenhangen met de zogenaamde indirecte veranderingen in landgebruik. Deze broeikasgasuitstoot ontstaat als bestaande landbouwgronden worden ingezet voor de productie van biobrandstoffen en vervolgens nieuwe of andere gebieden in gebruik worden genomen voor landbouwdoelen als voedsel- of veevoederproductie. Met het politieke akkoord stelt de Raad haar standpunt vast voor de onderhandelingen met het Europees Parlement (EP). Het EP heeft haar standpunt in eerste lezing over het Commissievoorstel vastgesteld. Het EP heeft de rapporteur echter geen mandaat gegeven om namens haar te onderhandelen met de Raad. Vanwege de EP-verkieziengen is het nog onbekend wanneer de onderhandelingen tussen de Raad en het EP zullen starten.

Terugkoppeling COP Warschau

Het Voorzitterschap zal een terugkoppeling geven van de klimaatconferentie die van 11 tot 22 november plaatsvond in Warschau.

ETS Luchtvaart

De Commissie zal de Raad informeren over haar nieuwe voorstel voor het Europese emissiehandelssysteem voor de luchtvaart dat is gepubliceerd na de ICAO Assemblee in Montréal van 24 september tot 4 oktober 2013. Nederland zal aandacht vragen voor een constructieve dialoog met derde landen. Het BNC-fiche over het voorstel is op 22 november aan uw Kamer verzonden.

Clean Air for Europe

De Commissie werkt aan een samenhangend pakket van voorstellen om de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen in Europa nog verder terug te brengen. Het pakket bestaat naar verwachting uit een mededeling, een voorstel om de Richtlijn nationale emissieplafonds te herzien en een richtlijn over de emissies van stookinstallaties met een vermogen tussen 1 en 50 MW. Het meest waarschijnlijke scenario is dat de Commissie het pakket eind november uitbrengt en het op de Milieuraad presenteert (als diversenpunt). In dat geval zal er op de Milieuraad geen inhoudelijke discussie plaatsvinden.

Plastic tassen

De Commissie heeft op 4 november een voorstel uitgebracht dat de lidstaten verplicht om het gebruik van lichte plastic draagtassen te verminderen. Lichte plastic tassen worden vaak slechts één keer gebruikt, maar kunnen honderden jaren in het milieu aanwezig blijven, dikwijls als schadelijke microscopische deeltjes die in het bijzonder gevaarlijk zijn voor het leven in zee. Tijdens de Milieuraad zal de Commissie het voorstel toelichten.

Het voorstel wijzigt artikel 4 (preventie) van Richtlijn 94/62/EG (verpakkingenrichtlijn) door de lidstaten te verplichten maatregelen te nemen om het verbruik van lichte plastic draagtassen te verminderen. Er kunnen zowel economische instrumenten worden gebruikt als handelsbeperkingen worden ingevoerd in afwijking van artikel 18 van de richtlijn. Deze laatste bepaling verruimt dus de scala aan instrumenten waarover de lidstaten beschikken om het niet-duurzame verbruik van plastic tassen aan te pakken. Een verbod behoort ook tot de mogelijkheden.

Nederland omarmt de ambitie van de Commissie om het gebruik van de plastic tassen terug te dringen. In Nederland zijn in de Raamovereenkomst Verpakkingen van 2012 reeds afspraken gemaakt met de producenten/importeurs van verpakkingen over het terugdringen van gratis plastic tassen. Er is afgesproken om in de supermarkten per 1 januari 2014 geen gratis plastic tassen meer te verstrekken bij de kassa. Er wordt onderzoek gedaan naar duurzame alternatieven voor de plastic tas.

Daarnaast zal met de andere sectoren, zoals de non-food sector, de horeca, ambulante handel en het MKB in gesprek om ervoor te zorgen dat de gratis tassen worden uitgebannen.

Nederland wil geen verbod opleggen in verband met de administratieve lasten voor bedrijven en de lasten voor de handhavers. Door zelfregulering kan het doel ook bereikt worden.


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven