21 501-08 Milieuraad

Nr. 475 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 augustus 2013

Hierbij bied ik u het verslag aan van de Informele Milieuraad die werd gehouden van 15 t/m 17 juli 2013 te Vilnius. Tijdens deze Informele Raad is gesproken over de financiering van biodiversiteit, de risicobeoordeling van schaliegas en de internationale klimaatonderhandelingen.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld

Verslag van de Informele Milieuraad in Vilnius, Litouwen d.d. 15–17 juli 2013

Onder leiding van het Litouwse Voorzitterschap werden drie hoofdonderwerpen besproken tijdens deze Informele Milieuraad: de financiering van biodiversiteit, de risicobeoordeling van schaliegas en de voorbereiding van de volgende klimaatconferentie in Warschau (COP 19/CMP 9 in november 2013).

Ten aanzien van de financiering van biodiversiteit benadrukten lidstaten het belang van concrete uitwerking van het Meerjarig Financieel Kader (MFK), met name wanneer het gaat om het vergroten van het aandeel van klimaat- en milieugerelateerde uitgaven. Daarnaast was men het eens dat adequate financiering zal moeten bestaan uit een combinatie van publieke en private, Europese en nationale bronnen.

Tijdens de lunchdiscussie over schaliegaswinning heeft Nederland aangegeven het lopende onderzoek (uitgezet door de Minister van EZ) af te wachten alvorens te besluiten of mogelijke proefboringen mogelijk zijn, en onder welke voorwaarden deze plaats zouden kunnen vinden. Nederland staat positief tegenover richtsnoeren die bijdragen aan duidelijkheid over de juridische randvoorwaarden, maar is geen voorstander van nieuwe EU-wetgeving voor schaliegas.

De discussie over de internationale klimaatonderhandelingen richtte zich met name op het akkoord dat in 2015 bereikt moet worden voor de periode na 2020. Nederland heeft hierbij aangegeven dat voor de periode na 2020 afspraken nodig zijn die leiden tot een toekomstbestendig en dynamisch klimaatarrangement. Daarbij staat participatie voorop; daarom moet het nieuwe akkoord ruimte laten voor verschillende nationale benaderingen.

Behalve de delegaties uit de EU-lidstaten en de EU-commissarissen Potočnik (Milieu) en Hedegaard (Klimaat) waren IJsland en Turkije (kandidaat-lidstaten) en Noorwegen en Zwitserland (leden van de Europese economische ruimte/EER) aanwezig. Daarnaast had het Voorzitterschap de vicevoorzitter van de Nationale Ontwikkelings- en Hervormingscommissie van China (NDRC), de heer Xie Zhenhua, uitgenodigd om met de Raad van gedachten te wisselen over het internationale onderhandelingsproces richting COP19 en daarna. Verder waren de vicevoorzitter van de Commissie voor milieu, gezondheid en voedselveiligheid van het Europees Parlement (EP), dhr. Gerbrandy, de directeur van het van het Europees Milieuagentschap, prof. Bruyninckx, alsmede dhr. Wates van het European Environmental Bureau (gezamenlijke Europese NGO's) gevraagd om aan de discussies bij te dragen.

Financiering van biodiversiteit

Op basis van een inleiding door de Litouwse voorzitter en de Commissie over de Europese biodiversiteitsstrategie, de kosten en baten van ecosystemen en de afspraak die tijdens de laatste conferentie van partijen (COP11) in Hyderabad is gemaakt om in 2015 een mondiale verdubbeling van de financiële stromen richting ontwikkelingslanden te realiseren, discussieerden de Lidstaten over de financiering van biodiversiteit.

Het recent bereikte akkoord over het MFK vormde een belangrijk element in de discussie. Het MFK biedt verschillende mogelijkheden om het nationale beleid voor natuur en biodiversiteit te ondersteunen. De meest belangrijke is de benutting van de gelden uit de post «natuurlijke hulpbronnen», waaronder de subsidies voor het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid, alsook het specifieke instrument voor het natuur- en milieubeleid LIFE. Een aantal lidstaten wees op het belang van concrete uitwerking van het MFK, met name wanneer het gaat om het vergroten van het aandeel van klimaat- en milieugerelateerde uitgaven.

Een groot aantal lidstaten benadrukte het belang van biodiversiteit in de context van groene groei. De achteruitgang van ecosystemen en ecosysteemdiensten kunnen het bereik van de EU 2020-doelen in gevaar brengen. Als de EU haar biodiversiteitsdoelen wil behalen, moet biodiversiteit worden geïntegreerd in andere beleidsterreinen.

Daarnaast was men het eens dat het juist in deze tijden van financieel-economische crisis van belang is om financiering van biodiversiteit op een innovatieve manier vorm te geven. Uit de interventies werd duidelijk dat adequate financiering zal moeten bestaan uit een combinatie van publieke en private, Europese en nationale financiering.

Een aantal lidstaten refereerde aan de in Hyderabad voor de mondiale context afgesproken doelstelling van verdubbeling van middelen voor biodiversiteit. Ingebracht werd dat deze afspraak gekoppeld moet worden aan prioritering van biodiversiteit door ontwikkelingslanden en dat het hier gaat om een collectief engagement, niet alleen van de EU als geheel maar van alle Partijen.

Schaliegas

Tijdens de lunch werd gesproken over schaliegaswinning. In sommige lidstaten vinden al concrete initiatieven plaats. Een aantal andere lidstaten staan terughoudend tegenover schaliegaswinning vanwege mogelijke milieurisico’s en vroeg zich af hoe schaliegas past in de energietransitie die noodzakelijk is om het tweegradendoel in het Klimaatverdrag binnen bereik te houden. Nederland heeft aangegeven het lopende onderzoek (uitgezet door de Minister van EZ) af te wachten alvorens te besluiten of mogelijke proefboringen mogelijk zijn, en onder welke voorwaarden deze plaats zouden kunnen vinden; zo zijn er bijvoorbeeld zorgen ten aanzien van het grondwater. Voor wat betreft deze voorwaarden bestaan aanknopingspunten in de huidige EU-wetgeving. Het gaat dan onder andere om de Richtlijn Milieueffectbeoordeling en de Richtlijn Industriële Emissies. Heldere richtsnoeren kunnen bijdragen aan duidelijkheid over de juridische randvoorwaarden en daarmee ook aan voorspelbaarheid voor exploitanten. Nederland is geen voorstander van nieuwe EU-wetgeving voor schaliegas.

Internationale klimaatonderhandelingen

In hun inleiding wezen de Commissie en het Voorzitterschap op het belang van de eerstvolgende mondiale klimaatbijeenkomst in Warschau in november. Naast de nieuwe mondiale klimaatovereenkomst die in 2015 in VN-verband vastgesteld moet worden, is ook het ambitieniveau tot 2020 van belang. Tevens zal klimaatfinanciering een belangrijk onderwerp vormen in de onderhandelingen.

De discussie richtte zich met name op het akkoord dat in 2015 bereikt moet worden voor de periode na 2020. Een aantal lidstaten wees net als Nederland op het belang van een stapsgewijze benadering, waarbij tegelijk wel voldoende ambitie moet worden gewaarborgd. Nederland gaf daarbij aan dat voor de periode na 2020 afspraken nodig zijn die leiden tot een toekomstbestendig en dynamisch klimaatarrangement. Daarbij staat participatie voorop; daarom moet het nieuwe akkoord ruimte laten voor verschillende nationale benaderingen. Nederland bracht daarnaast in dat er bij de volgende klimaatbijeenkomst in Warschau reële vooruitgang zou moeten worden geboekt op drie fronten: het ambitieniveau tot 2020, het komen tot een nieuw klimaatarrangement in 2015 en implementatie van eerdere COP-besluiten.

Ook kwam het tijdspad richting de klimaatbijeenkomst in Parijs in 2015 aan de orde. In dat kader werd gewezen op de bijeenkomst van wereldleiders die Ban Ki-moon, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, in 2014 wil houden. Daarvóór, zo meende een aantal lidstaten, moet de EU duidelijk zijn over haar mitigatie ambities voor 2030. Dit is overigens in lijn met de afspraak die de Europese Raad in mei 2013 heeft gemaakt om het EU Klimaat- en Energieraamwerk 2030 in maart 2014 opnieuw te bespreken aan de hand van een concreet voorstel van de Commissie. Ook kwam naar voren dat in Warschau een proces – een stappenplan – vastgesteld zal moeten worden dat in 2015 moet leiden tot inschrijving van verplichtingen door alle landen in het nieuwe klimaatinstrument. Het gaat hierbij onder andere om afspraken over hoe de door landen voorgestelde verplichtingen getoetst moeten gaan worden voordat deze internationaal worden vastgelegd. Daarnaast kwam het belang van het opbouwen van vertrouwen veelvuldig aan de orde. Transparant zijn draagt hieraan bij. Hetzelfde geldt voor het daadwerkelijk uitvoeren van eerdere besluiten tijdens de COP in Warschau. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het besluit tot een review in 2013–2015 van de toereikendheid van de 2-gradendoelstelling en de voortgang in de inspanningen om die doelstelling binnen bereik te houden. Ook werd meermalen benadrukt dat klimaatfinanciering niet alleen uit publieke maar vooral ook uit private bronnen zal moeten komen. Afgesproken is dat de ontwikkelde landen in 2020 100 miljard USD per jaar zullen mobiliseren, uit publieke en private bronnen, voor klimaatfinanciering aan ontwikkelingslanden.

Daarnaast bezocht Xie Zhenhua, de vicevoorzitter van de Nationale Ontwikkelings- en Hervormingscommissie van China (NDRC), de Informele Milieuraad en ging met de lidstaten in gesprek over de internationale klimaatonderhandelingen. Hij gaf een toelichting op de klimaatacties die China binnenslands neemt. China ziet vergroening als voorwaarde voor verdere economische groei en heeft in het huidige Vijfjarenplan (2011–2015) voor het eerst een nationale bindende doelstelling opgenomen voor de vermindering van haar koolstofintensiteit: 17% reductie in CO2-uitstoot per eenheid BNP in 2015 en 40–45% reductie in CO2-uitstoot per eenheid BNP in 2020, in vergelijking met 2005. Daarnaast bestaan er zeven pilotprojecten voor emissiehandel. In de stad Shenzhen (een van de pilots) is in juni het startschot gegeven voor de daadwerkelijke handel in emissierechten.

Naar boven