21 501-08 Milieuraad

Nr. 449 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 december 2012

Hierbij bied ik u het verslag aan van de Informele Ministeriële Raad ten behoeve van het cohesiebeleid op 6 november jl. te Nicosia, Cyprus. Tijdens deze bijeenkomst werd stil gestaan bij de voortgang van de onderhandelingen over de concept-verordeningen van het cohesiebeleid voor de programmaperiode 2014–2020. In het bijzonder werd ingegaan op de effectiviteit en de governance van het cohesiebeleid. Het Cypriotisch voorzitterschap heeft naar aanleiding van de gedachtewisseling tijdens de bijeenkomst voorzitterschapsconclusies opgesteld. Deze conclusies zijn de visie van EU voorzitter Cyprus op de bijeenkomst en vindt u in de bijlage1. Naast alle lidstaten en de Europese Commissie was namens het Europees Parlement mevrouw Hubner aanwezig, voorzitter van de Regio-commissie. Tot slot was ook aankomend lidstaat Kroatië aanwezig.

Effectiviteit van het cohesiebeleid

Het voorzitterschap riep op om vaart te maken met de onderhandelingen en deze nog onder het Cypriotisch voorzitterschap af te ronden, financiële zaken uitgezonderd. Ten behoeve van de discussie vroeg het Cypriotisch voorzitterschap de aanwezige lidstaten en instellingen in te gaan op de verwachte effectiviteit van enkele nieuwe onderdelen van het cohesiebeleid. Tot slot haalde de voorzitter het belang van partnerschap aan.

Eurocommissaris Hahn van Regionaal Beleid benadrukte het belang om de effectiviteit van het cohesiebeleid te verhogen. Ten eerste biedt het «better spending» voorstel drie goede mogelijkheden om de effectiviteit te verhogen. Zo is het belangrijk om te bepalen wat we willen bereiken met de beschikbare middelen. Dit is ook gekoppeld aan het tweede punt, dat lidstaten het maken van moeilijke keuzes niet uit de weg moeten gaan. We hebben niet de luxe om overal geld in te steken, aldus de heer Hahn. Als derde punt gaf de heer Hahn aan dat het kader met randvoorwaarden op orde moet zijn, de zogenoemde ex ante conditionaliteiten. Dit is volgens hem essentieel om optimale toegevoegde waarde te creeren met de investeringen. Een tweede belangrijk aspect waar men aandacht aan moet geven zijn hervormingen en de aansluiting op het Europese Semester. Zo moeten het Nationaal Hervormingsprogramma en de landenspecifieke aanbevelingen het centrale uitgangspunt zijn van de partnerschapsovereenkomst en de Operationele Programma´s (OP’s). Deze koppeling betekent niet dat deze jaarlijks aangepast dienen te worden. Door betere coördinatie tussen de fondsen is synergie te behalen en te benutten. De heer Hahn sloot zijn betoog af met te stellen dat het cohesiebeleid het Europese investeringsinstrument voor bedrijven moet gaan worden.

Voorzitter van de Regio Commissie van het EP mevrouw Hubner omschreef het cohesiebeleid als de pijler van de Europese investeringen. Het meer politiek maken van het cohesiebeleid kan volgens haar bijdragen aan meer kwaliteit. Tot slot benadrukte mevrouw Hubner het belang van flexibiliteit om in de verschillen overeenkomsten en programma´s rekening te houden met de regionale uitdagingen.

Het overgrote merendeel van de lidstaten, evenals Nederland, gaven aan de nieuw overeengekomen onderdelen zoals de ex ante conditionaliteit, prestatie raamwerk en het Gemeenschappelijk Strategisch Kader te steunen en verwachten dat dit sterk bijdraagt aan de verbeterde effectiviteit van het cohesiebeleid.

Nederland heeft het belang voor resultaten, prestatieindicatoren en de thematische concentratie benadrukt. Als goede aanpak heeft Nederland het vroegtijdig betrekken van de eindbegunstigde ingebracht. Door de toepassing van (meer) vraagsturing zijn de programma’s en de interventies beter afgestemd op de behoeften van bedrijven en kennisinstellingen. Dit heeft een hogere toegevoegde waarde als resultaat en wordt er meer private investeringen uitgelokt. Tot slot beklemtoonde Nederland dat het bouwwerk niet moet leiden tot meer administratieve en uitvoeringslasten en werd hierbij door diverse landen gesteund, waaronder het Verenigd Koninkrijk.

Governance van het cohesiebeleid

Tijdens de werklunch is er gesproken over de governance van het cohesiebeleid. De discussie ging vooral in op het voorstel van voorzitter Cyprus om halfjaarlijks op Raadsniveau te spreken over de voortgang van het cohesiebeleid en de samenhang met de Europa 2020 doelstellingen. Vrijwel alle lidstaten, waaronder ook Nederland, spraken zich positief uit om te beginnen bij een jaarlijks overleg. Eurocommissaris Hahn merkte op dat deze raadsvergaderingen dan niet alleen over de financiële stand van zaken moet gaan, maar vooral over de impact van het beleid. Daarnaast werd door enkele lidstaten aangetekend dat het overleg het juiste karakter moet behouden en niet dient te verwateren of te technisch ingestoken moet worden. Tot slot was een vereiste dat het overleg gebaseerd moet zijn op reeds beschikbare informatie en niet mag leiden tot extra rapportages. Eurocommissaris Hahn onderschreef dit principe.

De staatssecretaris van Economische Zaken, J.C. Verdaas


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven