21 501-08 Milieuraad

Nr. 425 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 mei 2012

Hierbij doe ik u mede namens de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, de heer Ben Knapen, de geannoteerde agenda toekomen van de Milieuraad die op 11 juni a.s. plaatsvindt. Deze geannoteerde agenda is gebaseerd op de voorlopige agenda zoals uitgebracht door het Deense Voorzitterschap. De inhoud geeft de meest recente stand van zaken weer.

Daarnaast treft u in de bijlage een voortgangsoverzicht van actuele Europese milieuwetgevinginitiatieven1.

Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J. J. Atsma

Geannoteerde agenda EU-Milieuraad 11 juni 2012

Landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF)

Inhoud

De landgebruiksector (land use, land use change and forestry – LULUCF-sector) is tot nu toe buiten de verplichtingen van het Europese klimaat- en energiepakket gehouden. De Commissie stelt voor de LULUCF-sector stapsgewijs te integreren in het Europese klimaatbeleid. Het voorstel voor een besluit over boekhoudregels en actieplannen voor de LULUCF-sector betreft de eerste stap.

Stand van zaken

De Milieuraad zal een oriënterend debat voeren over het voorstel van de Commissie voor een besluit over de klimaatboekhouding en actieplannen voor landgebruik en bossen. Het debat moet richting geven aan de verdere bespreking van het voorstel onder het Cypriotisch Voorzitterschap.

Nederlandse positie

Nederland steunt de stapsgewijze benadering voor de integratie van de LULUCF-sector in het Europese klimaatbeleid. Verder onderschrijft Nederland het uitgangspunt dat de voorgestelde boekhoudregels nauw aansluiten op de boekhoudregels zoals die zijn afgesproken onder het Kyoto protocol. De regels onder het Kyoto protocol bieden ruimte om een aantal keuzen te maken. Nederland vindt het belangrijk deze flexibiliteit te behouden. Vanwege de beperkte mogelijkheden voor emissiereducties in de LULUCF-sector in Nederland wil Nederland niet verplicht worden een nationaal LULUCF-actieplan op te stellen.

LIFE programma voor milieu en klimaatactie

Inhoud

Het voorstel voor een verordening inzake een programma voor het milieu en klimaatactie maakt deel uit van het pakket voorstellen voor het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2014–2020. LIFE is een financieel instrument van de Commissie ter ondersteuning van de uitvoering van het communautaire milieu-, natuur- en klimaatbeleid. Het betreft de opvolger van de huidige LIFE+ verordening voor de periode 2007–2013. De Commissie heeft voorgesteld voor het totale instrument een bedrag van € 3,6 miljard te begroten voor de periode 2014–2020. Daarvan is € 2,7 miljard voor natuur- en milieubeleid en € 0,9 miljard voor klimaatbeleid.

Belangrijke veranderingen ten opzichte van de huidige LIFE+ verordening zijn onder meer de toevoeging van een subprogramma voor klimaatactie, betere aansluiting bij EU-beleidsprioriteiten, aanpassingen in de financiële structuur die onder andere moeten leiden tot meer inzet van andere middelen en vermindering van de administratieve lasten. Het subprogramma milieu (voor natuur- en milieuprojecten) kent de volgende prioritaire gebieden: milieu en efficiënt gebruik van hulpbronnen, biodiversiteit en natuur, en sturing en informatie. Het subprogramma voor klimaatactie richt zich op mitigatie, adaptatie, sturing en informatie binnen de EU.

Stand van Zaken

Het voorstel voor de LIFE verordening is gepresenteerd op 12 december 2011. De financiële invulling ijlt na omdat hierover in het kader van het MFK zal worden besloten. Tijdens de Milieuraad zal het Deense Voorzitterschap een voortgangsrapportage presenteren. Op dit moment concentreren de belangrijkste discussiepunten op de manier waarop de doelen van het programma het meest effectief kunnen worden nagestreefd, vereenvoudiging van de financiering, de geografische verdeling van middelen en de bevoegdheidsverdeling tussen Commissie en lidstaten.

Nederlandse positie

Nederland staat positief tegenover de voorstellen van de Commissie voor de nieuwe LIFE verordening. Nederland twijfelt wel over de haalbaarheid van het voorstel dat de Commissie doet voor geïntegreerde projecten. Dit zijn projecten waarin verschillende doelen van het programma samen komen. Nederland is het eens dat deze projecten door het verbinden van verschillende doelen leiden tot een effectieve uitgave van middelen, maar heeft twijfels of dit voorstel van de Commissie het – gezien het krachtenveld in de Raad – gaat halen. Veel lidstaten hebben namelijk moeite met de geïntegreerde projecten vanwege de vermoede complexiteit daarvan. Verder heeft Nederland behoefte aan duidelijkheid over de concrete rolverdeling tussen Commissie en lidstaten en wil Nederland dat wordt voorzien in een evaluatie hiervan. Voor wat betreft de verdeling van middelen onder de lidstaten vindt Nederland dat een evenwichtige geografische verdeling geen doel op zich is. Centraal dient te staan dat het LIFE geld wordt ingezet op kwalitatief hoge projecten waar het gezien de problematiek van natuur, klimaat en milieu het meest effectief is. Nederland heeft samen met een aantal andere lidstaten met overzeese gebiedsdelen gepleit voor toegang tot de LIFE regeling voor dergelijke gebieden.

Richtlijn zwavel in scheepsbrandstoffen

Inhoud

Het primaire doel van het voorstel is om de in de richtlijn opgenomen normen, voor het zwavelgehalte van door de zeescheepvaart gebruikte brandstoffen, in lijn te brengen met de internationale normen zoals die in 2008 in het kader van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) met brede Europese steun tot stand zijn gekomen. Nederland en alle overige EU-zeevaartlanden zijn lid van het verdrag en de amendementen uit 2008 zijn al in de Nederlandse wet- en regelgeving geïmplementeerd. In lijn met de IMO-afspraken beoogt het voorstel meer ruimte in de richtlijn te creëren voor het toepassen van equivalente reductiemethoden, zoals scrubbers («uitlaatgaswasser») of LNG (vloeibaar aardgas). Op een beperkt aantal punten heeft de Commissie aanvullende voorstellen gedaan. Het gaat met name om een Europees verkoopverbod van scheepsbrandstof met meer dan 3,5% zwavel en het van toepassing verklaren van de stringente zwaveleis van 0,1%, die vanaf 2015 gaat gelden in de zwavelbeschermingsgebieden (SOx Emission Control Area’s (SECA’s) in casu Noordzee, Het Kanaal en de Baltische Zee), op passagiersschepen (met vaste route) per 2020.

Stand van zaken

Dit onderwerp is als «voorlopig» geagendeerd voor de Milieuraad omdat er op dit moment onderhandelingen worden gevoerd tussen de Raad en het Europees Parlement om een akkoord in eerste lezing te bereiken. Als er inderdaad een eerste lezing akkoord wordt bereikt voor de Milieuraad van 11 juni, dan is behandeling van dit dossier op de Milieuraad niet langer aan de orde. Het Voorzitterschap kan er dan hoogstens voor kiezen de Milieuraad hierover te informeren. Indien de onderhandelingen nog lopen, kan het Voorzitterschap ervoor kiezen om over de voortgang te rapporteren, eventueel gevolgd door een politiek debat.

Nederlandse positie

Nederland is voorstander van de overname van de internationale zwavelnormen uit MARPOL Annex VI van IMO in de Europese richtlijn, maar heeft er in de Raad ook voor gepleit de stringentere zwaveleis voor de SECA’s niet alleen te laten gelden voor passagiersschepen met een vaste route, maar te laten gelden voor alle schepen in alle Europese (kust)wateren. Het verlagen van het zwavelgehalte leidt tot een reductie van de fijnstofemissie door zeeschepen met positieve effecten op luchtkwaliteit en gezondheid als gevolg. Bovendien draagt een gelijk zwavelgehalte in alle Europese (kust)wateren bij aan het level playing field. Ook het Europees Parlement zit op deze lijn, maar in de Raad lijkt hier onvoldoende steun voor aanwezig.

Nederland is van mening dat het door de Commissie voorgestelde verkoopverbod van scheepsbrandstof met meer dan 3,5% zwavel averechts kan werken voor het bevorderen van kosteneffectieve en equivalente reductiemethoden (scrubbers) en dat een dergelijk Europees verbod op een mondiale brandstofmarkt kan leiden tot ongewenste economische effecten. Nederland is daarom tegen dit voorgestelde verkoopverbod. Voor het schrappen van het verkoopverbod lijkt vooralsnog voldoende steun in de Raad en het Europees Parlement zou dit kunnen accepteren als onderdeel van een compromispakket.

Richtlijn prioritaire stoffen in water

Inhoud

Op 31 januari 2012 heeft de Commissie een voorstel tot wijziging van richtlijn prioritaire stoffen gepubliceerd, een dochterrichtlijn van de Kaderrichtlijn water. Artikel 16 van de Kaderrichtlijn water (KRW) verplicht de Commissie om iedere 4 jaar de lijst van prioritaire stoffen te toetsen en zo nodig een voorstel voor een lijst van prioritaire stoffen in te dienen. Deze stoffen moeten worden geselecteerd uit de verontreinigende stoffen die een significant risico voor of via het aquatische milieu betekenen, inclusief gezondheidsrisico's bij water dat voor de drinkwaterwinning wordt gebruikt.

De afgelopen jaren heeft de Commissie samen met de lidstaten gewerkt aan de selectie van prioritaire stoffen en het afleiden van bijbehorende milieukwaliteitsnormen. Op grond hiervan stelt de Commissie het volgende voor:

  • Een uitbreiding van de huidige lijst van 33 prioritaire stoffen met 15 stoffen/stofgroepen, waarvan drie geneesmiddelen.

  • Een wijziging van de huidige lijst van prioritaire stoffen voor wat betreft de milieukwaliteitsnormen en/of de status (prioritair of prioritair gevaarlijk).

  • Opname van regels over zogenaamde ubiquitaire PBT-stoffen, zoals een verlaagde monitoringfrequentie. Ubiquitaire PBT-stoffen zijn stoffen die door hun gevaren al zijn verboden, maar die door hun persistentie nog lang voor zullen komen in het milieu.

  • Opname van een bepaling over een zogenaamde watch-list, waarin wordt geregeld dat vooruitlopend op een volgend selectieproces een beperkt aantal stoffen (ongeveer 10–20) gemonitord moeten worden op een beperkt aantal locaties per lidstaat. Hierdoor kan een volgend selectieproces beschikken over Europees brede monitoringdata.

Stand van zaken

In de Milieuraad zal het Deense Voorzitterschap de voortgang presenteren die tot nu toe is bereikt. Het grootste discussiepunt tijdens de onderhandelingen is de opname van de drie geneesmiddelen op de lijst van prioritaire stoffen. Er tekent zich een meerderheid af die zich hiertegen verzet. Deze tegenstanders maken zich grote zorgen over de hoge kosten voor end-of-pipe maatregelen voor de lidstaten, juist vanwege het ontbreken van een Europees kader waar bij de toelating van geneesmiddelen milieuaspecten een rol spelen.

Nederlandse positie

Nederland wil een herziening van de richtlijn die aansluit op de Kaderrichtlijn water en die past in de planningssystematiek van de stroomgebiedbeheerplannen. Daarnaast is het belangrijk dat waar mogelijk bronmaatregelen op EU niveau worden genomen; deze zijn doorgaans het meest kosteneffectief en bevorderen een level playing field. Dit geldt vooral voor stoffen die via «diffuse bronnen» in het milieu terechtkomen en waarop Nederland als lidstaat weinig invloed heeft.

Voor wat betreft het toevoegen van een aantal geneesmiddelen erkent Nederland dat de geneesmiddelen een risico voor het watermilieu zijn, maar maakt zich net als de tegenstanders zorgen om de potentieel hoge kosten verbonden aan end-of-pipe maatregelen bij rioolwaterzuiveringsinstallaties binnen de termijnen van de Kaderrichtlijn water. Nederland wil maatregelen ter vermindering van geneesmiddelen in het aquatische milieu niet uitsluiten, maar is er niet van overtuigd dat opname van deze stoffen in de Richtlijn prioritaire stoffen de beste aanpak is.

Zevende Milieuactieprogramma

Inhoud

Tijdens de Raad liggen conclusies voor over het 7e Milieuactieprogramma (MAP). De Raadsconclusies roepen op tot een 7e MAP dat ingaat op drie inhoudelijke thema’s. Als eerste zou het MAP een visie neer moeten zetten voor 2050. Deze visie zou voort moeten bouwen op de ambities die de EU reeds vastlegde in de Europa 2020 strategie en die zijn uitgewerkt in de Routekaarten t.a.v. efficiënt gebruik van hulpbronnen en een koolstofarme economie en in de EU biodiversiteitstrategie. Daarnaast moet het 7e MAP, in relatie tot de visie voor 2050, prioriteiten en doelen voor 2020 bevatten die realistisch, haalbaar en betaalbaar zijn.

Qua beleidsmaatregelen zou de Commissie moeten inzetten op twee hoofdthema’s: verbetering van de implementatie en uitvoering van EU milieubeleid, en vergroening van de economie. Voor dit eerste thema noemen de Raadsconclusies een aantal maatregelen die ook de Commissie eerder uiteenzette in haar mededeling over verbetering van de effectiviteit van EU milieubeleidsinstrumenten. De conclusies roepen de Commissie tevens op om fitness checks (diepgaande analyses van wet- en regelgeving in het kader van Smart Regulation) uit te voeren van bestaande milieuwetgeving om te verzekeren dat de wetgeving werkt zoals het zou moeten en er eventuele gaten gedicht kunnen worden. Verder wijzen de Raadsconclusies op een aantal witte vlekken in het huidige milieubeleid. Waar het gaat om vergroening van de economie wordt het belang van duurzame productie en consumptie benadrukt. Over dit onderwerp heeft de Commissie een aparte consultatie uitgezet. Het gaat hierbij onder andere om verbetering van de energie-efficiëntie van producten (bijvoorbeeld via de eco-designrichtlijn) en stimulering van het hergebruik van grondstoffen. De Raadsconclusies leggen ook een verband met het Eco-Innovation Action Plan.

Stand van zaken

De Commissie zal naar verwachting eind 2012 een voorstel voor een 7e MAP uitbrengen, dat een vervolg is op het 6e MAP dat in 2012 afloopt. Momenteel heeft de Commissie een consultatie uitstaan onder stakeholders om input te vragen over de mogelijke inhoud van een 7e MAP. Met de Raadsconclusies poogt de Raad de Commissie van verdere input te voorzien. De Raadsconclusies bouwen voort op eerdere conclusies die de Milieuraad in december 2010 en oktober 2011 aannam, en op de discussie die tijdens de informele Milieuraad in april dit jaar plaatsvond. De concept Raadsconclusies kunnen op hoofdlijnen rekenen op steun van de lidstaten.

Nederlandse positie

Nederland kan akkoord gaan met de Raadsconclusies. Deze voldoen aan de Nederlandse wens voor aansluiting bij bestaand EU beleid (o.a. de Europa 2020 strategie). Nederland vindt wel dat er goed moet worden gekeken welke maatregelen in het MAP een plek krijgen en welke parallel hieraan via een ander kanaal kunnen worden opgepakt. Zo noemen de Raadsconclusies de noodzaak om het EU beleid voor veilig gebruik van chemicaliën te verbeteren. Nederland vindt dat dit al uit het 6e MAP volgt en dus op korte termijn zou kunnen worden opgepakt. Verder zet Nederland in op een realistisch MAP, dat aansluit bij bestaande doelen en ambities en dat haalbare en betaalbare acties bevat.

Biodiversiteit

Inhoud

Tijdens de Milieuraad liggen Raadsconclusies voor ter voorbereiding van de 11e Conferentie van Partijen bij de Conventie inzake Biologische Diversiteit (COP 11 – CBD), de hieraan gekoppelde 6e vergadering van Partijen bij het Cartagena Protocol (COP/MOP 6) en de eerste vergadering van Partijen bij het Nagoya Protocol (COP/MOP 1).

De COP 11 – CBD vindt van 8 tot en met 19 oktober 2012 plaats in Hyderabad, India. Tijdens COP 11 zullen ondermeer de implementatie van het strategisch plan 2011–2020 van de CBD en de voortgang ten aanzien van de 20 biodiversiteitsdoelen die tijdens COP 10 in Nagoya zijn vastgesteld worden besproken. Tevens zal de mobilisering van bronnen voor financiering op de agenda staan.

In de week voorafgaand (1-5 oktober) komt in Hyderabad de COP/MOP 6 van het Cartagena Protocol bijeen. Het Cartagena Protocol is een internationale overeenkomst met als doel de biodiversiteit en de menselijke gezondheid te beschermen bij grensoverschrijdende verplaatsing van genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s). Tijdens de COP/MOP bespreken Partijen onder andere de voortgang van capaciteitsopbouw activiteiten, management en beheer van risico’s en socio-economische aspecten. De concept Raadsconclusies roepen op om de effectiviteit van het Protocol op deze diverse punten te verbeteren, onder andere via kennisontwikkeling en -uitwisseling.

In het Nagoya Protocol zijn de rechten en plichten rond de uitwisseling van genetische bronnen en het delen van voordelen uit het gebruik van die bronnen afgesproken. De Europese Commissie en de EU-lidstaten (waaronder Nederland) werken aan voorbereidingen voor de implementatie en ratificatie van het Nagoya protocol. Op VN-niveau zijn 50 ratificaties nodig om het Protocol in werking te laten treden. Op dit moment zijn er 2 ratificaties. De verwachting is dat de benodigde 50 nog niet binnen zullen zijn op het moment dat COP 11 – CBD plaatsvindt in oktober 2012. Dit betekent dat de COP/MOP 1 bij dit Protocol pas na oktober zal plaatsvinden. De Raadsconclusies over het Nagoya Protocol zullen naar verwachting algemeen van aard zijn, en nogmaals de intentie van de EU onderstrepen dat zij gecommitteerd is aan, en toewerkt naar, ratificatie van het Nagoya Protocol. De Europese Commissie acht het van belang dit ook in oktober te kunnen communiceren en wil de boodschap kracht bijzetten door te verwijzen naar de voorstellen die de Commissie dan naar Lidstaten en het Europees Parlement zal hebben uitgedaan over wet- en regelgeving op dit gebied.

Stand van zaken

Op het moment van schrijven van deze agenda is alleen een concept van het onderdeel van de Raadsconclusies over het Cartagena Protocol voorhanden. De meeste lidstaten kunnen zich op hoofdlijnen vinden in de tekst, en het is dan ook niet te verwachten dat er tijdens de Milieuraad nog belangrijke punten open zullen staan.

Nederlands positie

In algemene zin zal Nederland inzetten op een krachtige, maar realistische inzet van de EU om de toestand van biodiversiteit te verbeteren. Nederland zal hierbij wijzen op het belang van de vergroening van de economie. Nederland is geen voorstander van additionele publieke middelen en zal bepleiten dat de EU inzet op de ontwikkeling van nieuwe innovatieve financieringsinstrumenten in het kader van de CBD.

Internationale aanpak chemicaliën

Inhoud

Tijdens de Milieuraad liggen Raadsconclusies voor die betrekking hebben op drie internationale werkvelden voor een duurzaam gebruik van chemicaliën en gevaarlijke (afval-)stoffen. Het gaat om:

  • 1. Voorbereiding van de derde bijeenkomst van ICCM (Internationale Conferentie voor de aanpak van chemicaliën).

    ICCM is het hoogste orgaan van SAICM (Strategische benadering voor een internationale aanpak van chemicaliën) is. De bijeenkomst vindt plaats van 17 tot 21 september 2012 in Nairobi, Kenia. De Raadsconclusies hebben tot doel steun uit te spreken de tot op heden geboekte resultaten in de voorbereiding van ICCM3. In de Raadsconclusies wordt in het bijzonder het multi-stakeholder-karakter van de strategie benadering op chemicaliën management verwelkomd, waarin een actieve rol van de private sector en de NGO’s bij de implementatie van de strategie is voorzien. De Raadsconclusies bevestigen tevens de inzet van de EU en de lidstaten voor een ambitieuze uitkomst van ICCM3 en verwelkomen de tussentijdse evaluatie van het Quick Start Programme. Dit tijdelijke financieringsprogramma ondersteunt multilaterale, bilaterale of andersoortige samenwerking om in landen die dit nodig hebben capaciteit op te bouwen om verantwoord om te gaan met chemicaliën. Tijdens ICCM3 zal ook de voortgang bij de opkomende politieke onderwerpen zoals chemicaliën in producten, gevaarlijke stoffen in de levenscyclus van elektrische en elektronische producten, nanotechnologieën en gefabriceerde nano-materialen en hormoonverstorende stoffen worden besproken.

  • 2. De lopende onderhandelingen binnen het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP) om te komen tot een mondiaal verdrag om kwik uit het milieu te weren.

    De Raadsconclusies geven steun aan de onverminderde inspanning van de EU en de lidstaten om de onderhandelingen voor het internationale kwikverdrag succesvol af te ronden. Van 26 juni tot 3 juli 2012 zal in Uruguay de vierde internationale onderhandelingsronde (INC4) plaatsvinden. Voorzien is dat het ontwerpverdrag dan een tweede (inhoudelijke) lezing ondergaat. Het streven is dat het kwikverdrag wordt goedgekeurd op de 27e UNEP-Beheersraad die geagendeerd staat voor februari 2013.

  • 3. Het verbeteren van de strategie tussen de verdragen van Basel (grensoverschrijdend afval), Rotterdam (in- en export gevaarlijke stoffen) en Stockholm (gebruik gevaarlijke stoffen).

    Tussen deze drie verdragen vindt sinds 2011 een versterkte samenwerking en coördinatie plaats die de komende jaren nog verder zal worden uitgewerkt. Dit moet leiden tot een betere beleidsmatige coördinatie en ook kostenbesparing. Eind 2013 zal er een extra vergadering binnen de VN worden gehouden om te besluiten over de resultaten en uitwerking van alle synergievoorstellen. Met betrekking tot de financiële middelen voor de drie genoemde verdragen en het toekomstige kwikverdrag is de inzet van de EU er in eerste instantie op gericht dat het Global Environment Facility (GEF) van de VN hierin voorziet.

Stand van zaken

Met het aanvaarden van de Raadsconclusies heeft de EU de inhoudelijke voorbereiding voor ICCM3 en INC4 afgerond. Voor wat betreft het nieuwe mondiale kwikverdrag heeft de Raad de Europese Commissie gemachtigd de onderhandelingen te voeren voor onderwerpen die onder de competentie van de EU vallen.

Nederlandse positie

Nederland heeft in de voorbereidende bijeenkomsten voor ICCM3 uitgesproken voor voortzetting van SAICM te zijn. Nederland hecht belang aan de voortgang van het Quick Start Programme, maar beseft dat de voortgang afhankelijk is van vulling van het hiervoor opgerichte fonds. De Nederlandse inzet betreffende het mondiale kwikverdrag is erop gericht de al bestaande EU-regelgeving zoveel mogelijk op mondiaal niveau te kopiëren. Ook gezien de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven is het niet gewenst dat EU-regelgeving doorkruist wordt door het mondiale kwikgedrag. Nederland vindt het belangrijk dat ook het nieuwe kwikverdrag deel uit zal maken van het synergieproces tussen de chemicaliënverdragen. Tot slot steunt Nederland de inzet van de EU dat financiering van het chemicaliën- en afvalcluster, inclusief het nieuwe mondiale kwikverdrag, via GEF zou moeten lopen, maar Nederland staat ook open voor andere mogelijkheden van financiering of wellicht een mix van financieringsmogelijkheden.

Diversenpunten

Monitoring- en rapportage mechanisme

Het voorstel voor de verordening omvat monitoring- en rapportagevoorstellen op het gebied van broeikasgasemissies, koolstofarme ontwikkelingsstrategieën, adaptatie, financiële en technologische ondersteuning van ontwikkelingslanden en het gebruik van veilingopbrengsten. Met deze verordening wordt uitvoering gegeven aan verplichtingen die zijn vastgelegd in VN- en EU-verband. Deze verordening wordt de opvolger van het Besluit inzake de bewaking van de uitstoot van broeikasgassen (280/2004/EG).

Stemming in de Milieucommissie van het EP zal op 30 mei plaatsvinden en het rapport wordt in juli plenair in het EP behandeld. Tijdens de Milieuraad zal het Voorzitterschap onder diversenpunten informatie geven over de stand van zaken van dit voorstel.

Nederland onderschrijft het streven naar het verbeteren, simplificeren en stroomlijnen van de huidige monitoring- en rapportageverplichtingen en de daarmee verband houdende vermindering van administratieve lasten. Nederland is terughoudend aangaande de voorstellen die aanvullende rapportageverplichtingen bevatten bovenop wat reeds in EU- en internationaal verband is afgesproken. Dit sluit aan bij de posities van veel andere lidstaten.

Duurzaamheidstop Rio + 20

Rio+20 vindt plaats van 20 tot en met 22 juni in Rio de Janeiro. De conferentie heeft twee hoofdthema’s: groene economie in de context van armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling (GESDP) en het institutionele raamwerk voor duurzame ontwikkeling (IFSD).

Rio+20 dient conform een Besluit van de Algemene Vergadering van de VN een focused political document aan te nemen. Sinds januari 2012 vinden onderhandelingen plaats over het ontwerp voor het slotdocument. Die onderhandelingen zijn nog niet afgerond. Van 29 mei tot en met 2 juni 2012 is er nog een extra onderhandelingsronde. Van 13 tot en met 15 juni 2012 zal onder leiding van Brazilië in Rio de Janeiro nog een laatste Preparatory Committee plaatsvinden en een serie rondetafelgesprekken met het maatschappelijk middenveld en het bedrijfsleven.

Tijdens de Milieuraad zal Voorzitter Denemarken informatie geven over hoe de voorbereidingen tot nu toe zijn verlopen en welke punten nog open staan.

Voor de Nederlandse positie wordt verwezen naar de Rijksinstructie die is vastgesteld in de Rijksministerraad van 11 mei 2012 en diezelfde dag is verzonden aan de Tweede Kamer.

Programma inkomende Cypriotisch Voorzitterschap

Tijdens de Milieuraad zal het inkomend Cypriotisch Voorzitterschap de agenda voor de tweede helft van 2012 presenteren.

Naar verwachting wordt bij een herziening van de agenda onder diversenpunten een terugkoppeling van de Commissie over de stand van zaken met betrekking tot ETS luchtvaart toegevoegd.


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven