21 501-08 Milieuraad

Nr. 422 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 maart 2012

Hierbij doe ik u mede namens de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, de heer Ben Knapen, de geannoteerde agenda toekomen van de Informele Milieuraad die op 18 en 19 april a.s. zal plaatsvinden.

Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J. J. Atsma

Geannoteerde agenda voor de Informele EU Milieuraad op 18 en 19 april 2012 in Horsens (Denemarken)

Vaststellen van concrete doelen en acties voor RIO+20

Inhoud

Tijdens de Informele Milieuraad zal worden gesproken over RIO+20, VN Conferentie over Duurzame Ontwikkeling (UN Conference on Sustainable Development, CSD), die plaatsvindt van 20 t/m 22 juni 2012 in Rio de Janeiro onder voorzitterschap van de Braziliaanse president.

De belangrijkste thema’s van Rio+20 zijn groene economie in de context van duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding en een Institutioneel Raamwerk voor Duurzame Ontwikkeling (IFSD). Begin januari 2012 heeft de VN een zogenaamde zero-draft gepubliceerd (met de werktitel «The Future We Want») ten behoeve van het slotdocument van Rio+20. Hierover is eind januari 2012 een VN onderhandelingsronde gestart.

Voor de EU is Groene Economie het belangrijkste onderwerp op de Rio+20-agenda. Afspraken hierover moeten concrete doelen en acties bevatten op basis van een routekaart met een tijdpad.

Stand van zaken

Tijdens de Raad in maart zijn de Raadsconclusies over de Europese inzet voor RIO+20 aangenomen. Deze schetsen het kader waarbinnen de EU positie zal worden opgesteld. Tijdens de informele Raad wordt nader gesproken over concretere invulling van de EU positie. Eind april wordt de Tweede Kamer nader geïnformeerd over de Nederlandse inzet voor RIO+20.

Nederlandse positie

Nederland is voorstander van een overgang naar een groene economie met daarbij een belangrijke rol voor de particuliere sector.

Om de groene economie te ontwikkelen pleit Nederland ervoor om de volgende vier speerpunten op de Rio + 20 agenda te zetten:

  • Water: Integraal watermanagement is nodig voor het terugdringen van watertekorten, het voorkomen van overstromingen dan wel het mitigeren van de effecten daarvan, het uitbannen van armoede, bevorderen van de publieke gezondheid, verhogen van de voedselproductie en toenemen van de energieproductie en rurale ontwikkeling. Hiervoor moeten bossen en ecosystemen worden beschermd, efficiënt watergebruik in de landbouw en energiesector worden bevorderd en waterverspilling worden voorkomen. Verder moet er een actieplan worden geformuleerd om vervuiling van de oceanen tegen te gaan.

  • Voedselzekerheid: Het streven is agroketens en markten te ontwikkelen en de productiecapaciteit in de kwetsbare regio’s te vergroten. Hierbij moet rekening worden gehouden met het verminderen van de klimaatbelasting, het behoud en beheer van water, biodiversiteit, bossen, land, en overige natuurlijke hulpbronnen en het zoveel mogelijk in de markt brengen/houden van de vele relatief kleine voedselproducenten.

  • Indicatoren: Het BNP is te beperkt als indicator voor economische groei. Aangezien vanuit welvaart en economisch perspectief de negatieve externe kosten op mens en milieu meegenomen moeten worden in de appreciatie van de werkelijke stand van de economie, is het belangrijk dat er een complete en makkelijk toegankelijke set indicatoren wordt ontwikkeld. De Secretaris Generaal van de VN moet worden verzocht een proces te leiden om zulke indicatoren verder te ontwikkelen.

  • Duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen en afval: Onze hoge levensstandaard gaat gepaard met een voortgaand verlies aan biodiversiteit, een toenemende druk op het milieu en een toenemende schaarste aan natuurlijke hulpbronnen. Internationale actie moet gericht zijn op het minimaliseren van restafval en van de blootstelling aan gevaarlijke afvalstoffen en chemicaliën. Bestaande internationale afspraken moeten worden versterkt en de implementatie ervan moet worden verbeterd.

De Nederlandse prioriteiten voor het Institutioneel Raamwerk voor Duurzame Ontwikkeling (IFSD) zijn:

  • Raad voor Duurzame Ontwikkeling: De omvorming van de Commissie voor Duurzame Ontwikkeling tot een Raad voor Duurzame Ontwikkeling maakt het mogelijk dat de Raad ook uitvoerende taken krijgt en de voortgang van lidstaten door middel van «review mechanismen» kan monitoren.

  • VN Milieuorganisatie: Conform de EU Raadsconclusies uit 2005 en 2012 zet Nederland in op de omvorming van het Verenigde Naties Milieuprogramma tot een VN milieuorganisatie. Deze organisatie zal dan een sterkere positie krijgen.

Nederland ziet nut in het formuleren van breed geformuleerde doelen voor duurzame ontwikkeling die voor de hele wereld gelden. Nederland wil in Rio geen uitgebreide set duurzaamheidsdoelstellingen (SDGs) overeenkomen, maar doelen geïntegreerd in het proces van de ontwikkeling van internationale ontwikkelingsdoelen post-2015.

Prioriteiten bepalen voor het 7e Milieu Actie Programma (MAP)

Inhoud

Een 7e Milieu Actie Programma moet focus bevatten. Dit is de les die de Commissie trekt uit de ervaringen met het 6e MAP. De Commissie geeft aan de EU 2020 strategie en de onderliggende kern initiatieven (met name die voor klimaat en natuurlijke hulpbronnen) als belangrijkste leidraad te zien. Nederland steunt deze lijn, maar een aantal landen ziet graag dat het 7e MAP (ook) enkele leemtes in de huidige EU regelgeving aanvult, bijvoorbeeld op gebied van milieu en gezondheid. Nederland ziet liever dat het MAP focus houdt, waarbij het de Commissie vrij staat om buiten het MAP om voorstellen voor nieuw milieubeleid op te nemen in het Commissiewerkprogramma.

Een merendeel van de lidstaten heeft aangegeven behoefte te hebben aan een 7e MAP. Het bepalen van de inhoud van het 7e MAP zit echter nog in een verkennende fase. Het is nog onduidelijk waar elke lidstaat de zwaartepunten wil leggen in het 7e MAP. Wel is duidelijk dat de zorgen voor implementatie en handhaving breed worden gedeeld. Ook de Commissie ziet noodzaak tot verbetering van de implementatie en naleving van EU milieubeleid. In de mededeling «verbeteren implementatie en handhaving milieuwetgeving» die op 7 maart is gepubliceerd kondigt de Commissie een aantal acties op dit gebied aan die in het MAP terug zullen komen. Over deze mededeling wordt de Tweede Kamer apart geïnformeerd met een BNC fiche.

Ook het Europees Parlement heeft zich uitgesproken voor een 7e MAP. Het EP wil dat het 7e MAP een overbruggend raamwerk wordt waarin alle milieugerelateerde doelen van de verschillende beleidsstrategieën in samenhang beoordeeld worden. Het EP stelt voor dat in het 7e MAP wordt gefocust op drie i’s: implementatie en versterking van regelgeving; integratie van milieudoelen in de sectorale beleidsgebieden; internationale omgang met milieubescherming.

Stand van zaken

In december 2010 heeft de Milieuraad raadsconclusies aangenomen die de Commissie oproept een 7e Milieu Actie Programma (MAP) te ontwikkelen. In oktober 2011 is een tweede set Raadsconclusies in de Milieuraad aangenomen, waarin de Raad de conclusies van de medio 2011 afgeronde evaluatie van het 6e MAP onderschrijft en de oproep aan de Commissie om een 7e MAP uit te brengen herhaalt. De Commissie verwacht eind 2012 een voorstel voor een 7e MAP uit te brengen. Het Deense Voorzitterschap agendeert dit onderwerp tijdens de informele Milieuraad zodat de ministers de Commissie richting kunnen geven voor het voorstel. Op dit moment houdt de Commissie een consultatie om input te krijgen van de lidstaten, diens burgers en het bedrijfsleven. Het voorstel zal uiteindelijk via codecisie vast worden gesteld en naar verwachting het kader vormen voor het EU milieubeleid in de periode tot 2020, met een doorkijk naar de langere termijn.

Nederlandse positie

Nederland vindt dat een 7e MAP meerwaarde moet bieden ten opzichte van bestaande beleidsstrategieën. Nederland ziet met name een opgave voor wat betreft de haalbaarheid van milieudoelstellingen -waarbij Europees bronbeleid in de relevante sectoren nadrukkelijk een rol speelt- en verbetering van implementatie, uitvoering en handhaving in alle lidstaten van de EU o.a. door vereenvoudiging van EU regels. Ook heeft Nederland aandacht voor integratie van milieudoelen in sectorale beleidsvelden. Dit kan leiden tot een inhaalslag in die lidstaten die ten opzichte van Nederland achterlopen met de implementatie van EU beleid, maar verduidelijking van het EU beleid kan ook invloed hebben op de Nederlandse implementatie en nationaal beleid.

Verbetering van het emissiehandelsysteem (ETS)

Inhoud

Het systeem van EU emissiehandel is verbeterd met de in 2009 herziene ETS-richtlijn. Dit jaar ronden de lidstaten de implementatie af. Nu komt in de EU een discussie op gang over verdere versterking van het systeem, mede met het oog op de periode na 2020. Het ontbreken van een expliciet pad waarlangs de emissiereductie zich na 2020 zal voltrekken, leidt tot onzekerheid bij marktpartijen.

Stand van zaken

Tijdens de informele raad vindt een lunchdiscussie plaats over hoe het emissiehandelssysteem verbeterd kan worden en adequate prikkels kan geven om de reductie van broeikasgassen te bevorderen. De discussie over verbetering van het ETS in algemene zin is sinds het aannemen van het klimaat- en energiepakket in 2008 voor het eerst weer in de raad aan de orde. Een van de aanleidingen voor de discussie over het functioneren van het ETS is de historisch lage CO2-prijs.

Nederlandse positie

Nederland zet in op een voorwaardelijke Europese doelstelling van 40% reductie broeikasgassen in 2030, waarbij de uiteindelijke hoogte afhankelijk is van adequate mondiale actie en adequate waarborging van de concurrentiepositie van het Europese bedrijfsleven. Hierbij is het ETS de hoeksteen van het Europese klimaat- en energiebeleid. Wanneer de EU besluit over te gaan naar een -40% doelstelling in 2030, moet bekeken worden hoe het ETS hierop wordt aangepast. Verder zet Nederland in op een verkenning van het uitbreiden van het systeem naar andere sectoren (bijvoorbeeld via een opt-in), het toewerken naar koppeling aan andere ETS-systemen en het verder harmoniseren van de uitvoering van het ETS. Nederland nodigt de Europese Commissie uit om uiterlijk in 2013 – mede in de context van de internationale klimaatonderhandelingen – met voorstellen te komen voor mogelijke aanpassingen in het ETS, die passen bij het beoogde lange termijn pad op weg naar een koolstofarme economie. Daarbij kan de Commissie de diverse opties voor versterking van het ETS in kaart brengen, waaronder een verkenning van de mogelijkheden om emissierechten opzij te zetten (conform de motie Leegte/van der Werf). Nederland zal andere lidstaten attenderen op de negatieve effecten op het ETS als gevolg van de verplichte energie-efficiëntieverbetering van 1,5% per jaar bij eindgebruikers van energie, zoals voorgesteld door de Europese Commissie in de richtlijn energie-efficiëntie.

Naar boven